Bij De Heer land en water gaat het om de Bron
Het kunstwerk voor het pand van De Heer land en water is geen eerbetoon aan Elisa en de arme weduwe, maar aan hun God. Zo kijkt Ad de Heer (55) ook naar zijn bedrijf. „In tijden van voorspoed heb je dubbele genade nodig om dicht bij God te blijven.”
Maatschappelijk gezien heeft de Polsbroekse boerenzoon het ‘gemaakt’. De Amerikaanse droom werd werkelijkheid in de Lopikerwaard door hard te werken en op de juiste tijd te investeren in machines, vertelt De Heer. „Op mijn zeventiende jaar verhuurde ik mezelf met tractor en werktuig onder de naam loonbedrijf A. de Heer. Eerst waren mijn klanten boeren; later kwamen daar ook aannemers bij. Al snel ging ik rechtstreeks voor overheden aan het werk zonder tussenkomst van anderen.”
Pas nadat de jonge ondernemer een aanbesteding op zak had, kocht hij de machines die hij daarvoor nodig had. „Het starten van een bedrijf is altijd lastig omdat je dan moet investeren en vooraf niet weet of opdrachtgevers met nieuwe klussen zullen komen.”
Al snel werd het seizoenswerk in de agrarische sector uitgebreid met het onderhoud van bermen en watergangen voor gemeenten, waterschappen en provincie. Inmiddels is het bedrijf „dankzij gekwalificeerd personeel” uitgegroeid tot een grote speler in „groen, grond en infra”. En staat de portefeuille strak van de opdrachten in een groot deel van het land. De toekomst ziet er wat dat betreft positief uit.
In 2010 kreeg het bedrijf door de veranderingen in de werkzaamheden een nieuwe naam: De Heer land en water. „Dat klinkt en past beter bij wat we doen.” Drie jaar geleden werd de locatie naast de boerderij –tevens ouderlijk huis– van De Heer ingewisseld voor een ruimer onderkomen op industrieterrein De Copen in Lopik. Het bedrijf groeide naar 140 werknemers in vaste dienst en bezit een indrukwekkend machinepark. Inmiddels staat er ook een gloednieuw kantoorpand.
„Er is werk genoeg, we hebben een nieuw gebouw, precies voldoende personeel en de onderlinge sfeer is erg goed” - Ad de Heer, directeur bij De Heer land en water
De concurrentie is groot in de sector. „Het is altijd een zorg om nieuwe opdrachten binnen te halen. Maar als ik dit zeg, schaam ik me ook weer. God zorgt. Nog steeds zien we een gestage groei van opdrachten en omzet. We worden overgoten met zegeningen. Er is werk genoeg, we hebben een nieuw gebouw, precies voldoende personeel en de onderlinge sfeer is erg goed.”
Volgens de directeur is het mede vanwege dat laatste aspect niet moeilijk om zijn personeelsbestand op peil te houden. Wie niet voldoende gekwalificeerd is, wordt intern opgeleid. „De helft van mijn mensen behoort niet tot onze achterban, maar ze krijgen de christelijke waarden en normen wel mee naar huis. En we zien dat daardoor werknemers de Bijbel gaan lezen.”
Drie jaar geleden wilde Ad de Heer zijn bedrijf nog van de hand doen omdat er geen opvolger was. „Inmiddels is een zoon voor 20 procent aandeelhouder. Het ziet ernaar uit dat hij in de toekomst de nieuwe eigenaar wordt.”
Hoogtepunt in de historie van De Heer zijn de ingebruikname van het gloednieuwe pand en de onthulling van een opmerkelijk kunstwerk voor het kantoor, eerder dit jaar. Het is een metalen constructie van een vrouw die vanuit haar kruik lege vaten vult: een verbeelding van de geschiedenis van de weduwe en Elisa (2 Kon. 4: 1-7). De zakenman wil hiermee duidelijk maken dat er in God een overvloed is voor zowel tijd als eeuwigheid.
Een waterwand in de hal van het bedrijfspand wijst op God als de Bron van leven. „Zoals de waterval zonder ophouden water geeft, zo wil Hij aan mensen het eeuwige leven geven door het geloof in Jezus Christus.” Wie als bezoeker het pand bezoekt, krijgt bij het vertrek een ‘kruikje’ olie mee met daarbij een tekst die wijst op Gods overvloeiende genade.
De Heer: „Ik sta hier niet met wat ík heb opgebouwd; ik ben maar een simpele boerenjongen. We hebben ook moeilijke tijden meegemaakt. Dan blijft er niks anders meer over dan God alleen. Nu worden we overgoten met zegeningen. Maar juist als alles voorspoedig gaat, heb je dubbele genade nodig om dicht bij Hem te blijven. Het gaat daarom niet om mij, maar om de Bron.”