Terug naar meer zuinigheid
Er waren tijden dat de positie van de schatkist, met het begrotingstekort en de staatsschuld als graadmeters, een hoofdrol speelde in het politieke en macro-economische debat. Achtereenvolgende ministers van Financiën predikten zuinigheid, eisten discipline rond het huishoudboekje van de overheid.
Toen kwam corona en hoorden we de zittende bewindsman, Wopke Hoekstra, opeens roepen: „We hebben diepe zakken.” Hij zette de geldsluizen wijd open, trok tientallen miljarden euro’s uit om met allerlei regelingen het bedrijfsleven te stutten.
Meteen daarna diende zich de volgende crisis aan. Ook het huidige kabinet trekt daarom weer fors de portemonnee, vooral om de hoge energienota voor iedereen betaalbaar te houden. Het presteert het zelfs om het nieuwe jaar in te gaan met een ongedekte rekening van 7,5 miljard euro; en dat bedrag kan bij verder stijgende gasprijzen nog veel hoger uitpakken. Ergens in de lente moeten besluiten vallen over de financiering. Het spoort allemaal niet met onze Hollandse traditie van budgettaire degelijkheid.
Maar het tij lijkt te keren. Minister Sigrid Kaag heeft de afgelopen weken diverse malen aangegeven dat er wat haar betreft een einde moet komen aan de schijnbaar ongebreidelde uitgavenstroom. Iedereen zal snappen dat het een keer ophoudt. Weg van de compensatieverslaving, weg van de indruk die langzamerhand heeft postgevat dat de overheid als het tegenzit altijd wel te hulp schiet.
Om misverstand te vermijden: het is zeker niet zo dat ons land inmiddels verkeert in een bedenkelijke financiële situatie. De staatsschuld afgezet tegen het bruto binnenlands product (bbp), de omvang van de economie, bedraagt rond 50 procent. Ze ligt daarmee ruim onder het in de eurozone afgesproken plafond van 60 procent en blijft heel ver verwijderd van het gemiddelde niveau van ongeveer 95 procent. Ook het begrotingstekort overschrijdt niet de norm, van 3 procent.
Toch krijgt het kabinet een tik op de vingers van de Europese Commissie. Die vindt dat de uitgaven te sterk stijgen, wat de inflatie verder aanjaagt. Voorts klinkt het van diverse kanten dat de steunpakketten te algemeen zijn, te weinig gericht op degenen die het echt nodig hebben.
Kaag wijst op nog een andere ontwikkeling: lenen is niet langer gratis. Geen of een negatieve vergoeding over staatsobligaties, dat behoort tot het verleden. Daardoor zullen voor de overheid de rentelasten oplopen. Dan praat je over geld dat zij niet voor andere, nuttige doeleinden kan inzetten. Kaag wil in ieder geval de schuld niet groter laten worden.
Het betekent dat lastige politieke afwegingen in het verschiet liggen, over –anders dan de laatste jaren– bezuinigingen, lastenverzwaringen en economische hervormingen. Die zullen iedereen raken. Uitzicht op goedkopere energie is er niet. Het prijsplafond is slechts een tijdelijke maatregel. Dus wordt het spannend hoe het er voor de burger in 2024 gaat uitzien. Misschien is het wat vroeg om het daar nu al over te hebben, maar die discussie zal snel na nieuwjaar aanvangen.
De auteur is oud-redacteur economie van het RD.