Media VS waarschuwen voor „christelijke kruisvaarders”
Amerikaanse media schellen de alarmbel: De Verenigde Staten dreigen te verworden tot een fundamentalistische theocratie waar oudtestamentische wetten het leven reguleren. Daarom moeten het christelijk nationalisme bestreden worden. Dat vertaalt zich in een campagne tegen orthodoxe christenen, die zichzelf op hun beurt niet thuis voelen bij dat christelijk nationalisme.
Sinds de Capitoolrellen van 6 januari 2021 zijn de waarschuwingen tegen het gevaar van christelijk nationalisme niet meer weg te denken uit het publieke debat in de VS. „Pas op voor de christelijke kruisvaarders”, schreef een columnist nog recent in de New York Times.
Helemaal onbegrijpelijk is het niet. Een van de meest getoonde beelden van de bestorming van het Amerikaanse parlementsgebouw is dat van een houten kruis net buiten het regeringsgebouw, omringd door een menigte mensen die Amerikaanse vlaggen omhooghield. Enkele meters verderop stond een galg met een nepbeul opgesteld die kennelijk bedoeld was voor vicepresident Mike Pence. Bij deze bestorming baden de opstandelingen ook christelijke gebeden toen ze de Senaatskamer waren binnengedrongen. Sindsdien wordt elke pleidooi voor het behoud van christelijke waarden aangemerkt en gediskwalificeerd als christelijk nationalisme.
De vorig jaar overleden theoloog Tim Keller zei kort na de rellen: „Het zal nog lang duren voordat deze beelden van het gebruik van deze christelijke symbolen bij de bestorming van het Capitool uit het nationale bewustzijn zullen zijn gewist. We zijn als evangelische christenen er allen door bezoedeld.”
En inderdaad, wie vandaag de dag het etiket van christelijk nationalist krijgt opgeplakt, staat er in de Amerikaanse publieke opinie niet goed op.
Grondwet opzijgezet
Dat negatief labelen van christelijk nationalisme is niet van recente datum. Sinds de publicatie van Michelle Goldbergs boek ”Kingdom Coming: The Rise of Christian Nationalism” in 2006 gebruikt de elite in de VS de term als wapen om evangelische christenen mee te slaan, vooral na hun enorme steun voor Donald Trump bij de verkiezingen van 2016 en 2020. Christelijk nationalisme en trumpisme zijn sindsdien bijna identiek.
Het beeld dat de Amerikaanse media oproepen is ook bepaald niet positief. Christelijke nationalisten zijn racistisch, verkiezingsontkenners en aanhangers van complottheorieën. Ze willen Amerika weer puriteins maken (in de moderne, slecht begrepen betekenis van dat woord).
Volgens de mainstream media geloven ze dat de grondwet opzijgezet moet worden voor een christelijke heerser met goddelijk recht die toezicht houdt op gedwongen religieuze bekeringen en draconische morele codes oplegt aan een onwillige bevolking. Dat is het beeld.
Jennifer Rubin van de Washington Post noemde onlangs christelijk nationalisme „een autoritaire, racistische, dogmatische boodschap die de mantel van het christendom omhult”. Zij beweerde dat de Republikeinse partij „toegewijd is aan het opleggen van wit christelijk nationalisme”.
„Christelijk nationalisme is een blauwdruk voor corruptie, brutaliteit en onderdrukking” - David French, christelijk commentator van de New York Times
Het zijn overigens niet alleen de grote media die dit negatieve beeld schetsen. Sommige christelijke opinieleiders doen dat ook. Russell Moore, voormalig hoofdredacteur van het magazine Christianity Today, beschreef christelijk nationalisme als „de doorgeslagen bevrijdingstheologie voor blanke mensen”. En David French, de christelijke commentator van de New York Times die ook de Nashvilleverklaring tekende, noemde het „een blauwdruk voor corruptie, brutaliteit en onderdrukking”. Kortom, ook bij hen staat het christelijk nationalisme er niet goed op.
Beledigende term
De discussie over het gevaar van deze beweging is weer in alle hevigheid opgelaaid bij de herverkiezing van Trump in november van dit jaar. Zo is het een van de belangrijkste bezwaren (niet het enige!) tegen Pete Hegseth, de man die Trump heeft genomineerd voor de post van minister van Defensie.
De Amerikaanse historicus Thomas Kidd, zelf orthodox christen en heel kritisch over het christelijk nationalisme, zegt: „Het grote probleem is dat de term christelijk nationalisme het karakter van een vuilcontainer heeft gekregen. Het is een beledigende term, waarmee iedereen zijn afschuw over het christelijk gedachtegoed kan uiten. Daarbij worden soms heel tegenstrijdige verwijten gemaakt die met een oprecht christelijke levensbeschouwing en politieke visie niets van doen hebben.”
Kidd stelt dat het negatieve effect van de discussie is dat ieder die pleit voor het behoud van christelijke waarden „ook in die vuilcontainer wordt gestopt. En als dan het deksel valt wordt geroepen: Weg ermee.”