Sinds de uitbraak van het coronavirus is er in taalland sowieso van alles aan de hand. Tal van nieuwe woorden zien het levenslicht. Behalve teamsen heeft ook zoomen een hoge vlucht genomen in de anderhalvemetersamenleving waarin social distancing het codewoord is.
Nu de crisis al zes weken duurt, worden we coronamoe. Helemaal frustrerend als door al dat thuiszitten de coronakilo’s eraan vliegen. Dus ga je toch maar even de deur uit voor een coronawandeling. Dan is het wel oppassen voor de enkeling die de neiging heeft iets van zijn innerlijk met voorbijgangers te delen – de coronaspuger.
De kans dat deze nieuwkomers de Van Dale halen, lijkt me klein. Het zijn woordcombinaties die we snel zullen vergeten. Raambezoek daarentegen zou niet misstaan in het dikke woordenboek. Net als de elleboogkus. En The Great Lockdown – met die naam gaat de huidige crisis de geschiedenisboeken in, zo besloot het IMF vorige week.
Al deze coronaneologismen zijn volgens mij het gevolg van creativiteit die bij talige mensen opborrelt zodra ze zich door een bizarre situatie heen moeten slaan. Die groep creatievelingen is echter klein. Het grootste deel van de mensheid valt in crisistijd terug op weinigzeggende standaardzinnetjes; coronaclichés.
Hoezeer ik ook mijn best doe ze te ontwijken, ook ik ben een grootgebruiker van wijsheden als: „Dit gaat nog wel even duren”, „We weten het niet”, „De cijfers zeggen niets” en „Gelukkig hebben we er lekker weer bij.” Het zijn waarheden als een koe, maar ze voegen niets toe.
„Het komt nu wel dichtbij”, merkten tientallen meelevend op toen mijn vader ziek was. Mensen die me vragen hoe het nu met hem gaat, krijgen steevast te horen: „Hij is weer beter, hoor. Nou, we mogen blij zijn dat het hierbij gebleven is.”
Rutte strooit de coronaclichés ook lustig rond. Volgens hem zijn we er nog lang niet. Het is zoeken naar de juiste balans, want er bestaan geen eenvoudige oplossingen. We stevenen af op een nieuwe normaal. Zorg goed voor elkaar, is het advies, dan kunnen we op termijn terug naar het oude normaal. Maar het is een zaak van de lange adem. Afwachten maar.
Werkgevers kunnen er ook wat van. Voor hen en hun personeel is de crisis een bijzondere tijd. Intensief. Pittig. Uitdagend. Maar ook droevig. Daardoor dubbel. Nu is het vooral zaak om een ander ritme te vinden, een stabiele basis. Neem de ruimte om zo nodig gas terug te nemen en naar een lagere versnelling te schakelen.
De eerste weken ergerde ik me aan al dat gepapegaai. Inmiddels berust ik erin. Want wat doet taal er eigenlijk toe in een periode waarin rouw, verdriet en pijn aan de orde van de dag zijn?
Reageren? chris@rd.nl