Burgemeesters hebben op dit moment geen behoefte aan extra bevoegdheden of middelen om betogingen bij abortusklinieken in goede banen te leiden. Dat zei minister Hugo de Jonge (VWS) dinsdagavond in de Tweede Kamer.
Overleg met gemeenten heeft volgens hem uitgewezen dat zij goed uit de voeten kunnen met de Wet openbare manifestaties (Wom) op grond waarvan de locatie of de duur van een betoging kan worden begrensd.
Diverse media suggereerden de afgelopen maanden dat de aanwezigheid van betogers bij klinieken zou zorgen voor wanordelijkheden en overlast. Onder andere het Humanistisch Verbond uitte deze klacht. Nadat de Tweede Kamer daar opheldering over wilde, ging De Jonge met gemeenten in overleg. De bewindsman sprak ook met alle abortuscentra, en met de prolifeorganisaties Schreeuw om Leven en Stirezo. Uit de overleggen kwam onder meer naar voren dat er de afgelopen jaren weinig klachten of incidenten bij gemeenten of de politie rondom demonstraties bij abortusklinieken zijn gemeld.
Van de fracties van GroenLinks, PvdA, SP, VVD en D66 mag De Jonge het er echter niet bij laten zitten. Wat anti-abortusbetogers doen, kan helemaal niet onder de Wom vallen, omdat ze intimideren in plaats van demonstreren, zei VVD-Kamerlid Tellegen. De Jonge bracht daar tegenin dat burgemeesters dat onderscheid wel degelijk maken en de kans meewegen dat vrouwen zich door een aangekondigde demonstratie geïntimideerd kunnen voelen. Is dat het geval, dan leggen zij betogers meer restricties op.
Vooral GroenLinks, PvdA en D66 benadrukten dat in deze kwestie meer aan de orde is dan de juiste uitoefening van het demonstratierecht. „Wereldwijd dreigt het recht op abortus te worden ingeperkt. Zie Amerika”, zei D66-Kamerlid Pia Dijkstra. „Die sfeer gaat overwaaien naar ons. Dat voel je.” „U moet dit zien in de bredere context van de hulpvraag van vrouwen”, aldus PvdA-Kamerlid Ploumen. „Wat wij nodig hebben van deze minister is niet alleen steun aan gemeenten, maar ook steun aan deze vrouwen. We hebben leiderschap nodig.”
De Jonge drukte de Kamerleden van genoemde partijen op niet te doen alsof er in Nederland Amerikaanse toestanden aan de orde zouden zijn. „Ik ben oprecht verrast over de invloed die u mij toedicht”, reageerde hij. „Het deel van de bevolking dat de abortuswet steunt, is de afgelopen jaren alleen maar gegroeid. Van 60 procent in 1992, naar 74 procent nu”, rekende hij de Kamer voor.
Ook SGP-leider Van der Staaij toonde zich niet helemaal gelukkig met de manier waarop De Jonge positie koos, maar dan om een andere reden. Hij vindt dat de counselors van prolifeorganisaties en de deelnemers aan stille wakes de afgelopen maanden ten onrechte als ordeverstoorders zijn weggezet. „Laten we feiten en fabels over de wakers helder van elkaar scheiden”, zo luidde zijn oproep aan de Tweede Kamer. Wel steunt Van der Staaij De Jonges pleidooi om de situatie in Amerika buiten beschouwing te laten. „Dat er in Amerika strengere wetten komen, is nog geen reden om hier ineens mensen in diskrediet te brengen die rond de abortusklinieken bezig zijn”, vindt hij.
Concrete voorstellen vanuit de Kamer om gemeenten toch harder te laten optreden tegen betogingen bleven uiteindelijk achterwege. D66 en VVD opperden slechts dat de mogelijkheid voor bezoekers van abortusklinieken om aangifte te doen van initimidatie misschien nog iets duidelijker onder de aandacht moet worden gebracht.
De PvdA wil dat De Jonge alvast laat uitzoeken of gemeenten de nieuwe hulpverlenersbus van Schreeuw om Leven uit de buurt van abortusklinieken kunnen houden via een ruim parkeerverbod. Of een motie daarover volgende week een meerderheid haalt, is nog onduidelijk.
GroenLinks, PvdA, VVD, SP, Partij voor de Dieren en 50PLUS richtten zich uiteindelijk in een motie tot hun collega’s. Zij vroegen alle Kamerleden om uit te spreken dat vrouwen te allen tijde „veilig en vol vertrouwen” moeten kunnen kiezen voor abortus en dat de politiek pal moet staan „voor dit verworven recht.”