Conflict VS-China treft ook Nederlands bedrijfsleven
De handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China drukt de groei van de wereldeconomie. Ook Nederlandse bedrijven hebben daar last van. „Handelsconflicten zijn per definitie slecht voor de export.”
Het was een korte maar veelzeggende verklaring van Philips-topman Frans van Houten, bij de presentatie van de kwartaalcijfers in juli: „We zitten er middenin.” Het medisch technologiebedrijf heeft flink last van de hogere invoertarieven die de Verenigde Staten en China elkaar hebben opgelegd. Die kostten het Nederlandse concern in het tweede kwartaal 25 miljoen euro. Een fors bedrag, zelfs voor een concern met een kwartaalomzet van 4,7 miljard euro en een kwartaalwinst van 246 miljoen. En dan is er ook nog steeds de dreiging van een nieuwe ronde van tariefsverhogingen.
Philips is daarom al sinds de zomer van 2018 bezig te schuiven met zijn productie. Het bedrijf heeft zowel in China als in de VS fabrieken. Door spullen voor de Amerikaanse markt zoveel mogelijk in de VS te maken, en niet in China, bespaart Philips invoerrechten. Andersom geldt hetzelfde.
Voor de microfoon van BNR gaf Van Houten een voorbeeld: „We maken in China maskers voor beademingsapparatuur die naar de VS gaan. Die gaan we nu produceren in Amerika, zodat we daar geen invoertarieven meer over hoeven te betalen.”
Philips heeft fabrieken in alle grote werelddelen en kan daardoor vrij gemakkelijk een deel van zijn productie verplaatsen. Het kost alleen wat tijd om die fabrieken om te bouwen. Het past trouwens ook in de langetermijnstrategie van het concern. Al eind 2016, ruim vóór het uitbreken van het handelsconflict, maakte Philips bekend het aantal fabrieken wereldwijd terug te brengen van vijftig naar dertig. Producten voor regionale markten (Amerika, Europa, Azië) zullen zoveel mogelijk in die regio’s zelf worden gemaakt. Die operatie moest eind 2020 zijn afgerond. Het handelsconflict heeft het allemaal wat versneld.
Een wereldwijd actief concern als Philips heeft rechtstreeks te maken met de Amerikaanse en Chinese importbelemmeringen. Maar een effect dat veel meer bedrijven raakt, is een verminderde vraag naar hun producten. Dat komt doordat het minder goed gaat met de economie, niet alleen in de VS en China zelf, maar ook elders op de wereld.
Afkoeling
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft zijn ramingen voor de ontwikkeling van de wereldeconomie de achterliggende tijd meerdere keren naar beneden bijgesteld. Volgens de jongste raming (mei) groeit de wereldeconomie dit jaar met 3,2 procent. In maart was de prognose nog 3,3 procent groei, in november 3,7 procent. Als risico’s voor de economie noemt de OESO als eerste „een voortdurende handelsoorlog met nieuwe tariefsverhogingen tussen de VS en China”, gevolgd door nieuwe handelsbarrières tussen de VS en de Europese Unie en een verdere afkoeling van de Chinese economie.
Hoofdeconoom Menno Middeldorp van de Rabobank zegt dat een escalatie van de handelsoorlog vooral de Chinese economie flinke schade zal doen en in mindere mate de Amerikaanse. Ook andere landen krijgen er veel last van. „China en de VS importeren heel veel uit de rest van de wereld, waaronder Europa. Vraaguitval zal dan ook een negatief effect hebben op de Nederlandse export naar China en de VS.”
Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat China, waar de economische groei behoorlijk inzakt, vorig jaar al minder Nederlands product afnam (zie grafiek). De uitvoer naar de VS nam in 2018 nog behoorlijk toe.
Een mogelijk positief effect is substitutie: Nederlandse bedrijven krijgen de kans om in het gat te springen dat Amerikaanse bedrijven achterlaten omdat die minder kunnen exporteren naar China. Oftewel: waar twee honden vechten om een been, gaat de derde ermee heen. De Chinezen stimuleren dit effect zelfs door invoerheffingen voor concurrenten van de VS te verlagen, met name op producten die gemaakt worden in Amerikaanse regio’s waar president Donald Trump veel aanhang heeft. Dat geldt bijvoorbeeld voor landbouwproducten, chemicaliën, metalen en elektronica.
Voormalig Blokker-topman Roland Palmer, tegenwoordig hoofd Benelux bij Alibaba, wees recent op kansen voor bedrijven van buiten Amerika. De Chinese webwinkelgigant probeert Europese ondernemingen te overtuigen om hun producten in China op de markt te brengen. Alibaba heeft met websites als taobao.com en tmall.com en supermarktketen Fresh Hippo platformen in handen waar Nederlandse bedrijven hun waren kunnen presenteren. Het bedrijf doet volgens Palmer onder meer zaken met jeansmerk G-Star, Jacobs Douwe Egberts, FrieslandCampina, Philips, Heineken, Unilever en Shell. Vleesverwerker VanDrieGroup brengt sinds oktober 2018 Nederlands kalfsvlees in China op de markt. Dat ligt inmiddels in tientallen winkels van Fresh Hippo in de steden Peking, Guangzhou en Shanghai.
Rabobank-econoom Middeldorp is voorzichtig. „Ik zie alleen individuele Nederlandse bedrijven, met specifieke producten, van substitutie profiteren”, zegt hij desgevraagd. De econoom heeft een lijstje gemaakt van de top twintig producten die Nederland én die de VS naar China exporteren. Daaruit blijkt dat er overlap is voor onder meer elektrische apparaten, medische en farmaceutische producten, voertuigen voor wegvervoer en gespecialiseerde machines. Het zwaartepunt ligt bij de industrie.
Nieuwe leveranciers
Per saldo denkt Middeldorp echter dat de algehele terugval in de vraag vanuit China zwaarder doortikt voor het Nederlandse bedrijfsleven als geheel. Dat is zeker de eerste tijd het geval. „Eerst neemt de vraag af, daarna gaan Chinese importeurs pas op zoek naar nieuwe leveranciers.”
Rob Zomer, manager internationaal ondernemen bij evofenedex, de organisatie van bedrijven die zaken doen over de grens, denkt er net zo over.
„Ik sluit niet uit dat op sectorniveau individuele bedrijven met een goede ingang op de Chinese of Amerikaanse markt kunnen profiteren. Maar in het algemeen houden ondernemers niet van onzekerheid. Die maakt ze eerder kopschuw. Wij zien juist dat sommige bedrijven zich terugtrekken uit China en hun supply chain (productieketen, TR) verleggen naar India of Vietnam.”
In China is het sowieso niet makkelijk zakendoen, zegt Zomer. De Chinezen beschermen hun eigen producenten. En dan is er ook het probleem van het intellectuele eigendom. „Bedrijven zijn bang dat hun producten of diensten worden gekopieerd of dat ze hun rechten kwijt zijn. Dat horen we de laatste tijd ook steeds terugkomen.”
De Nederlandse regering wil bedrijfsinformatie beter afschermen tegen Chinese spionage. In zijn langverwachte China-strategie, die minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken in mei naar de Tweede Kamer stuurde, kondigt het kabinet aan daar meer capaciteit voor vrij te maken bij de inlichtingendiensten. Die waarschuwen al langer voor cyberaanvallen en bedrijfsspionage door China.
Overigens gaat de export naar de VS ook niet van een leien dakje. Zomer: „De Amerikanen vinden dat de Europese Unie te weinig producten bij hen koopt. Daarom wordt het Europese bedrijfsleven steeds meer getroffen door Amerikaanse importheffingen.”
Zulke conflicten zijn gewoon slecht voor de handel, constateert Zomer. De organisatie die ze zou moeten helpen beslechten, de wereldhandelsorganisatie WTO, is een tandeloze tijger geworden.
Zomer: „De VS hebben daar vorig jaar een bommetje onder gelegd. Ze verhinderen dat de geschillencommissie van de WTO op sterkte blijft, door benoemingen van nieuwe leden tegen te houden. Daardoor kan die commissie geen bindende uitspraken meer doen. Dit probleem zou voor eind dit jaar opgelost moeten zijn, maar daar ziet het nog niet naar uit.”
De Amerikaanse president Trump vindt dat de WTO op oneerlijke basis tot uitspraken komt, die in het nadeel van de VS zijn. Zomer: „Punt is dat China door de WTO nog steeds als ontwikkelingsland wordt beschouwd. Die status geeft bepaalde voorrechten op het gebied van de handel. China is natuurlijk allang geen ontwikkelingsland meer; dat vinden wij in Europa ook, maar de Chinezen vinden het wel prima zo.”
Evofenedex krijgt van zijn leden intussen vooral vragen over praktische kwesties: welke importheffingen zijn precies van kracht, welke exportdocumenten moet een bedrijf invullen, welke vervoermiddelen zijn er. De belangenorganisatie discussieert op bijeenkomsten met de leden over de houding richting de beleidsmakers in Den Haag en Brussel. En dat signaal is volgens Zomer duidelijk: de handelsconflicten moeten zo snel mogelijk de wereld uit, want ze zijn per definitie slecht voor het bedrijfsleven.
Voor FrieslandCampina is China een belangrijke markt. Het zuivelconcern verkoopt er onder meer babyvoeding. Een lucratieve activiteit, want sinds een groot schandaal met vergiftigde melkpoeder van Chinese makelij hebben Chinese ouders meer vertrouwen in westerse voeding voor hun kinderen.
Van het Chinees-Amerikaanse handelsconflict merkt FrieslandCampina weinig -het jaarverslag over 2018 zwijgt erover. Wel kampt het bedrijf met toenemende concurrentie van Chinese zuivelproducenten.
Hoe het ook zij, FrieslandCampina vindt rust op de internationale markten en een gelijk speelveld voor alle partijen van groot belang, laat een woordvoerder desgevraagd weten. Het concern is actief in 34 landen en exporteert naar meer dan honderd landen. „Hiermee spreiden wij onze risico’s”, zegt de woordvoerder. Politieke en economische ontwikkelingen houdt het bedrijf continu in de gaten. “Soms bieden die kansen en soms beperkingen. Indien nodig passen we onze plannen aan of gaan we op zoek naar nieuwe afzetmarkten voor onze producten.”