Sinds ruim een jaar loop ik ook geregeld hobbymatig door een tuincentrum. Op de redactie ben ik zelfs „de collega met die planten op z’n bureau.” Op een goede dag kocht ik bij een lokaal plantenboertje een omgekeerde ananas waar groene sprieten uitsteken –ik ben niet zo sterk in namen– en een palmachtige plant. De twee kregen een plek naast mijn beeldscherm. Zo kan ik tijdens het werk stiekem vertederd naar ze gluren.

Gezien mijn historie mag het best een wonder heten dat ik geld uitgaf aan groen. Op het hebben van groene vingers ben ik namelijk nooit betrapt. Als kind van basisschoolleeftijd moest ik mijn ouders weleens helpen met het verwijderen van onkruid. Dan kroop ik met een drietand door de moestuin, maar meestal was ik er na enkele minuten helemaal klaar mee.

De liefde voor groen is vermoedelijk gaan bloeien nadat onze achtertuin een jaar of acht geleden stevig is uitgebreid. In dat aangekochte stuk land laten we de natuur lekker haar gang gaan. We knippen zo nodig wel de meidoornheg, maar verder laten we de struikjes, bloempjes, boompjes en beestjes het zelf uitzoeken. En die hebben dus echt een wonderlijk goede Maker en Onderhouder. In het stukje wildernis groeien de struiken harder dan in de keurig aangelegde delen van de tuin. De bloesems geuren er overdadiger. De insecten zoemen er harder. De vogels fluiten er luider.

De uitbundige natuur achter het huis heeft me aangespoord om ook eens wat planterigs in mijn slaapkamer te zetten. Twee jaar geleden begon ik voorzichtig met cactussen. Daarna kwamen tal van moeilijker exemplaren. Maar ik blijk niet altijd een even goede onderhouder van groen. Nee, ik ben meer van het ”laat de natuur haar gang maar gaan”. En dat werkt op een slaapkamer niet.

Maar pas ontdekte ik iets briljants. Het bestaat allang, maar ik had het niet eerder gezien: een microbiotoop. Dat is, zeg maar, onze achtertuin, maar dan in een glazen pot met een grote kurk erop. „Nadat je de plantjes hebt gepoot, regelt de natuur het verder zelf”, klonk de uitleg in het tuincentrum. Te mooi om waar te zijn natuurlijk, maar ik waagde de gok.

Onder in de pot zitten laagjes zand, aarde en „actieve houtskool” – ik moet nog ontdekken wat daar actief aan is, want het zwarte gruis doet behoorlijk doods aan, maar vooruit. Ik pootte er vier plantjes in, voegde wat water toe, zette de kurk d’r op en wachtte af.

Vol bewondering kijk ik nu iedere ochtend hoe het miniwereldje zich ontwikkelt. Want warempel: het werkt. Zuurstof maken de planten zelf aan, het verdampte water condenseert en druipt de grond weer in. Voor mij bevestigt de nieuwe aankoop: mensen zoals ik, die er wat planten betreft een potje van maken, moeten de natuur lekker haar gang laten gaan. Desnoods in een potje.


Reageren? chris@rd.nl