Vervolgens mocht ik op een gewone stoel plaatsnemen, in plaats van op een harde kerkbank, wat ik op zich een aangename verbetering vond. Een paar gitaren en een cajon begonnen ”Lobe den Herrn, meine Seele, und seinen heiligen Namen” te spelen, psalm 103. Een wat oudere man met een snor en een vale spijkerbroek stapte naar voren, om veertig minuten te praten over iets waar ik nog geen tien woorden van verstond.
Voordat wij naar Oostenrijk verhuisden zat ik in een hersteld hervormde kerk. Eerlijk gezegd was ik toen nog niet erg bezig met de kerk en alles wat daarbij hoort. Toch was ik die eerste keer hier wel een beetje geschokt. Tot mijn verbazing waren mijn ouders na afloop laaiend enthousiast over de kerk. De preek scheen erg mooi te zijn geweest.
Als je aan mijn ouders vraagt, wat ze van tevoren het moeilijkst vonden aan emigreren, zullen ze waarschijnlijk zeggen: de kerk. Omdat ze wisten, dat de absolute meerderheid van de bevolking katholiek is, hadden ze weinig hoop op een „goede, Bijbelgetrouwe” kerk.
„Misschien moeten we elke zondag wel drie uur rijden voor een dienst!” werd er gesuggereerd. „Of komen we in een gemeente met vier oude mensen terecht.”
In een christelijke boekhandel in Klagenfurt, vroegen mijn ouders of er ergens een protestantse, Bijbelgetrouwe kerk in de buurt was. Tot hun verrassing kregen ze een lijstje met een stuk of vier gemeenten. „Nou,” zeiden ze „we gaan ons heel goed oriënteren, want een kerk uitzoeken is niet zomaar wat.” Dus werd er besloten de gesuggereerde gemeentes één voor één een tijdlang te bezoeken en dan een besluit te nemen. We begonnen bij de Evangelikale Gemeinde in Klagenfurt, waarbij Evangelikal overigens niet vergelijkbaar is met evangelisch in Nederland.
Ondanks al hun goede voornemens heb ik dus uiteindelijk niet meer dan één Oostenrijkse gemeente van binnen gezien. Maar daar ben ik blij mee. Want inmiddels versta ik niet alleen de preek, maar kan ik ook met anderen mensen communiceren. En dat bevalt erg goed!