Kerkelijk Leven | 27 juli 1999 |
Pastoraat en preken in gebarentaalDoor M.M.C. van der Wind-Baauw Dat vraagt om enige uitleg. Een dove kan in ieder geval toch lezen? Deze vraag blijkt te zijn ingegeven door onkunde. Als een kindje doof geboren wordt, duurt het vaak lang voordat dit wordt ontdekt, legt de gereformeerd vrijgemaakte predikant uit. Dan moeten de ouders nog een tijd wennen en leren hoe ze daarmee moeten omgaan. Voordat een kind via gebaren taal tot zich krijgt, is het al een heel eind op weg. De taalontwikkeling komt veel later op gang dan bij een horend kind. Die achterstand haal je nooit meer in. Nederlands is voor doven en ds. Boerma onderscheidt ze daarom van slechthorenden en mensen die op latere leeftijd hun gehoor verliezen de tweede taal. Daarin raak je nooit zo thuis als in een moedertaal. Het tweede probleem dat doven hebben is hun informatieachterstand. Ze zijn minder algemeen ontwikkeld. Horende kinderen horen de hele dag praten en ze krijgen allerlei informatie. Ook informatie die helemaal niet voor hen is bedoeld. Doven weten alleen wat speciaal tegen hen is gezegd. Alles wat je niet hoort, mis je. Eigen grammatica Ds. Boerma kreeg zelf voor het eerst van zijn leven met een dove te maken toen hij tien jaar geleden predikant werd in het Groningse Onnen. Daar was een doof meisje van 13 jaar. Zo goed en zo kwaad als dat ging, gaf hij haar catechisatie. Ik dacht: Wat begrijpt ze weinig. Wat weet ze weinig. Speciaal voor dit werk leerde ds. Boerma Nederlandse gebarentaal (NGT). En eigenlijk is hij na vijf jaar nog steeds niet uitgeleerd. Gebarentaal is meer dan voor ieder woord een gebaar maken. Het is geen Nederlands met gebaren. Dat bestaat ook, maar dove mensen kunnen het minder goed begrijpen, omdat ze zich het Nederlands nu eenmaal minder goed eigen hebben kunnen maken. Gebarentaal heeft een eigen structuur, een eigen grammatica. Tegenwoordig kan hij het meisje uit zijn eerste gemeente alles uitleggen wat hij maar wil. Jarenlang ging het met hangen en wurgen. Als ik haar nu iets vertel, dan weet ze het ook. Nu door mijn kennis de trechter waardoor informatie komt verbreedt, kan ik haar veel beter bereiken. Liefdesverhouding Als er geen aangepaste dienst is, gaan de dove mensen gewoon naar de eigen gemeente en krijgen ze bijvoorbeeld de preek op papier of andere mensen maken gebaren. Over deze cultuur in zijn kerken is de predikant positief gestemd. Als er in sommige andere kerkverbanden geen speciale dovendienst is, dan is er meestal niets. Dat komt de betrokkenheid bij de kerk niet ten goede, denkt ds. Boerma. Ook al kunnen dove mensen de preek meelezen, dan nog pikken ze veel niet op, is zijn ervaring. Een meisje las in een preek over weduwen, maar dat woord was haar onbekend. Ze vatte het op als we duwen. Je begrijpt dat er dan van de preek weinig duidelijk is. Ik preek in eenvoudig Nederlands, met korte zinnen. Daarin probeer ik de structuur van de gebarentaal te gebruiken. Want in diensten waarin geen tolk is, maak ik zelf gebaren. Wat betreft de inhoud hebben mijn preken een normaal niveau. De voorbereiding van de preek moet dinsdag klaar zijn. Daarna zet een regionale dovencommissie de tekst op een plastic rol voor een overheadprojector. De kosten daarvan bedragen zo'n 120 gulden. Daar komen dan meestal nog een stuk of negen sheets van een gulden bij voor de gebeden. Grapjescontact Ds. Boerma werkt voor schrik niet veertig mensen. Zij wonen door het hele land, op zo'n 35 adressen. Hij zit iedere week tussen de tien en twaalf uur in de auto. Een stuk of zeven zitten in de catechisatieleeftijd. Vijf van hen geeft de predikant zelf individueel catechese. Iedere woensdag vanaf kwart over zes zit hij achtereenvolgens in Amersfoort, Leusden en Spakenburg. Op vrijdag gaat hij voor twee anderen naar de dovenschool in Groningen. Voor weer twee anderen is er een voorziening in de eigen gemeente, die goed loopt. Het meeste behoefte is er aan pastoraat, merkt ds. Boerma. Met hun eigen predikant of ouderling komen ze niet veel verder dan zomaar wat praten. Het hield vaak op met Hallo, hoe gaat het met je? Een van de jongens zei: Met mijn ouderling heb ik alleen maar grapjescontact. Ik kom verder, al bereik ik nog lang zo veel niet als ik wil. Ik ben toch horend en heb dus een ander wereldbeeld. Wat hij in het dovenpastoraat bespreekt, verschilt niet van gesprekken met anderen. Huwelijksproblemen, verdriet om het overlijden van familieleden, problemen met de kinderen, somt hij op. En ik maak veel eenzaamheid mee. De mogelijkheden om door te verwijzen naar de hulpverlening zijn veel kleiner. Iedere twee weken bezoekt hij bijvoorbeeld een vrouw uit Groningen die is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis in Leidschendam. Dat is de enige plaats waar ze geholpen kan worden. Voor geloven in God is veel abstract denken nodig, ondervindt ds. Boerma. Dat vereist dat je veel taal in huis hebt. Gebarentaal kan dat wel aan. Die is zeker geschikt om emoties en abstracties uit te drukken. Maar een aantal doven heeft dat hoge taalniveau in gebarentaal of Nederlands niet. Vooral oudere doven denken toch wel zwart-wit. Ik ben boos of niet boos. Daar zit weinig tussen. Het is mijn taak juist op dat emotionele gebied iets voor hen te betekenen en juist wel iets van het abstracte door te geven. | Dit is de zesde aflevering in een serie gesprekken met predikanten die zich op een specifieke doelgroep richten.
Vorige afleveringen:
|