Kerk & religiehet gesprek

Oud-GB-voorman Jan van der Graaf (85) is dankbaar voor de kleine dingen

Na een intensief leven van werk in de kerk geniet dr. ir. Jan van der Graaf (85) van de avond van het leven. Genieten, inderdaad. Want ondanks de pijn dat hij al vier jaar gescheiden van zijn vrouw moet leven, toont hij zich een blijmoedig en tevreden mens. „Ik ben nog nooit zo dankbaar geweest.”

7 May 2022 10:27
Dr. ir. Jan van der Graaf. beeld Niek Stam
Dr. ir. Jan van der Graaf. beeld Niek Stam

Hoe het met hem gaat? „De bovenkant is goed, de onderkant deugt niet meer”, zegt Van der Graaf op een manier die hem karakteriseert. Kort en krachtig. Om vervolgens uit te weiden over zijn mobiliteitsprobleem: lopen is „zeer pijnlijk” vanwege schade aan de vetkamertjes van de voetzolen. Voor langere afstanden heeft hij een rollator nodig. Daarnaast heeft hij te kampen gehad met hartvernauwing en lijdt hij aan diabetes. „Maar de dotterbehandeling heeft goed geholpen, en de suiker is goed te hanteren.”

De voormalige algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond geniet deze maandag in april nog na van de bijeenkomst even daarvoor waarbij zijn jongste boekje werd gepresenteerd. Opnieuw, voor de derde keer, schreef hij 25 „miniaturen over reisgenoten” die een rol speelden in zijn leven. De bijeenkomst in Huizen heeft hem goed gedaan. „Heel bijzonder. Het voelde als een warm bad: zo veel mensen om me heen uit allerlei kerkelijke geledingen.”

Hij gaat voor naar zijn werkkamer achter in de tuin van zijn eenvoudige woning in Huizen. „Hier breng ik steevast de ochtend door”, wijst hij. „Ik ben altijd een vroeg mens geweest. Dus om zes uur op; in de winter zeven uur. En dan zit ik hier tot een uur of één te lezen en te schrijven.”

U trok in het verleden toch ook dagelijks uw baantjes in het zwembad?

„Inderdaad, iedere werkdag ’s ochtends van kwart voor zeven tot halfacht. De jaren door met een vaste club mensen. Een prachtige groep. Het was een fysiek én sociaal gebeuren. We hebben daar heel wat gediscussieerd en verhapstukt. Ik had bijvoorbeeld intensieve gesprekken met een docent filosofie van de Universiteit van Amsterdam; een gewezen priester. Over de boeken van prof. dr. A. de Reuver: die las hij ook.
Door de pandemie is het zwemmen gestopt. Maar ik ben vast van plan weer een abonnement te nemen. Ik ben zwaarlijvig; over mijn gewicht zijn heel wat grapjes gemaakt. Veel te weinig gesport al die jaren. Maar dit deed ik de achterliggende veertig jaar wél: dagelijks zwemmen was mijn beweging.”

Uw vrouw Corrie woont al vier jaar niet meer thuis. Hoe is dat voor u?

„Zestien jaar geleden werd bij Corrie dementie vastgesteld. Lang was dat goed te hanteren. In 2017 zijn we nog samen in Israël geweest; dat ging nog net. Begin 2018 was de limiet bereikt en moest ze vrij abrupt worden opgenomen. Ze zit in een verpleeghuis, hier 100 meter verderop. Iedere middag van drie tot halfvijf ben ik bij haar. 
Het is heel verdrietig en pijnlijk. De avonden vind ik het lastigst. Maar bij alle verdriet ervaar ik ook grote dankbaarheid. Corrie is in al die tijd nooit ontevreden geweest. Toen we onlangs zestig jaar waren getrouwd, hebben we dat in kleine kring herdacht. De hele ochtend sliep ze. Maar ’s middags was ze helder en straalde ze. Ze maakte er echt iets van mee. Een gebedsverhoring. Voor zulke kleine momenten ben ik heel dankbaar.”

18216633.JPG
beeld Niek Stam

U leest en schrijft nog iedere ochtend. Hebt u dat nodig?

„Ik heb altijd graag gelezen en geschreven. Schrijven is voor mij een manier om mijn gedachten te ordenen. Momenteel recenseer ik vooral boeken voor het Reformatorisch Dagblad, De Waarheidsvriend en Theologia Reformata. Het boekje met 25 miniaturen is denk ik wel mijn laatste publicatie geweest. Je begint eraan, maar bent er zo een jaar mee zoet. Het heerlijke op mijn leeftijd is: alles mag, niks moet. Maar ik ben er de persoon niet naar om achter de geraniums te gaan zitten.”

In uw boekjes met miniaturen bent u al bijna twintig jaar aan het reflecteren op personen uit uw leven: intieme vrienden, maar ook mensen verder weg. Waarom doet u dat?

„Zij vormden een stukje van mijn leven. Het volle licht valt op deze personen zelf, maar uiteraard gaat het ook over mijn relatie met hen. Ik heb me met deze mensen bewogen. Ze vormden m’n omgeving; ik ben door hen gevormd. Dat heb ik willen boekstaven. Ik heb een boeiend, niet-alledaags leven gehad.”

Als u terugdenkt aan uw jeugd in Ridderkerk: welke twee personen hebben u dan vooral gevormd?

„Mogen het er ook drie zijn? Want als eerste noem ik mijn grootvader, naar wie ik ben vernoemd. Hij woonde vijftien jaar lang in ons gezin. Hij had geen enkele opleiding, maar het was een wijze man van wie ik veel geleerd heb.
Ik noem ook Cebus Cornelis de Bruin, leraar Nederlands op het Calvijn Lyceum in Rotterdam, kenner van de Statenvertaling. Die jaren op het gymnasium hebben me sowieso sterk gevormd. Met onze klas hebben we tot voor kort nog altijd reünies gehouden. We waren heel verschillend qua kerkelijke achtergrond, maar konden harmonieus over van alles en nog wat discussiëren. De Bruin heeft mij bij de literatuur gebracht, maar ook bij de Moderne Devotie. Hij had gezag, werd gevreesd, kon bulderen. Maar ik vond het heerlijk.
De derde is de hervormde ds. R. Bartlema, die vanaf 1950 in de Singelkerk in Ridderkerk stond. Ik ben hervormd gedoopt, maar mijn ouders gingen op enig moment uit onvrede kerken bij de gereformeerde gemeente. Toen ds. Bartlema kwam, ik was toen 13, ging mijn vader weer naar de Singelkerk. En ik ging mee. Daar zat ik met rode oortjes te luisteren. De Schriften gingen open. En hoe hij vanuit de catechismus over de kerk kon spreken: heel bijzonder. Het werd een bloeitijd voor mijn geestelijk leven.”

Uw opa en uw moeder kregen een miniatuurtje in uw boeken. Uw vader niet.

„Met mijn vader heeft het in mijn jeugd een tijdje geschuurd. Hij was met mijn moeder toch lid geworden bij de gereformeerde gemeente, terwijl ik naar de Singelkerk bleef gaan. Dat gaf spanning. Of ik als puber recalcitrant was? Nee, nee. Zelfverzekerd? Misschien wel. Ik was leergierig, las graag. Stelde op catechisatie bij de gereformeerde gemeente, tegen de gewoonte in, lastige vragen aan de ouderling. Mijn vader zat voor de SGP in de gemeenteraad en werd later ouderling in de gereformeerde gemeente. Wim Kranendonk heeft laatst bij de presentatie van mijn boekje gesproken over ”In het spoor van vader Bas”. Een spannend moment. Want ik ging dus níét in het spoor van mijn vader. Later is het gelukkig helemaal goed gekomen.”

18216635.JPG
beeld Niek Stam

U studeerde in Delft en werd docent natuurkunde. Maar u moest predikant worden…

„Mijn vader hoopte dat, ja, en de rector van het lyceum dacht het. En ook vriend Kees Tukker, die in Leiden theologie ging studeren, heeft er alles aan gedaan om mij zover te krijgen die studie te gaan doen. Maar dat luikje ging niet open; al heb ik daar wel aanvechtingen over gehad. 
Na mijn studie kreeg ik aanbiedingen om bij bedrijven te komen werken, waaronder Shell en Unilever. Maar ik koos bewust voor het onderwijs. Dat heb ik met vreugde gedaan, eerst in Rotterdam en later in Bussum. Ik besteedde bijvoorbeeld veel lessen aan de verhouding tussen geloof en natuurwetenschap. Prachtig.”

De ingenieur kwam toch tussen de dominees in de kerk terecht. Hoe was dat?

„Wij gingen in Huizen wonen toen ik in Bussum werk kreeg. Al de eerste avond stond ds. G. Boer op de stoep. Een jaar later werd ik gekozen in het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond. Gaandeweg kreeg ik steeds meer taken: ik werd hoofdredacteur van De Waarheidsvriend en algemeen secretaris. Hoewel ik nog lang parttime voor de klas heb gestaan.”

U werd wel de bondscoach genoemd.

Met een glimlach: „Dat zal wel zo zijn. Je bent het boegbeeld. En als je elke week in De Waarheidsvriend schrijft, word je vanzelf bekend.”

18216637.JPG
beeld Niek Stam

U hebt heel wat strijd geleverd. Hoe kijkt u daarop terug?

„Van ds. J. J. Buskes is de uitspraak dat je in polemieken zakelijk scherp en persoonlijk mild moet zijn. Of dat gelukt is? Dat kunnen anderen beter beoordelen. Ik krijg dat wel vaak terug. Soms werden de messen geslepen over een bepaalde kwestie, terwijl de persoonlijke verhoudingen prima waren.”

U zou een man van veel vrienden en veel vijanden zijn.

„Vijanden? Lopende een strijd geldt dat misschien. Dat mensen op dat moment je bloed wel kunnen drinken. Maar dat ik echt blijvende vijanden zou hebben gemaakt? Nee, nee, nee. Ik heb altijd geprobeerd het uit te praten, vlak veld te maken. Al lukt dat niet met iedereen. Mensen met wie ik niet door één deur kan, zijn er heel weinig. Wel enkelen. Een polemiek die eruit springt? Die met de vrijgemaakte prof. J. Kamphuis. Met hem heb ik de degens gekruist over onze kerkelijke positie. Het moment waarop hij mij toch ”broeder” noemde, was heel bijzonder. Dat was in die tijd uniek, hoor.”

Als u een hoogte- en een dieptepunt moet noemen uit uw kerkenwerk, wat wordt het dan?

„Als dieptepunt moet ik Amersfoort 1996 noemen. Toen we als hervormd-gereformeerden bijeen waren rond het Samen-op-Wegproces en we als Bond uitspraken dat we op onze post wilden blijven en ons niet wilden afscheiden. Die dag bleek dat niet iedereen zich kon vinden in die lijn. Uiteindelijk leidde dat in 2004 tot een scheuring in hervormd-gereformeerde kring. Een dieptepunt.”

18216639.JPG
beeld Niek Stam

En een hoogtepunt?

„Als hoogtepunt noem ik een vergadering in januari 1993. Het hoofdbestuur van de GB kreeg toen twee dagen de tijd om met de hervormde synode over het SoW-proces te spreken. Heel bijzonder dat een modaliteitsorganisatie die mogelijkheid kreeg. Na een hele avond waarop allerlei sprekers het woord hadden gevoerd, kregen dr. B. Wallet, de gereformeerde dr. H. B. Weijland en ik nog de gelegenheid voor een laatste reactie. Ik week af van wat ik had willen zeggen maar reflecteerde alleen nog maar, uit het hoofd, op het gepassioneerde verhaal van dr. Weijland. Het was doodstil in de zaal. Na afloop werd me verteld dat ik in mijn betoog niet één fout had gemaakt. Een donderend applaus was de reactie. Omdat het tijdens mijn toespraak al rond de klok van één uur was, werd die avond wel de Nacht van Van der Graaf genoemd. Het was ook heel bijzonder. Er kwam iets over mij. Of het de Geest was? Daar moet je altijd heel voorzichtig mee zijn. Maar feit is dat ikzelf en anderen dat als een heel bijzonder moment hebben ervaren.”

Hoe kijkt u nu naar het kerkelijk gebeuren?

„Daar houd ik me niet meer zo mee bezig. Dat is voorbij. Ik probeer het goede te lezen, boeken waaraan ik plezier beleef. Alle kerkelijke verdeeldheid en leerstellige discussies: ik geloof het wel. Wel raak ik nog geprikkeld als zich weer een scheuring aandient, waar dan ook, of als de bijzondere relatie van de kerk tot Israël wordt miskend.”

U hebt niet meer de neiging om u in discussies te mengen?

„Nee. Hoewel, in de coronacrisis heb ik wel de aandrang gevoeld. Toen allerlei gemeenten de randen opzochten door met veel mensen samen te komen, omdat we de onderlinge bijeenkomsten niet moeten nalaten. Toen dacht ik aan de Joodse eredienst, waar een minjan, tien mannen, genoeg is om een dienst te kunnen laten doorgaan. En dan moeten wij zo nodig met veel mensen samenkomen? Waar gaat het dan om? Om onze consumptie? Of om de eredienst? Daar heb ik me aan gestoord. Dat was geen goed getuigenis naar de samenleving.”

Hoe beleeft u de avond van uw leven?

„Ik ben tevreden met de dingen die ik nog mag hebben, en dankbaar voor hulp van Boven en van mensen om mij heen. Als ik me enigszins nuttig mag maken, is het goed. Ik voel me nog fris. Doe mijn eigen boodschappen. Geniet van het contact met de kinderen, klein- en achterkleinkinderen. Ik heb nog een paar clubjes waar ik wat voor doe, en een paar rubrieken in kerkelijke bladen. Ik hoef me niet te vervelen.

Terugblikkend ervaar ik grote dankbaarheid over hoe mijn leven is gegaan. En ook nu in de situatie met Corrie, kan ik heel erg genieten van gouden momenten. Bloemen bloeien het best in de dalen van het leven. Ik ben nog nooit zo dankbaar geweest.”

18216642.JPG
beeld Niek Stam

Hoe kijkt u vooruit?

„De toekomst ligt vast. Dat ervaar ik steeds meer. Niet in mijn ervaring, maar in de belofte. Ons is een beter lot bereid, de heilzon is aan het dagen. Ook voor Corrie. Haar geloof is bij Christus bewaard. Ik heb wel een paar keer, in de kerkelijke strijd, felle geloofsaanvechtingen gekend. Maar die heb ik niet meer. Het ligt helemaal vast in het werk van de Middelaar.

Of ik ernaar uitzie, naar het sterven? Dat is iets anders. Ik geloof dat je stervensgenade krijgt als je geroepen wordt. Het bekende lutherse avondgebed spreekt over de nacht van de strenge, bittere dood. Het is een laatste vijand. We zullen de doodsjordaan over moeten. Maar ik ben er zeker van dat er dan een Bootsman is Die ons veilig aan de overkant zal brengen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer