Belastingdienst in problemen door vertrekregeling
De Belastingdienst stroomt leeg. Zowel op het gebied van personeel als liquiditeit is er sprake van een ware kaalslag.
Oorzaak is een wel heel riante vertrekregeling. Vanwege het grote animo is die per 1 september 2016 stopgezet. Inmiddels zijn er Kamervragen gesteld en heeft staatssecretaris Wiebes (Financiën) een lijvige brief over de regeling geschreven. Extra pijnlijk is dat de vertrekregeling 70 miljoen euro meer kost dan was begroot. En laat deze overschrijding nu net een gevolg zijn van een wettelijke regeling die Financiën zelf heeft uitgevaardigd.
Door vernieuwingen bij de Belastingdienst moesten op voltijdsbasis 4800 medewerkers vertrekken. De regeling was nodig omdat jaarlijks slechts een op de honderd werknemers uit zichzelf een andere baan zoekt. Bovendien was de gemiddelde leeftijd met 53 jaar aan de hoge kant. Naar nu blijkt hebben niet alleen oudere werknemers maar ook jongeren zich massaal aangemeld voor de vertrekregeling.
Voor de ouderen is het de vraag of het gebruik van de vertrekregeling niet is te kwalificeren als vervroegde uittreding. Het kabinet-Balkenende II heeft een einde gemaakt aan het fiscaal faciliteren van regelingen die het mogelijk maken om te stoppen met werken voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Wordt de werknemer toch zo’n regeling aangeboden, dan is de werkgever een eindheffing van 52 procent verschuldigd over het toegekende loon in de vertrekregeling. Onder een regeling voor vervroegde uittreding (RVU-regeling) kunnen ook een ontslagvergoeding, loondoorbetaling en een VUT-regeling (als onderdeel van een sociaal plan) vallen.
Stel dat Jan (63 jaar) met zijn werkgever afspreekt dat hij eerder stopt met werken. Hij krijgt twee jaarsalarissen mee om zonder veel financiële zorgen zijn AOW-gerechtigde leeftijd te bereiken. Jans werkgever is dan verplicht om over de loondoorbetaling van twee jaar nog 52 procent eindheffing te betalen. De werkgever doet er goed aan hier rekening mee te houden bij het definitief maken van de vertrekregeling. Overigens zal er bij een individuele ontslaguitkering wegens disfunctioneren of onenigheid tussen werkgever en werknemer niet snel sprake zijn van een eindheffing voor de werkgever. Immers, is in dat geval geen sprake van een inkomensoverbrugging tot aan de pensioenleeftijd.
Bij ontslag wegens reorganisatie is er vaak sprake van collectief ontslag. Ook in dat geval kan een werkgever worden geconfronteerd met een eindheffing op basis van de RVU-regeling. Dat zal vooral het geval zijn als de ouderen worden getroffen door de ontslagronde. Wordt het personeelsbestand ingekrompen met behulp van het zogeheten LIFO-beginsel (laatst ingekomen werknemers gaan er als eerste uit) of het afspiegelingsbeginsel, dan zal een eindheffing niet snel aan de orde zijn.
Gezien het feit dat de vertrekregeling bij de Belastingdienst is opengesteld voor alle werknemers, zal niet de totale som aan uitbetaalde vertrekvergoedingen onder de eindheffing vallen. Staatssecretaris Wiebes geeft echter toe dat de eindheffing een dominante factor is voor de overschrijding van 70 miljoen euro. Bij besprekingen over de vertrekregeling is er geen rekening gehouden met de eindheffing. De Belastingdienst is inmiddels in overleg met de inspecteur (!) over de betaling van de eindheffing. Dit voelt toch als het vullen van de rechterbroekzak met de inhoud van de linkerbroekzak.
De auteur is belastingadviseur bij Visser & Visser Belastingadviseurs. Reageren? fiscaal@refdag.nl