Kerk & religieWaldenzen
Einde van lange zwerftocht waldenzen

De waldenzen werden met geweld verdreven uit hun geboortestreek in Noord-Italië. Na lange omzwervingen vestigde een aantal families zich in Hessen. Zij vonden 300 jaar geleden gewetensrust langs de Wezer en ondervonden aldaar Gods trouw.

Wim Eradus
Gottstreu. Rechts de waldenzenkerk, links het waldenzenmuseum. beeld Wim Eradus
Gottstreu. Rechts de waldenzenkerk, links het waldenzenmuseum. beeld Wim Eradus

Achter een flauwe bocht komt de plaatsnaam Gewissenruh in zicht. Een piepklein dorp langs de zilver glanzende rivier de Wezer, die door het fraaie heuvellandschap slingert. Even verderop weer een bord: Gottstreu. Bepaald geen alledaagse namen. Gewetensrust en de trouw van God. Welk verhaal gaat daarachter schuil?

Niet alleen de Franse hugenoten maar ook de waldenzen, hun Italiaanse geloofsgenoten, ondergingen als ketters eeuwenlang bloedige vervolgingen (zie ”Wie waren de waldenzen?”). Eindelijk dachten ongeveer 2700 waldenzen rust te vinden in de valleien van Piemonte in Noord-Italië. Tot ze in 1698 door hertog Victor Amadeus II van Savoye hardhandig het land werden uitgezet, omdat ze van oorsprong Frans én evangelisch waren. Na een kort verblijf in Zwitserland vonden velen onderdak in Duitsland, met name in het hertogdom Württemberg.

18904059.JPG
beeld RD

Erg spontaan was de ontvangst niet. Er hadden zich al eerder waldenzen gevestigd in Württemberg. Waldenzenkenner dr. Albert de Lange: „De lutherse hertog Eberhard Ludwig was huiverig om ook deze waldenzen toe te laten, omdat zij de gereformeerde leer van Calvijn aanhingen. Maar toen de waldenzen in 1698 opnieuw asiel in Württemberg vroegen, benadrukten ze heel tactisch dat ze protestanten waren van vóór de Hervorming, en waren ze toch welkom. Bovendien kon de hertog de waldenzen –ze waren boeren– goed gebruiken bij de wederopbouw van zijn land na de verwoestende Dertigjarige Oorlog. De waldenzen kregen echter alleen grond toegewezen langs de grens met de gereformeerde Palts, in de hoop dat zij daar op zondag naar de kerk zouden gaan.”

Positief was dat de waldenzen in Württemberg de vrijheid kregen om hun gereformeerde godsdienst volledig uit te oefenen. Ook mochten ze de Franse taal blijven gebruiken, net zoals de eerste generatie van hen, afkomstig uit de dalen van Val Chisone en Piemonte in de Cottische Alpen, gewend was. Maar de beschikbare landbouwgrond in Württemberg was schaars en vaak ook nog slecht. „Er kwamen te veel vluchtelingen, er was lang niet genoeg grond voor iedereen”, weet dr. De Lange. De verslechterde economische situatie tussen 1718 en 1720 dwong velen om verder naar het oosten te trekken, om daar beter in hun levensonderhoud te kunnen voorzien.

Niet welkom

In de zomer van 1720 trokken ongeveer 400 waldenzen veelal te voet verder richting Oost-Pruisen. Een moeizame, uiterst gevaarlijke onderneming. Na vier weken arriveerden zij in de omgeving van Berlijn, in de hoop in die landstreek een nieuwe nederzetting te kunnen opbouwen. Maar ze werden direct geweigerd vanwege hun armoedige voorkomen. „Het zijn allemaal bedelaars”, zei koning Friedrich Wilhelm I. Ze mochten hun reis naar Oost-Pruisen niet voortzetten en sommigen keerden terug naar Württemberg. De rest trok via Hamburg door naar de Deense vestingstad Fredericia, bekend vanwege zijn godsdienstvrijheid. Maar ook hier waren de waldenzen niet welkom.

18904062.JPG
Interieur van de kerk van Gewissenruh. beeld Wim Eradus

Op hun terugweg naar het zuiden probeerden ze met in totaal 33 families het al eeuwen geleden verlaten dorpje Winnefeld, even ten noorden van Bad Karlshafen, opnieuw op te bouwen. Ook die poging bleek tot mislukken gedoemd, omdat de lokale bevolking geen vreemdelingen wilde toelaten. Hun afkeer van de vreemde Fransen speelde daarbij sterk mee. Tijdelijk werden zij in de omgeving ondergebracht en ondersteund uit het armenfonds van de Franse gemeenschap in het naburige Hofgeismar. Daarbij was het vooral Jean Baptiste Teissier, hugenotenpredikant in Bad Karlshafen, die zich voor de waldenzen inzette om hun nood te lenigen. Hij pleitte er ook bij de landgraaf voor om deze ontwortelde asielzoekers een permanente plek te geven in zijn heersgebied.

Oprichtingsakte

„In deze dramatische situatie kwam landgraaf Karl von Hessen-Kassel te hulp”, weet historicus Thomas Ende. Nadat hij eerder Bad Karlshafen voor gevluchte hugenoten liet bouwen, aanvaardde hij ook de waldenzen en wees hun in de zomer van 1722, 300 jaar geleden, twee locaties toe in de Wezervallei. In eerste instantie twee keer twaalf percelen. De landgraaf zelf gaf deze de betekenisvolle namen Gottstreu en Gewissenruh, zo bleek uit de oprichtingsakte.

18904060.JPG
Het waldenzenkerkje van Gewissenruh. beeld Wim Eradus

De lange, zware tocht met zijn vele ontberingen en teleurstellingen kwam ten einde. Eindelijk gewetensrust. En in dankbaarheid te mogen zien op Gods trouw. Zonder dominee Teissiers grote inzet zouden deze waldenzendorpen zeker niet zijn opgebouwd met elk twaalf families, zodat hij –samen met landgraaf Karl von Hessen-Kassel– ook de stichter ervan kan worden genoemd. Jarenlang kwam deze pastor vanuit Bad Karlshafen ’s zondags op zijn paard naar hen toe om in het Frans hun erediensten te leiden. Aanvankelijk was het de bedoeling op één plaats de samenkomsten houden, maar de waldenzen besloten toch maar tot een kleine kerk in Gewissenruh en een grotere in Gottstreu. De laatste werd in 1730, het sterfjaar van landgraaf Karl, ingewijd, terwijl de kerk van Gewissenruh pas in 1779 gereed kwam. Bij gebrek aan een kerkklok werden de waldenzen aanvankelijk door een jager met een trommel opgeroepen voor de samenkomsten. Net als in de Franse hugenotenkerken in de omgeving bevat het interieur een eenvoudige preekstoel met daarvoor een avondmaalstafel. Een klein orgel op een gaanderij boven de ingang ondersteunde de psalmzang. Verdere versieringen op de muren zijn slechts een Bijbeltekst of het waldenzenwapen met de lichtende kaars omgeven door de Latijnse tekst ”Lux lucet in tenebris”, het Licht schijnt in de duisternis.

Ontstaansgeschiedenis

Talrijke informatieborden geven uitleg over de ontstaansgeschiedenis. Naast het kerkje van Gewissenruh hangt in een houten belfort de oude ijzeren klok van de kerktoren. Met de inscriptie ”Gewiss ist der Herr an diesem Ort und ich wusste es nicht” (Gewis is de Heere op deze plaats aanwezig en ik wist het niet), die ook boven de ingang van het kerkje was geschilderd. Een zwerfkei uit de Piemontse dalen herinnert aan het ontstaan van de plaats en de oorsprong van zijn bewoners. Het enige hotel in Gewissenruh was al die jaren in handen van de waldenzer familie Jouvenal. Tot deze zomer de laatste Jouvenals stopten wegens gevorderde leeftijd. Jammer, want zij vertelden graag over hun waldenzenverleden. Maar nog altijd kan in Gottstreu tegenover de kerk het waldenzenmuseum worden bezocht, dat wordt gerund door de vereniging Waldenserfreunde Gottstreu/Gewissenruh.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer