Verbleekt het medisch-ethische profiel van het CDA?
Wordt het CDA in medisch-ethisch opzicht steeds meer een neutrale partij? Nee, zeggen twee Kamerleden, maar dat overtuigt niet iedereen.
„Dit is geen verslechtering”, zegt Hilde Palland op haar werkkamer in het Kamergebouw. Palland, woordvoerster medische ethiek van het CDA in de Tweede Kamer, doelt op de nieuwe wet die het ook huisartsen toestaat vroege zwangerschappen af te breken met de abortuspil. De Eerste Kamerfractie van het CDA stemde daar deze week mee in en eerder, in maart, deed de Tweede Kamerfractie precies hetzelfde. SGP en ChristenUnie daarentegen maakten een tegengestelde keus. De grote vrees van beide is dat de wet de drempel voor vrouwen om te kiezen voor abortus verlaagt.
Wat de wet toch acceptabel maakt voor het CDA? „Voor ons was het belangrijk dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming goed gewaarborgd zou zijn”, verduidelijkt Palland. „Dat is het geval, huisartsen moeten zich straks aan dezelfde eisen houden als de artsen in abortusklinieken en ziekenhuizen nu.” Het CDA denkt zelfs dat het wetsvoorstel de abortuspraktijk nog zorgvuldiger kan maken. Palland: „De huisarts kent de situatie van de vrouw en is meer dan de abortusarts in staat om haar via de gemeente in contact te brengen met de sociale woningbouw of de schuldhulpverlening. Zo kunnen er indien nodig voorzieningen worden getroffen voor vrouwen die de zwangerschap het liefst zouden willen uitdragen.” Laagdrempelige nacontrole en anticonceptiezorg door de huisarts kunnen bovendien helpen voorkomen dat een kwetsbare vrouw voor een of meerdere herhaalabortussen kiest, hoopt het CDA.
De indieners van de wet, PvdA en GroenLinks voorop, maakten er geen geheim van waar het hun om ging: kiezen voor een abortus moet zo gemakkelijk mogelijk zijn. Dat was vooral een sterk staaltje beeldvorming, vindt Palland. „Wij hebben ons maar op één vraag gefocust: Wat betekent deze wet straks voor de praktijk?”
De Senaatsfractie van het CDA beoordeelde de wet over de abortuspil vrijwel hetzelfde als de volksvertegenwoordigers van de partij in de Tweede Kamer, stelt CDA-Eerste Kamerlid Greet Prins desgevraagd. Tussen de beide CDA-fracties is wel een verschil. Waar het CDA in de Tweede Kamer een voorstel afwees om de verplichte, vaste beraadtermijn van vijf dagen voor een abortus te laten vervallen, was een deel van de CDA-senaatsfractie, onder wie Prins zelf, daar in juni voor.
Een principiële verschuiving? „Nee”, zegt Prins. „Bij de keus voor abortus hoort recht te worden gedaan aan de autonomie van de vrouw en de beschermwaardigheid van het ongeboren leven. Ook ik doe daar niets van af. Maar anders dan ik gingen mijn voorgangers er kennelijk van uit dat een verplichte, vijfdaagse beraadtermijn de enige manier was om die zorgvuldigheid te garanderen. Zo zie ik dat niet. Als een arts constateert: „deze vrouw had genoeg aan een kortere beraadtermijn” vind ik dat je vertrouwen mag hebben in dat oordeel. Het is voor mij dan geen must meer om coûte que coût te blijven vasthouden aan de letter van de wet.”
Niet stil
Intussen staat ook bij het Wetenschappelijk Instituut van de partij het denken over medische ethiek niet stil. Een recent rapport van de denktank, dat onder de leden het nodige losmaakte, ziet ruimte om op basis van het CDA-gedachtegoed de embryowet te versoepelen. Het kweken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek zou onder strikte voorwaarden toelaatbaar moeten zijn, aldus de auteurs.
„Het rapport zegt niet dat embryo’s straks in het wilde weg mogen worden gekweekt”, nuanceert Palland. „Het idee is dat onderzoek straks alleen mogelijk wordt met een deel van de embryo’s die tot stand worden gebracht in de context van een ivf-procedure.” Volgens haar is er juist vanwege de nadruk op die strikte voorwaarden sprake van „een heel herkenbaar” CDA-rapport. „VVD en D66 zijn al volop bezig met initiatiefwetgeving op dit terrein. Hun vertrekpunt is duidelijk: zodra iets wetenschappelijk gezien mogelijk is, moet de politiek dat als het even kan ook faciliteren. Het mooie van dit rapport is dat het daar lijnrecht tegenin gaat. Volgens het CDA zou niet faciliteren, maar normeren de inzet moeten zijn.”
In de jaren zeventig, toen de Tweede Kamer discussieerde over de abortuswetgeving, koos het CDA net zo’n insteek, zegt Palland. „VVD en PvdA wilden toen een hele ruime abortuswet, wij alleen een hele terughoudende.” Kortom, zegt het Kamerlid, alarmerende verschuivingen in de manier waarop haar partij zich oriënteert op medische-ethische onderwerpen zijn er wat haar betreft niet.
Heersende consensus
Bestuurskundige dr. Bart-Jan Heine, die in 2019 promoveerde op een onderzoek naar de parlementaire besluitvorming rond ethisch geladen wetgeving, zegt desgevraagd wel degelijk verschuivingen te zien binnen het CDA. „De strategie van de partij was altijd om in verkiezingsprogramma’s niet al te stevig stelling te nemen, om vervolgens in coalitieverband te proberen de progressief-liberale trends enigszins bij te sturen. Inhoudelijk komt het CDA van nu veel meer zoekende op mij over. Men lijkt eerder geneigd zich explicieter te scharen achter de heersende consensus”, merkt Heine op.
Hoe kan het dat plannen om abortus te legaliseren in de jaren 70 breed verontwaardiging wekten binnen de voorgangers van het CDA, terwijl de partij de discussie erover nu lijkt te zien als een achterhoedegevecht? Een lastige vraag, zegt Heine, als docent/onderzoeker verbonden aan NHL Stenden Hogeschool in Leeuwarden. „Het politieke krachtenveld lag er destijds anders bij. Mogelijk speelde dat een belangrijke rol.”
Dries van Agt, de eerste leider die het CDA aanvoerde, zette zich af tegen de progressieve hervormingsagenda van toenmalig PvdA-leider Joop den Uyl, zet Heine uiteen. „Hij positioneerde zich als diens sociaal-conservatieve tegenhanger. Electoraal gezien was het destijds in het belang van het CDA dat Van Agt de confrontatie zocht en in een soort tweegevecht met Den Uyl terecht kwam. Die krachtmeting kreeg trekken van een cultuurstrijd en Van Agts pleidooi voor een ethisch reveil was daar onderdeel van. Diezelfde cultuurstrijd wordt nu veel meer vanaf de flanken gevoerd. De rechtspopulistische partijen nemen daar vandaag de dag veel meer het voortouw in dan het CDA.”
Hebben FVD en PVV de ethisch getinte thema’s weggekaapt bij het CDA? „Nee”, zegt Heine, „dat is te kort door de bocht. Ik kan mij goed voorstellen dat je als CDA liever niet in één adem wordt genoemd met die twee. Maar dat betekent niet dat je op de medisch-ethische thema’s helemaal geen profiel meer hoeft te hebben.” Heine wijst op CDA’er Hugo de Jonge die als zorgminister in Rutte III vanuit het kabinet stelling nam tegen de D66-voltooidlevenwet. „Hij schreef in kabinetsbrieven zinnen, zoals: We hebben de opdracht om ons tot het uiterste in te spannen om levensmoede ouderen de zin ván en de zin ín het leven weer te laten hervinden. Onder Wopke Hoekstra is dat allemaal weggezakt.”
Augustus 2021 schoten Hoekstra en de CDA-top in een kramp toen partijleden het CDA-ledencongres wilden laten stemmen over een oproep om alleen mee te doen aan Rutte IV als er in die kabinetsperiode linksom of rechtsom geen voltooidlevenwet zou worden ingevoerd. Heine vindt dat verbazingwekkend. „Hoekstra was er toen als de kippen bij om te zeggen: zover kunnen we niet gaan. We kunnen hooguit toezeggen dat we ons ervoor inspannen dat het niet zo ver komt. Even later mocht de partij van hem wel als ononderhandelbare eis op tafel leggen dat de basisbeurs weer moest terugkeren. Als dat je breekpunt is bij de coalitieonderhandelingen en je doet de voltooidlevenwet af als vrije kwestie, tja. Dan kun je toch moeilijk anders dan concluderen dat het CDA onder zijn leiding een van zijn vroegere kroonjuwelen op het archiefkarretje heeft gezet.”