Geven corona en online de winkelstraat de genadeklap?
Jongeren bestelden de voorbije jaren massaal via internet, waardoor hele winkelketens uit de straten verdwenen. Door corona zoeken ook de babyboomers hun toevlucht online. Is de ravage compleet? „Het onderliggende probleem is niet de webwinkel, maar overaanbod.” Niet overal is het kommer en kwel. „Onze groei verslaat online.”
Door de miezerregen is het op deze donderdagmorgen niet echt druk in het centrum van Barneveld. Juli laat zich niet van z’n zonnigste kant zien. Dat beïnvloedt de komst van toeristen, die in groten getale op de campings rondom het kippendorp zijn neergestreken. Of is het de coronaklap, die nadreunt?
Voorzitter van de Barneveldse Middenstandsvereniging (BMV) Jan Joosten (69) meent van niet. Al vijf jaar staat hij aan het hoofd van de vereniging die zich inzet voor de belangen van de circa 160 detaillisten. „Op een zonnige dag is het alweer gezellig druk. Zeker 80 procent van de bezoekers is na de coronadip terug en hun aantal neemt nog steeds toe.” Hij kan het evenwel niet staven met cijfers. Maar verschillende ondernemers laten desgevraagd weten niet te klagen.
De voormalige middenstander ontpopt zich tijdens een wandeling door het winkelhart als een enthousiaste marketeer van het gebied waarin hij tijdens zijn werkzame leven tientallen jaren als slager werkzaam was.
De gestage opkomst van online en enkele elkaar opvolgende crises zijn ook de voor de reformatorische gezindte zo belangrijke winkelstraten niet geheel onopgemerkt voorbijgegaan. Verschillende ketens zoals Miller & Monroe, Op=Op voordeelshop, Intertoys en Coolcat sloten de afgelopen jaren hun deuren. Een wandelingetje met Joosten– een bekende persoonlijkheid zo blijkt uit talloze begroetingen– maakt duidelijk dat het vertrek en de sluiting van detailzaken in Barneveld niet heeft geleid tot het naargeestige beeld dat veel winkelstraten in middelgrote plaatsen vertonen.
Gaten opvullen
In samenwerking met gemeente en vastgoedeigenaren heeft Joostens vereniging zich ingezet om lege winkels op te vullen. Soms tijdelijk, soms met een meer blijvend karakter. In een leegstaand pand zijn verschillende kleinere winkeltjes ondergebracht, in ex- Miller & Monroe tonen modelbouwers hun kunnen (zie kader) en kunstenaars hebben deze zomer de ruimte in het vroegere Coolcat. In het pand van Intertoys laat het Oude Ambachten & Speelgoed Museum een klein deel van haar collectie zien. Af en toe moeten de ambachten wijken voor een tijdelijke winkel, een zogenaamde pop-upstore. Door middel van geplande verbouwingen wordt de komende jaren een definitieve oplossing gezocht. „We proberen de gaten op te vullen. Ombouw tot woningen is wel het allerlaatste waar we aan denken”, aldus Joosten. Hij denkt dat de groei van het inwonertal van Barneveld de komende decennia de nog steeds stijgende verkoop via internet zal verslaan. „Naar verwachting wonen er in 2030 hier 70.000 mensen. Misschien hebben we dan wel meters te kort.”
De voormalige ondernemer ziet de toekomst daarom niet somber in. „Natuurlijk zijn er zorgen, zeker over enkele leegstaande panden. Voor dit jaar missen we trekkers als de Ballonfiësta, Terdege Zomerfaire en oud-Veluwse markten. Op de langere termijn beschikken we over een compact centrum, zoeken we aanvulling in beleving die aansluit bij de wensen van het voor Barneveld belangrijke publiek. Daarnaast heeft dit centrum voldoende horeca en speciale winkels.”
Om dat laatste te onderstrepen, toont hij de binnenkant van “Choco & Zo”, dat onder meer bonbons maakt en “Oh me Oh my”, een winkel in tweedehands merkkleding en lifestyle. „Barneveld staat verder bekend om z’n mode en heeft verschillende zaken met heel oude papieren die reformatorisch publiek uit het hele land trekken. Daarnaast hebben de meeste ondernemers voldoende achter de hand om te overleven. Dat bleek ook tien jaar geleden bij de financiële crisis.” Lachend: „We zijn een spaarzaam volkje.”
Vrije val
Landelijk is het beeld bepaald niet florissant. Het bezoek aan de winkelstraten ging tijdens de lockdown overal in de vrije val, met een dieptepunt in de eerste maanden van de coronacrises. „Het was ongekend”, zegt Huib Lubbers. De retaildeskundige is, drie maanden later, nog nauwelijks van zijn verbazing bekomen. „De Kalverstraat in Amsterdam gaf een min van 92 procent te zien. Dan is de straat dus echt leeg.”
In een etablissement in hartje Haarlem, aan de Grote Markt, licht hij zijn woorden toe. Aan de overkant staat als toonbeeld van onveranderlijkheid de St. Bavo. De Grote Houtstraat, jarenlang dé winkelstraat in de leukste winkelstad van Nederland, ligt om de hoek. Lubbers tikt op een app en duikt in de cijfers. Op het dieptepunt trok het centrum van het Haarlemse winkelgebied bijna 80 procent minder bezoekers. Tijdens het gesprek is het bezoekersaantal in vergelijking met dezelfde dag vorig jaar nog steeds min 44 procent.
Hij kan het weten. Lubbers is directeur van Bureau RMC in Amsterdam. RMC meet met een uniek systeem door middel van sensoren in 120 grotere en kleinere steden de drukte in de belangrijkste Nederlandse winkelstraten. Om de drie seconden wordt vastgelegd hoeveel bezoekers er zijn. In maart en april keek hij meerdere malen per dag op zijn telefoon om vast te stellen dat de winkelstraten vrijwel leeg waren. Dat gold in mindere mate voor de grote boulevards, de clusteringen van bouwmarkten en woonwinkels. De zogenaamde boodschappengebieden, die vaak bestaan uit een supermarkt met daaromheen een bakker, slager en af en toe een groenteboer, brachten het er beter af. Maar ook daar kwam een kwart minder bezoekers.
Luxe artikelen
Veel winkelketens en ook zelfstandige winkeliers liepen zware economische schade op. Juist dezelfde sectoren die de afgelopen jaren al veel last hadden van de gestaag stijgende internetverkoop zoals fashion, luxe artikelen, schoenen, elektronica, boeken, telecom en ticketverkoop. Lubbers denkt niet dat die blijvend is. Het bezoek loopt gestaag op. „De winkelstraten in binnensteden bezoek je niet in de eerste plaats voor gerichte aankopen, maar omdat je erop uit wil. Dat blijft trekken.”
Corona is zijn ogen een forse dip die niet tot echt andere inzichten zal leiden. De pijn zit dieper. „Het versnelt het effect van een trend die er al lange tijd aan de gang was. Die kun je omschrijven als een aardverschuiving in winkelland.” Die heeft vooral te maken met de opkomst van de aankopen via het web. Dat is al vele jaren aan de gang. „Het is niet verwonderlijk dat Nederland vooroploopt in vergelijking met buurlanden. We hebben supergoed internet en het smartphonegebruik is heel groot.”
Daartegenover staat het winkelaanbod in Nederland. De retaildeskundige is resoluut. „Dat is veel te groot. Bij elke honderd woningen is een winkel neergezet. Decennialang. Jaren geleden werd er al becijferd dat er van de 100.000 winkels in Nederland ongeveer 25 procent zou moeten verdwijnen. Er is, zeker de voorbije jaren, wel wat afgegaan, maar dat is nog altijd veel en veel te weinig.” Hij wijt de trage omzetting van winkels naar woningen en horeca en de daaruit voortvloeiende leegstand aan de commerciële opstelling van gemeentebesturen, winstbejag bij vastgoedontwikkelaars en de vertragende invloed van de Omgevingswet.
Winkeliers moeten vooral zelf aan de slag. „De aanloopstraten in de binnensteden zijn te lang en onaantrekkelijk, winkelcentra te groot en te weinig divers. Om de recreatieve consument te plezieren zijn soms aanvullingen nodig zoals een superjump (bijzondere trampoline - AE), proeverij, kartbaan of wat dan ook.”
Hij wijst naar buiten. „Haarlem is een uitstekend voorbeeld. Een gevarieerd winkelaanbod, grote ketens, veel bijzondere winkeltjes en boetiekjes, voldoende horeca, water, historie, musea en een theater en schouwburg op loopafstand. Alles lijkt te kloppen. Toch is zelfs hier inkorting van winkelstraten onontkoombaar.”
Woonboulevards
Andere steden staan er slechter voor. „Vooral de groep met 50.000 tot 100.000 inwoners staat voor de keus. „Wat wil ik zijn, een boodschappencentrum of een recreatief winkelgebied? Het antwoord wordt in veel gevallen bepaald door de afstand tot grotere en aantrekkelijker winkelcentra in de omgeving.”
Voor de grote woonboulevards, soms aangevuld met bouwmarkten, aan de rand heeft hij geen gemakkelijke boodschap. „Het huidige aanbod is geschikt voor 50 miljoen mensen, drie keer de bevolking van Nederland. Alleen de grote winkelcentra zullen het op termijn overleven.”
Wijkcentra en de dorpen, waar winkels zich rondom een supermarkt concentreren, kunnen evenmin achterover leunen. „Daar gaat het nog steeds niet zo slecht, maar de toekomstige supermarkt heeft zeker 1500 vierkante meter nodig. Kleintjes gaan verdwijnen.”
Modelbouw als opvulling leegstand
Met medewerking van de gemeente en vastgoedeigenaar Westeneng, is recent in het voormalige pand van Miller & Monroe aan het Raadhuisplein in Barneveld een grote modelbouwtentoonstelling geopend. „We proberen het de consument zo aantrekkelijk mogelijk te maken om een bezoekje te brengen aan het centrum, zonder ze te dwingen om winkels te bezoeken”, zegt Kitty Schueler, centrum-manager van de middenstandsvereniging. Een grote groep modelbouwers uit Barneveld en omliggende plaatsen toont er de fraaiste modellen. Verschillende ervan zijn geheel naar eigen ontwerp en van allerlei materialen opgebouwd. Er staan bijzondere vliegtuigen en schepen, vaak het resultaat van honderden uren priegelwerk. Kinderen kunnen er treintjes laten rijden en er is een flightsimulator.
De tentoonstelling, bedoeld als een pop-up (tijdelijke winkel), is de maanden juli en augustus van donderdag tot en met zaterdag geopend. De toegang is gratis. De gemeente verleende een subsidie. Volgens Schueler wordt vooral gemikt op vaders en kinderen, die er zich kunnen vermaken terwijl moeder winkelt. De eerste dagen kwamen er al 750 bezoekers.
Risico’s nemen in coronatijd
„Ondernemen is risico durven nemen.” Het woordje risico valt herhaaldelijk als Lianne Pellikaan vertelt hoe ze tijdens de meest heftige weken van corona besloot om haar winkel met bijzondere woonaccessoires in Barneveld fors uit te breiden. Ze zit midden in een verbouwing. Het Olde Jagthuys gaat van 110 naar circa 400 meter en krijgt een hoofdingang aan een van de belangrijkste winkelstraten.
Zes jaar geleden begon de jonge onderneemster met een eigen webshop met exclusieve producten in een landelijke stijl, gevolgd door een shop-in-shop en daarna een eigen winkel aan het Raadhuisplein, nu twee jaar geleden. Klanten uit het hele land en zelfs België en Duitsland weten de weg naar de winkel te vinden. „Corona maakte het heel spannend. Maar juist het virus vraagt om extra ruimte, zodat we hebben heb besloten om het aangrenzende pand te huren. Eind augustus gaan we open. Vaak is tegen me gezegd dat ik een goedkoop pand op een industrieterrein moet huren, maar ik wil juist bijdragen aan de centrumbeleving. De ingang aan een van de belangrijkste winkelstraten biedt bovendien de gelegenheid om me meer regionaal te profileren.”