Hij treuzelde niet

Ezechiël 33:11-33:11

Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? Gij dan, o mensenkind! zeg tot de kinderen uws volks: De gerechtigheid des rechtvaardigen zal hem niet redden ten dage zijner overtreding; en aangaande de goddeloosheid des goddelozen, hij zal om dezelve niet vallen, ten dage als hij zich van zijn goddeloosheid bekeert; en de rechtvaardige zal niet kunnen leven door dezelve zijn gerechtigheid, ten dage als hij zondigt. Als Ik tot den rechtvaardige zeg, dat hij zekerlijk leven zal, en hij op zijn gerechtigheid vertrouwt, en onrecht doet, zo zullen al zijn gerechtigheden niet gedacht worden, maar in zijn onrecht, dat hij doet, daarin zal hij sterven. Als Ik ook tot den goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven! en hij zich van zijn zonde bekeert, en recht en gerechtigheid doet; Geeft de goddeloze het pand weder, betaalt hij het geroofde, wandelt hij in de inzettingen des levens, zodat hij geen onrecht doet; hij zal zekerlijk leven, hij zal niet sterven. Al zijn zonden, die hij gezondigd heeft, zullen hem niet gedacht worden; hij heeft recht en gerechtigheid gedaan, hij zal zekerlijk leven. Nog zeggen de kinderen uws volks: De weg des HEEREN is niet recht; daar toch hun eigen weg niet recht is. Als de rechtvaardige afkeert van zijn gerechtigheid, en doet onrecht, zo zal hij daarin sterven. En als de goddeloze zich bekeert van zijn goddeloosheid, en doet recht en gerechtigheid, zo zal hij daarin leven. Nog zegt gij: De weg des HEEREN is niet recht; Ik zal ulieden richten, een ieder naar zijn wegen, o huis Israels! En het geschiedde in het twaalfde jaar onzer gevankelijke wegvoering, in de tiende maand, op den vijfden der maand, dat er een tot mij kwam, die van Jeruzalem ontkomen was, zeggende: De stad is geslagen. Nu was de hand des HEEREN op mij geweest des avonds, eer die ontkomene kwam, en had mijn mond opengedaan, totdat hij des morgens tot mij kwam. Alzo werd mijn mond opengedaan, en ik was niet meer stom. Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Mensenkind! de inwoners van die woeste plaatsen in het land Israels spreken, zeggende: Abraham was een enig man, en bezat dit land erfelijk; maar onzer zijn velen; het land is ons gegeven tot een erfelijke bezitting. Daarom zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Gij eet vlees met het bloed, en heft uw ogen op tot uw drekgoden, en vergiet bloed; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? Gij staat op ulieder zwaard; gij doet gruwel, en verontreinigt, een ieder de huisvrouw zijns naasten; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? Alzo zult gij tot hen zeggen: De Heere HEERE zegt alzo: Zo waarachtig als Ik leef, indien niet, die in die woeste plaatsen zijn, door het zwaard zullen vallen, en zo Ik niet dien, die in het open veld is, het wild gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in de vestingen en in de spelonken zijn, door de pestilentie zullen sterven! Want Ik zal het land tot een verwoesting en een schrik stellen, en de hovaardij zijner sterkte zal ophouden; en de bergen Israels zullen woest zijn, dat er niemand overga. Dan zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik het land tot een verwoesting en een schrik zal gesteld hebben, om al hun gruwelen, die zij gedaan hebben. En gij, o mensenkind! de kinderen uws volks spreken steeds van u bij de wanden en in de deuren der huizen; en de een spreekt met den ander, een iegelijk met zijn broeder, zeggende: Komt toch en hoort, wat het woord zij, dat van den HEERE voortkomt. En zij komen tot u, gelijk het volk pleegt te komen, en zitten voor uw aangezicht als Mijn volk, en horen uw woorden, maar zij doen ze niet; want zij maken liefkozingen met hun mond, maar hun hart wandelt hun gierigheid na. En ziet, gij zijt hun als een lied der minnen, als een, die schoon van stem is, of die wel speelt; daarom horen zij uw woorden, maar zij doen ze niet. Maar als dat komt (zie, het zal komen!) dan zullen zij weten, dat er een profeet in het midden van hen geweest is.

Uitleg

In Ezechiël 33 wordt een indringende vraag gesteld: Waarom zoudt gij sterven? Het klinkt ook wel als een vreemde vraag, alsof wij er iets aan zouden kunnen doen dat we nu eenmaal moeten sterven. Als alleen deze vraag hier zou staan zouden we er dan ook niet mee geholpen zijn. Maar de oproep die eraan voorafgaat is nog veel indringender: Bekeert u!

Wat denk je? Zou de Heere dit zeggen als je je niet zou kunnen bekeren? De Heere heeft Zelf gezorgd voor een Weg van behoud. Hij werd Zelf mens. De Heere Jezus treuzelt niet als het gaat om de zaligheid van zondaren. Hij treuzelde niet terwijl Hij wist: straks moet ik vreselijke pijn lijden, straks moet ik de schuld dragen van grote zondaren. Maar Hij deed het en stelde het niet uit. Hij was volmaakt en stierf voor onvolmaakten. Maar Hij treuzelde ook niet toen Hij in het graf lag. Hij stond op, zodat het ook voor jou mogelijk is om zalig te worden.

Treuzel dan niet langer, maar aanbidt Hem. Waarom zou je in de dood blijven? Waarom zou je nog langer in Sodom blijven? Val op je knieën en roep Hem aan. Al zijn zonden, die hij gezondigd heeft, zullen hem niet gedacht worden; hij heeft recht en gerechtigheid gedaan, hij zal zekerlijk leven.


Terug naar Bijbel & leesplannen
Deze Bijbelstudie maakt deel uit van een groter Bijbelrooster.
Download het Leesplan als PDF

Alle Leesplan dagen

-Dinsdag: Waarom treuzelen

Zondag aan zondag de oproep horen en nog steeds onbekeerd verder leven. De Bijbel praat dat op geen enkele manier goed. Maat hoe komt het? Wanneer iemand begint na te denken over de vraag hoe hij aan het oordeel kan ontkomen, zal Satan alle kunst van de hel gebruiken om hem vast te houden. Zo probeert Satan te bereiken ...

-Woensdag: Te druk of te lui

‘Hoe is het?’ ‘Goed hoor, druk’. We zijn druk. Voor school, voor ons werk, in de kerk, met vrienden, met familie. Altijd zijn we bezig. Hoe vaak zijn mensen niet vervuld met zoveel zaken, dat zij geen gepaste tijd kunnen vinden om hun zaligheid te bewerkstelligen? Zoveel drukte, zoveel zorgen aan het hoofd dat ze ...

-Donderdag: Liever in zonde blijven

Voor een zondaar is het scheiden van zonden als het afsnijden van een arm of been. Het is als het verlaten van vrienden. Dat zal niemand willen doen, tenzij hij vastbesloten is. Stel: je huis staat in brand. Dan zal je geen minuut treuzelen om te vluchten. Maar als het om onze ziel gaat, die midden in de dood ...

-Vrijdag: Later gaat het vast makkelijker...

‘Nu geloven? Daar ben ik toch veel te jong voor? Laat me eerst ook maar lekker jong zijn, even genieten van dit leven!’ Zal het later makkelijker zijn om te gaan geloven? Als je werk veel tijd vraagt, als je misschien een man of vrouw en kinderen hebt? Het is een grote misleiding in onze tijd. Dat ...

-Zaterdag: Te verwaand

Zalig worden is geen makkie. Er zijn veel mensen die zichzelf behagen met de gedachte dat ze alleen maar hoeven te geloven en zich te bekeren. En veel werk is dat niet. Als je iets in een handomdraai kunt doen hoef je daar geen haast mee te maken. Of we leven in de verwaandheid dat we zelf wel genoeg ...

-Zondag: Treuzelen tot...

Leef je nog in de gedachte dat bekering iets is voor oude rimpelige mensen? Of hou je liever vast aan de zonde? Ben je te druk om jezelf te bekeren? Zeg je: ach, dat komt later wel? Stel je voor dat Lot nog even in het zondige Sodom was gebleven omdat hij zou denken: ‘Ik ga hier niet ...

-Maandag: Hij treuzelde niet

In Ezechiël 33 wordt een indringende vraag gesteld: Waarom zoudt gij sterven? Het klinkt ook wel als een vreemde vraag, alsof wij er iets aan zouden kunnen doen dat we nu eenmaal moeten sterven. Als alleen deze vraag hier zou staan zouden we er dan ook niet mee geholpen zijn. Maar de oproep die eraan voorafgaat is nog ...