Als niet-theoloog drukte dr. ir. Jan van der Graaf als algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond een zwaar stempel op de kerkgeschiedenis van de hervormd-gereformeerden in Nederland. Van der Graaf overleed in de nacht van donderdag op vrijdag, na een kort ziekbed, in de leeftijd van 85 jaar.
Zijn invloed op het hervormde smaldeel dat in 2004 is opgegaan in de Protestantse Kerk in Nederland kan amper overschat worden. Van der Graaf was zowel letterlijk als figuurlijk een imposante man met een sterke persoonlijkheid. Hij had een uitermate goede en soms scherpe pen en was als ingenieur beter thuis in kerkelijk Nederland dan menige theoloog.
Jan werd op 12 januari 1937 geboren in een hervormd gezin in Rijsoord (Ridderkerk). Zijn ouders gingen toen hij 8 jaar was over naar de Gereformeerde Gemeenten. Begin jaren vijftig werd Van der Graaf lid van de Nederlandse Hervormde Kerk. Onder de prediking van ds. R. Bartlema ging „het Woord open voor mijn hart door de sterke exegese, terwijl bevinding uit het Woord opkwam en niet uit de ervaring van Gods volk”, zo verwoordde hij het zelf.
In 1955 ging hij, ondanks dat hem werd aangeraden voor theologie te kiezen, chemische technologie studeren aan de Technische Hogeschool in Delft. „Ik had geen roeping, dus werd ik geen dominee”, verklaarde hij later zijn keus. Later had hij tot twee keer toe „een geweldige aanvechting” toen hem het predikantschap werd aangeboden. Maar het bleef ”nee”. Ik mocht geen predikant worden, daar komt van binnenuit meer voor kijken. En zo is het goed.”
Hij werd leraar aan een middelbare school in Bussum en als woonplaats koos hij voor Huizen.
Onmogelijk
Als 28-jarige deed hij zijn intrede in het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond, waarvan de bekende ds. G. Boer, de predikant van Van der Graaf in Huizen, toen voorzitter was.
Enkele jaren later, in 1973, begon hij, als algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, aan zijn grootste taak. Die functie vervulde hij tot 1 april 2000, toen hij werd opgevolgd door drs. Piet Vergunst.
Vier jaar later verenigde de Nederlandse Hervormde Kerk zich met de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in de Protestantse Kerk in Nederland. Een kerkvereniging waar Van der Graaf jarenlang intensief tegen heeft gestreden en die hij „een pijnlijke vergissing” noemde „omdat mensen die bij elkaar hoorden werden gescheiden.” Erger dan de kerkvereniging vond hij dan ook de scheuring in hervormde kring die leidde tot de Hersteld Hervormde Kerk. De scheuring greep hem emotioneel zo aan dat hij op 12 december 2003 niet in de Utrechtse Jacobikerk aanwezig was toen de hervormde synode tot de kerkvereniging besloot. Evenmin was hij erbij toen, in aanwezigheid van toenmalig koningin Beatrix en onder applaus, de verklaring van vereniging werd getekend in de Utrechtse Dom. „Ik was daar op dat moment te emotioneel voor. En applaudisseren, dat was me onmogelijk.”
In 1992 vatte het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond tijdens een ambtsdragersvergadering in Putten haar positie ten aanzien van de kerkvereniging samen in de zin: ”We kunnen niet weg en we kunnen niet mee”. Een uitdrukking die historisch werd.
Op een ambtsdragersvergadering in 1996 in Amersfoort werd het beleid van de Bond gepreciseerd tot: ”We kunnen niet weg”. Van der Graaf: „Na Putten merkten we als hoofdbestuur dat sommige predikanten de gedachte naar buiten brachten dat ”We kunnen niet mee” hetzelfde zou betekenen als ”We gaan niet mee”. Toen ben ik persoonlijk door een diepe geestelijke crisis gegaan. Ik zag gebeuren dat zich eventueel mede onder mijn leiding een soort afscheiding zou voltrekken. En ik wist: Dat nooit.”
Na 2004 heeft Van der Graaf de schuld voor de scheuring ook in eigen kring gezocht. De Gereformeerde Bond had volgens hem de zaak onderschat. „Er was in onze gemeenten al heel lang en heel breed een stroom van mensen die alle kaarten zetten op de eigen gemeente. Er was geen kennis van het feit dat het in andere delen van de kerk heel anders toeging. Men wist simpelweg niet van welke kerk men lid was. (…) Daar hebben wij als Gereformeerde Bond mede schuld aan.”
Na 2004 heeft Van der Graaf, als lid van de commissie van bijzondere zorg voor hervormde gemeenten, veel gesprekken gevoerd met hervormden en hersteld hervormden. Hij was dankbaar voor die plaatsen waar hervormden en hersteld hervormden in overleg konden komen tot een zekere verdeling van de kerkelijke goederen. Verdriet was er bij hem over die plaatsen waar de wonden van de scheuring ontstoken en uiterst pijnlijk bleven.
Eredoctoraat
Van der Graaf zal vooral herinnerd worden als de man die zo lang het gezicht naar buiten was van de Gereformeerde Bond. Maar naast dat werk was er eigenlijk geen stichting, vereniging of initiatief in de breedte van de gereformeerde gezindte waar hij niet bij betrokken was. Ook internationaal was hij actief. Zo werd hem een eredoctoraat verleend in Hongarije. Ook Israël had zijn warme belangstelling omdat hij ervan overtuigd was dat de kerk nooit volgroeid kon zijn zonder betrekking op Israël. Daarnaast was hij een zeer productief schrijver. In het boek ”Dromer van een kerk” beslaat zijn bibliografie maar liefst 30 bladzijden.
Hij publiceerde nog tot eind september in de Waarheidsvriend. Ook voor het Reformatorisch Dagblad schreef hij talloze bijdragen en recensies.
Van der Graaf was een geduchte gesprekspartner door zijn grote kennis van theologie en kerkgeschiedenis. Als hij sprak over zijn eigen geestelijk leven, was zijn woordgebruik echter uiterst eenvoudig. Toen hem in mei van dit jaar in een interview in het Reformatorisch Dagblad werd gevraagd hoe hij keek naar het einde van zijn leven antwoordde hij: „Ik geloof dat je stervensgenade krijgt als je geroepen wordt. Het bekende lutherse avondgebed spreekt over de nacht van de strenge, bittere dood. Het is een laatste vijand. We zullen de doodsjordaan over moeten. Maar ik ben er zeker van dat er dan een Bootsman is Die ons veilig aan de overkant zal brengen.”