Welke psalm zing je als er zojuist een bom is ontploft?
In Caïro is het mogelijk dat de christelijke gemeente uitbundig de woorden van Psalm 100, „Maak een vrolijk geschal voor de Heere”, zingt, en er ineens een bom ontploft. „Wat dan?” vroeg dr. W.J. (Willem-Jan) de Wit donderdag in Doorn.
Dr. De Wit: „Moet dan de lofzang omslaan in vervloekingen en de klachten uit datzelfde psalmboek: „Breek hun tanden, o God!” of „Waar is uw God?” of „Is er wel een God?” Hoe staat het dan met het vertrouwen uit Psalm 23 dat God altijd bij de Zijnen is? Houdt dat stand als een vaste belijdenis of is het een vloertje waar de gelovige snel doorheen zakt?”
In Doorn had donderdag de tweede dag plaats van de predikantencontio die de Gereformeerde Bond jaarlijks organiseert. Dr. De Wit was gevraagd vanuit zijn zestienjarige ervaring in Egypte te spreken over het thema ”Hoe lezen wij de psalmen?” De docent Oude Testament en systematische theologie aan het Evangelical Theological Seminary in Caïro wilde ook de koptische monastieke traditie bij het onderwerp betrekken. Daarom had hij de titel uitgebreid tot ”Een uitnodiging tot een verdiepte omgang met de psalmen, in gesprek met de receptiegeschiedenis, in de contexten van ”Amsterdam” en ”Caïro”, met ”de gehele Christus” als focus”.
Dr. De Wit merkte op dat de gereformeerde traditie een voorliefde heeft voor de psalmen, maar dat mag, zei hij, niet ontaarden in een „psalmenjuk”. Omdat heel de Schrift „nuttig” is, kunnen christenen bijzonder in de omgang met de psalmen inzicht krijgen Wie God is en wie zijzelf zijn in de relatie met Christus. Dat betekent niet dat elke psalm willekeurig op iedere gelovige of meteen op Christus kan worden toegepast.
Gehele Christus
Om dit duidelijk te maken, behandelde dr. De Wit enkele psalmen. Hij begon bij Psalm 1. Hoe verkondig je Christus vanuit die eerste psalm? Volgens de docent zijn er overeenkomsten tussen de Bergrede en de eerste psalm. Net als Psalm 1 begint de Bergrede met zaligsprekingen en in de Bergrede komen ook de „twee wegen” aan de orde. Wel zijn er verschillen, zei hij: „In Psalm 1 moet de gelovige zich verre houden van de zonden en de zondaren; Jezus Christus daarentegen zoekt zondaren en eet met hen.”
„De psalmen gaan tegelijk over het Hoofd, Christus, en over het lichaam, de kerk” - Dr. W.J. de Wit, docent in Caïro
In zijn behandeling van Psalm 22 betoogde De Wit dat de passages over het lijden en de Godverlatenheid niet uitsluitend op Christus kunnen worden toegepast, maar ook –zoals in de Joodse traditie gebeurt– op oudtestamentische figuren als David en Esther, of geheel Israël. Kunnen beide interpretaties naast elkaar bestaan? Volgens De Wit biedt de kerkvader Augustinus een oplossing door te wijzen op de „gehele Christus”, waarmee hij bedoelt dat de psalmen tegelijk over het Hoofd, Christus, gaan en over het lichaam, de kerk, en daarmee ook over de individuele gelovige als lid van het lichaam.
Moedelozen
Prof. dr. J. (Hanneke) Schaap-Jonker sprak in het middaggedeelte over het thema ”Moedelozen bemoedigen, zwakken ondersteunen: pastoraat en prediking bij psychische problemen”.
Volgens dr. Schaap, rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg) en hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, zijn mentale problemen ingewikkelde problemen, die niet tot één oorzaak te herleiden zijn. Allerlei interactionele en interpersoonlijke factoren kunnen invloed hebben op het ontstaan van mentale problemen. Het geloof en de geloofsgemeenschap hebben een grote impact op iemands geestelijke gezondheid. Dr. Schaap gaf aan dat het goed is dat predikers zich realiseren welke uitwerking hun preken op depressieve mensen kunnen hebben. In de prediking kan hiermee rekening worden gehouden. Predikanten kunnen uit de cijfers van bijvoorbeeld het Trimbos-instituut over mensen met depressieve gevoelens en suïcidale neigingen afleiden dat er ook veel onder hun gehoor moeten zijn.
De hoogleraar drukte de predikanten op het hart vooral „open” te zijn, altijd in de „wij-vorm” te spreken en in „toon en lichaamshouding” begrip uit te stralen. Predikanten moeten, zoals Paulus, gemeenteleden „als een voedster koesteren” (1 Thessalonicenzen 2:7). De zorg voor psychisch lijdende mensen dient ook te worden „ingebed in de hele gemeente”, aldus Schaap: de predikant kan het niet alleen.