Waarom komt het Russische volk niet in opstand? Hoe kan het dat Vladimir Poetin dankzij zo’n passieve bevolking zijn gang kan gaan in Oekraïne?
Regelmatig duikt dit soort vragen op, en dat is begrijpelijk. In een vrij land als Nederland denk je al gauw dat de wereld op dezelfde manier in elkaar zit als de onze. Dat er dus tegenover de regering iets van een burgersamenleving staat, die tegenwicht kan bieden aan de macht van een regime. Dat gebeurt via politieke partijen in het parlement, maar evengoed vanuit de ”civil society”, de burgerlijke samenleving, meestal vertaald met: maatschappelijk middenveld. Waar organisaties, bonden, stichtingen, verenigingen en buurten een buffer vormen tegen teveel staatsmacht.
In autoritaire landen zou je denken dat er voor zo’n ”burgerlijk tegenover” werk aan de winkel is. Tijd om dwars te gaan liggen, te protesteren tegen willekeur, of decreten te negeren.
De praktijk is dat autoritaire regimes dat ”tegenover” al eerder onderuit hebben gehaald of hebben leeggezogen. Wat overbleef is een tandeloze samenleving, een middenveld van zandkorrels in plaats van gewapend beton. Dat is wat autoritaire leiders wensen, en wat dictators dient. Onderdanen kunnen nog zo gretig mondige burgers willen zijn, bij gebrek aan organisatie, en aan houvast onderling valt er niks te mobiliseren. Gebrek aan hardware –structuur en organisatie– speelt hier een rol, maar ook een tekort aan software – wederzijds vertrouwen.
Verlegenheid over zoveel machteloosheid onder burgers zag ik in 1998, toen de Indonesische president Suharto het veld moest ruimen, en hij een tamelijk lamgeslagen samenleving naliet. Een land waar zo’n civil society vanaf de grond moest worden opgebouwd.
Je zou zulk herstelwerk kunnen vergelijken met het vervangen van een hekwerk dat bestaat uit verticale spijlen door een hek van kippengaas. Autoritaire leiders doen niets liever dan het omgekeerde: gaas met zijn horizontale vlechtwerk (beeld van een vitale samenleving) afbreken en er verticale spijlen voor in de plaats zetten. Spijlen die los van elkaar staan, maar wel vanboven stevig vastgemaakt aan de horizontale staaf (beeld van de autoritaire staat). De Chinese samenleving is op zo’n verticale wijze georganiseerd.
Intussen kent een vrije samenleving als de onze ook zo’n verticaal spijlennetwerk dat horizontaal ’weefsel’ heeft vervangen. Dan hebben we het niet over politiek en bestuur, maar over zaken als zorg, sociale controle, wederzijdse betrokkenheid en opvang. De grote rol die wij de overheid op die terreinen toekennen, is er omdat wij er als individualistisch ingestelde burgers geen raad mee weten. En omdat het ”ieder voor zich en de staat voor ons allen” te diep is ingedaald in ons denken en doen.
Het is daarmee onze variant van zo’n stavenstructuur die correctie behoeft. Hoe? Door er een vlechtwerk van sociaal burgerschap in aan te brengen. Nationaal noaberschap –nabuurschap– zou een eerste stap in de goede richting zijn. En die kunnen we met een gerust hart zetten, want de staat zal bij deze ‘machtsgreep’ van onderop ons geen strobreed in de weg leggen.