Cultuur & boeken
Het zondagsschoolboekje, een verguisd genre

Vele duizenden kerst- en eindejaarsboekjes zijn de afgelopen weken weer uitgedeeld. Op basisscholen, zondagsscholen, of gewoon door opa’s en oma’s. De boekjes staan in een lange traditie, laat prof. dr. Cees Houtman zien.

Prof. dr. Cees Houtman onderzocht een „typisch protestants fenomeen”: het zondagsschoolboekje. beeld Martin Droog
Prof. dr. Cees Houtman onderzocht een „typisch protestants fenomeen”: het zondagsschoolboekje. beeld Martin Droog

Houtman mag dan al sinds 2006 met emeritaat zijn als hoogleraar Oude Testament in Kampen, stilzitten doet hij nog allerminst. In de afgelopen jaren publiceerde hij regelmatig over allerlei thema’s uit de boek- en kerkgeschiedenis.

Voor zijn nieuwste studie haalde de inmiddels 76-jarige auteur „een verguisd en vrijwel vergeten genre van de jeugdlectuur, het zondagsschoolboekje, onder het stof vandaan”, zoals hij in de inleiding schrijft. Het gaat hier om een typisch protestants fenomeen, constateert hij. „Het rooms-katholieke equivalent is het bidprentje, gebruikt als rouwprentje en als herdenkingsprentje bij bijzondere religieuze gelegenheden, maar ook als beloning uitgereikt op de scholen. Het zondagsschoolboekje is geworteld in de negentiende eeuw, toen God, christelijk geloof en kerk behoorden tot de vaste bestanddelen van de levens- en wereldbeschouwing van vrijwel iedere Nederlander.”

Met de ontkerstening van de samenleving en de leegloop van de kerken vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw verloor de zondagsschool aan betekenis, aldus Houtman, al verdween ze niet. „Bij bijvoorbeeld de vanuit de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland en de Hersteld Hervormde Kerk in stand gehouden, van 1928 daterende Nederlandse Hervormde Zondagsscholenbond op Gereformeerde Grondslag zijn meer dan 150 zondagsscholen aangesloten.”

In de negentiende eeuw speelden de Nederlandsche Zondag(s)school-Vereeniging (1865) en de Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging ”Jachin” (1871) een belangrijke rol. Houtman: „Herkerstening van de van de kerk vervreemde Nederlanders stond hoog in het vaandel van de verenigingen, wat niet wegnam dat de bezoekers van de zondagsschool vaak ook afkomstig waren uit kerkelijk meelevende gezinnen.” Vrijzinnig-protestanten kregen in 1910 een Nederlandsche Vereeniging van Vrijzinnige Zondagsscholen.

Callenbach

Bekende uitgevers van zondagsschoolboekjes waren Berends in Harderwijk, later Den Haag, en G.F. Callenbach in Nijkerk. Honderden titels zagen het licht, vele tienduizenden, zo niet miljoenen, exemplaren rolden van de drukpersen.

Des te verbazingwekkender is het dat het genre nog nooit adequaat is beschreven én geanalyseerd, aldus Houtman. De zondagsschoolboekjes hebben dan ook een „slechte pers”, stelt de emeritus hoogleraar aan de vanouds gereformeerde Kamper universiteit vast. „Zowel de inhoud als de literaire kwaliteit moet het ontgelden. Men stoort zich aan het onnatuurlijke karakter van de verhalen, de prekerige toon, „de vaak uitgemeten troosteloze ellende van drankmisbruik”, de grote nadruk op zonde en de noodzaak van bekering, de bijzondere aandacht voor de dood, de voorkeur voor uitgewerkte beschrijvingen van sterfbedscènes.”

Uitvoerig gaat Houtman in op de boekjes die zoal verschenen, met Kerst en oud en nieuw, met Pasen en met Hemelvaart en Pinksteren (maar verreweg de meeste toch rond Kerst). De manier waarop hij dat doet, wekt soms de lachlust op: vertellingen waren niet zelden nogal zoetig. Op andere momenten hebben zijn beschrijvingen eerder iets vervreemdends. Zo toont hij her en der wel erg weinig begrip voor de beweegredenen van bepaalde (bevindelijk gereformeerde) auteurs: „Met gevoel voor dramatiek beklemtoont in het bijzonder de ultraorthodoxie hoe nodig het is het kerstevangelie op de juiste wijze te verstaan: „En toch duizenden hoorden dat lieflijk kerstevangelie, en gingen voor eeuwig verloren, omdat zij met hunne zonden niet vluchtten tot dien lieven Zaligmaker, die arme verlorenen, gelijk wij allen zijn, om niet wil zalig maken”.”

Waarde

Toch, wie al lezend het idee krijgt dat de auteur niets (meer) heeft met het genre dat hij onderzocht, heeft het mis. Aan het eind van zijn boek omschrijft Houtman zichzelf als iemand wie het „niet lukt van God los te komen.” En wat iemand dan ook allemaal op de zondagsschoolboekjes kan aanmerken, „[d]at behoeft hem evenwel niet te verhinderen om te erkennen dat de zondagsschoolboekjes, hoe gekunsteld en hoe storend vroom en maatschappelijk conservatief zij ook kunnen zijn, van waarde waren dankzij hun positieve teneur. De verhalen lieten kinderen zien hoe het christelijk geloof gebouwd is op fundamenten als vertrouwen op God, op de overtuiging dat er een weg is uit hopeloosheid, verandering mogelijk is, uitzichtloosheid plaats kan maken voor hoop en vergezichten op de vernieuwing van mens en wereld. Bovendien illustreerden zij hoe het christelijk geloof zich manifesteert in goeddoen en omzien naar de ander.”

Twee opmerkingen nog. Één: misschien kunnen ook auteurs van hedendaagse (kerst)boekjes hun voordeel doen met Houtmans studie – al was het maar met de notie dat Kerst echt iets anders is dan zoetigheid en romantiek. Twee: ergens knaagt de vraag welke ‘vrucht’ al die miljoenen boekjes die in de loop van de jaren overal in ons land zijn uitgedeeld nu hebben gedragen. Mogelijk iets voor een vervolgonderzoek.

18937596.JPG

Boekgegevens​

”Kerst, Pasen en Pinksteren in zondagsschoolboekjes en andere negentiende-eeuwse lectuur voor de jeugd”, Cees Houtman; uitg. Eon Pers Amstelveen; 346 blz., € 30,00

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer