Nadruk op gelijkheid doet appel op school
Kan een gescheiden juf, meester met een homoseksuele relatie of docent die zich laat overdopen blijven werken op een christelijke school? Promovendus Niels Rijke ziet dat de huidige nadruk op de rechten van werknemers de ruimte voor een eigen benoemingsbeleid van bijzondere scholen beperkt. Drie reacties.
De Wet gelijke behandeling verbiedt het mensen die bijvoorbeeld een buitenechtelijke relatie zijn aangegaan enkel om die reden te ontslaan, stelt Jan Macdaniel van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS). „De mogelijkheid die scholen wel hebben, zit in de uitzonderingsbepaling dat een school iemand mag ontslaan die niet met de godsdienstige grondslag van de school instemt.”
Het mogen voeren van een benoemingsbeleid kan echter botsen met het recht op gelijke behandeling, ziet promovendus Niels Rijke. Maandag promoveert hij op de verhouding tussen het identiteitsgebonden benoemingsbeleid van orthodox-protestantse scholen en de mensenrechten.
Zijn conclusie: het accent komt meer te liggen op de rechten van werknemers binnen het bijzonder onderwijs, zoals privacy en gelijke behandeling. Die nadruk zorgt voor een beperking van de vrijheid van onderwijs. Rijke voorziet dat een toenemende focus op gelijke behandeling gevolgen kan hebben voor de eisen die bijzondere scholen aan hun personeel mogen stellen.
Het is soms inderdaad moeilijk om tot ontslag over te gaan, merkt mr. L. Vogelaar, bestuurlijk-juridisch adviseur bij de Vereniging tot bevordering van schoolonderwijs op gereformeerde grondslag (VBSO). „Als iemand in de lessen opvattingen over bijvoorbeeld het verbond naar voren brengt die niet in overeenstemming zijn met de identiteit van de school, dan moet je kunnen aantonen dat die persoon laat blijken niet meer achter de grondslag te staan.” Vogelaar acht het daarom van belang de grondslag in een identiteitsdocument uit te werken en dat frequent met de werknemers te bespreken. „Anders wordt ontslag moeilijk.”
De verschuiving van klassieke grondrechten naar het recht van de werknemer om in zijn privéleven eigen keuzes te maken, herkent ook Dico Baars van Verus, de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs. Toch vindt hij niet dat de identiteit van scholen daardoor sterker onder druk komt te staan. „Het doet juist een appel op scholen om goed na te denken over het mogelijke verschil tussen hun identiteit op papier en wat er achter de schooldeur gebeurt. Zij moeten daarover vaker het gesprek voeren en dat is winst.”
Spannend wordt het volgens Baars als een identiteitsgebonden benoemingsbeleid niet altijd begrepen wordt in de samenleving. „Niet voor iedereen is de ruimte voor bijzonder onderwijs vanzelfsprekend. Een publiek debat kan uitmonden in strengere wetgeving. Is de samenleving bereid ruimte te geven aan een minderheid die eigen waarden, normen en visies uitdraagt?”
Ook Vogelaar merkt dat het recht op gelijke behandeling in de maatschappij sterk benadrukt wordt. „Koste wat kost mag er niet gediscrimineerd worden –eens–, maar de nadruk op dit recht heeft als gevaar dat het de andere grondrechten gaat domineren.” De vrijheid van onderwijs kan dan in het gedrang komen.
Macdaniel merkt dat naast de publieke opinie ook de houding van werknemers is veranderd. „Personeelsleden zijn meer overtuigd van hun rechten. Zo’n twintig jaar geleden trok een werknemer vaker zelf de conclusie een andere baan te zoeken als hij gewezen werd op gedrag dat niet paste bij de grondslag van de school.” De beleidsadviseur ziet ook de tendens dat het discriminatieverbod boven alles komt te staan. „Als dat het hoofdbeginsel wordt, ontstaan er problemen.”