Zwijn valt vader en zoon aan bij Elspeet: „We stonden doodsangsten uit”
„We hebben doodsangsten uitgestaan”, zeggen Gerjan Bossenbroek (71) en zijn zoon Maarten (33). In de bossen bij Elspeet werden ze vorige week zaterdag aangevallen door een wild zwijn.
„In de verlatenheid van het bos hebben we Gods beschermende aanwezigheid gevoeld”, blikt Gerjan Bossenbroek vrijdag terug op het angstige avontuur op de Veluwe. Samen met zijn zoon maakte hij vorige week zaterdagochtend een wandeling in Kroondomein Het Loo, vlak bij Mennorode, een conferentiecentrum in de bossen bij Elspeet.
Bossenbroek, woonachtig in Rijsoord (gemeente Ridderkerk) en tot voor kort wis- en natuurkundedocent in het reformatorisch onderwijs, groeide op in Elspeet. Jaarlijks bivakkeert hij verschillende weken met zijn geliefden in een vakantiehuis in het Veluwse dorp. En struint hij door de natuur.
Warmtebeeldspotter
Rond elf uur zaterdagochtend ontdekken vader en zoon met hun warmtebeeldspotter dat er een dier naast een opengesteld wandelpad ligt. „Het kon een hert zijn, een ree, een vos of misschien een das. Toen zagen we ineens een varkensoor bewegen.”
Tot hun verbijstering stormt een woeste keiler (mannetjeszwijn) op hen af. „Met één sprong kwam het dier, vermoedelijk twee tot drie jaar oud, uit de dekking en scheurde het mijn leren laars open”, vertelt Gerjan Bossenbroek. „Zijn hoektand belandde tussen de binnen- en buitenvoering van mijn laars.”
Bossenbroek valt en het zwijn valt hem opnieuw aan. „Het dier beet in mijn voet, een seconde of vijf. Als zo’n beest mij ziet liggen, krijgt hij het gevoel overwinnaar te zijn. Mijn zoon Maarten zag de angst in mijn ogen.”
„Ik heb echt gedacht: hoe komen wij levend dit bos uit?” - Maarten Bossenbroek, vocht met wild zwijn
Tanden
Maarten Bossenbroek springt vervolgens op de rug van het zwijn en weet de kop van het beest van de voet van zijn vader te krijgen. „Als ik was weggerend, had mijn vader het vermoedelijk niet overleefd. Ik drukte continu de kop van de keiler naar beneden. Ik hoorde de tanden van het beest klapperen van boosheid en voelde zijn kaken tussen mijn handen bewegen. Ik heb echt gedacht: hoe komen wij levend dit bos uit?”
Vader weet overeind te komen en schopt het zwijn tegen de testikels. Vader: „We verkeerden in doodsangst en waren aan elkaar overgeleverd. We zagen geen enkele fietser of wandelaar. Maarten zat twaalf minuten te vechten met dat woeste beest. Hij sloeg het dier op zijn kop. Het zwijn krijste ontzaglijk.”
Intussen weet vader via zijn mobieltje noodnummer 112 te bellen. „De centralist hoorde op de achtergrond het zwijn krijsen en wist dat hulp echt nodig was. In alle hectiek kon ik de exacte locatie doorgeven, omdat ik hier de omgeving goed ken.”
„Het dier keek verdwaasd om zich heen” - Gerjan Bossenbroek, aangevallen door zwijn
Boom
De spanning loopt op als de uitgeputte Maarten roept: „Ik hou het niet meer!” Vader: „Hij zei: „Ik ga het varken loslaten, spring achter een boom. Ik probeer ook achter een boom te komen.”” Als beiden zich achter een boom verschansen, merken ze tot hun grote opluchting dat het beest afdruipt. „Heel bizar. Het dier stond verdwaasd om zich heen te kijken.”
Ontdaan lopen vader en zoon weer richting Mennorode. „Ik had een laars vol bloed”, zegt vader. Passerende fietsers ontfermen zich over de twee. Een ambulance vervoert hen naar Ziekenhuis St Jansdal in Harderwijk.
Maarten, werkzaam in de scheepstechniek, liep een blauw oog op toen het zwijn een kopstoot uitdeelde. „En de zondag erna had ik de hele dag last van stijve spieren.”
Vader Bossenbroek heeft nog last van de zwijnenbeten in zijn voet. De zeventiger is dankbaar dat hij de aanval van het dier heeft overleefd. „Mijn zoon is een held, hij heeft bovennatuurlijke krachten gekregen. We zijn God dankbaar.”
Rauschtijd
Inmiddels denkt vader Bossenbroek te weten waarom het zwijn zo agressief werd. „Maarten had kort na de aanval contact met een boswachter op de Veluwe. Die vertelde dat het rauschtijd voor zwijnen is, vergelijkbaar met de bronsttijd voor herten. Dan willen keilers hun territorium verdedigen. De keiler lag in een ketel, een rustplek, uit te rusten. In de buurt bevonden zich ook drie andere ketels. Daar lagen zeugen, dus vrouwtjeszwijnen.”
Als natuurliefhebber kwam Bossenbroek, wiens vakantiehuisje vlak bij het bos staat, talloze malen oog in oog te staan met wilde zwijnen. „Die vertonen normaal gesproken vluchtgedrag. Ik wist al wel dat je altijd moet oppassen voor een zeug met biggen. Dat we nu zijn aangevallen, was traumatiserend.”