Kerkelijk Leven 29 juni 1999

Ds. Bos: Om hier te werken, moet je van pastoraat houden

Zielzorg in de duistere diepte

Door L. Vogelaar
WOLFHEZE – Half verscholen tussen het geboomte op het terrein van de psychiatrische instelling bij Wolfheze staat de oude kerk. In het midden. De voorgevel vermeldt Psalm 84:2: „Hoe lieflijk zijn Uwe woningen, o Heere der heirscharen.” Hoofdgebouw, kerk en watertoren werden op de middenas van het terrein neergezet. Oude paviljoens schurkten zich eromheen. Door recente nieuwbouw is de symmetrie echter verstoord. Ook figuurlijk staat de kerk niet meer in het midden, het ziekenhuis van Wolfheze ontkwam niet aan fusies en liet de christelijke identiteit los.

Jarenlang konden kerk en geloof in de psychiatrie op bitter weinig waardering rekenen. Bij mensen uit de psychoanalytische school van Sigmund Freud merkt ds. T. M. C. Bos die aversie af en toe nog wel, maar bij jongere hulpverleners treft hij vaak een opener houding aan. De predikant heeft nu andere zorgen: Wat komt er nog van geestelijke verzorging terecht nu instellingen zich als gevolg van het overheidsbeleid opsplitsen in kleine regionale centra? En hoe geef je zielzorg een plaats in de dagbehandeling? „We zijn ons daarop aan het oriënteren.”

Ondanks de fusie bleef de geestelijke verzorging in Wolfheze wel, want elke instelling is verplicht die te verstrekken. Het helpt patiënten om weer met hun geloofs- en levensvragen in het reine te komen. In het voorbedenboek in de kerk noteerde een patiënt: „Leer me m'n zelf te vergeven.” Een ander: „Na 24 jaar hoop ik echt gewoon te worden.”

Omgaan met onmacht
De kerk uit 1928 is in moderne stijl uitgebreid met een pastoraal centrum. Daar werken ds. Bos en zijn drie collega's: twee predikanten en een rooms-katholiek geestelijke. Ds. Bos, predikant in de Gereformeerde Kerken, diende van 1989-1995 de United Reformed Church in Londen. In die gemeente trof hij nogal wat mensen met psychosociale moeilijkheden aan. Toen hij voor een halve dag per week geestelijk verzorger in een psychiatrische kliniek werd, was zijn interesse gewekt. In 1996 begon zijn werk in Wolfheze, waarvoor hij een cursus klinisch-pastorale vorming volgde.

„Om hier te kunnen werken, moet je van pastoraat houden. Betrokkenheid bij mensen is belangrijk, al moet je in zekere zin problemen ook weer van je af kunnen zetten. Het moet je liggen om op het grensgebied van kerk en wereld te werken, want je komt ook met onkerkelijke hulpverleners en patiënten in contact. Het is daarom goed om in je theologie een bepaalde ruimte hebben. Onlangs heb ik bijvoorbeeld een islamitische geestelijk verzorger ingeschakeld om samen met hem met een Afrikaanse vluchteling te praten die helemaal met zijn wortels in de knoop zat.

Je moet ook geduld hebben en kunnen omgaan met onmacht, want de problematiek is vaak zo hevig dat die niet zomaar even op te lossen is. Het is wel eens moeilijk om antwoorden te vinden als mensen bij je komen die boos zijn op God. Ik denk dan wel eens aan de Joden bij de Klaagmuur: wij mogen God best bestormen met onze vragen en klachten. De psalmen staan er ook vol van.”

Vertrouwelijk
De meeste contacten met de patiënten in wat nu ”Centrum voor geestelijke gezondheidszorg De Gelderse Roos” heet, worden door de predikanten zelf gelegd. Soms worden ze door een behandelaar of verpleegkundige ingeschakeld. Daarnaast komen ontmoetingen tot stand door de zondagse kerkdiensten. „Mensen kunnen hier vertrouwelijk praten zonder dat er direct teruggerapporteerd wordt. Er komen ook mensen zonder een christelijke achtergrond die met een pastor een gesprek willen over hun zoektocht naar verlichting en hoop. Soms zeggen ze: „Ik wil wel met u praten, maar niet over God.” Dat respecteer je dan. Dan nóg weet men zeer goed dat je pastor bent en dat je iets met de kerk en met God hebt.”

De diensten worden door vijftig tot tachtig mensen bezocht. Elke zondag is er een andere ”opbrengcommissie”, die de voorganger een hand geeft en de collecten verzorgt. Deze commissie bestaat uit zowel patiënten als vrijwilligers uit de kerken in de regio.

Ambtsdragers
De geestelijk verzorgers van Wolfheze beleggen eens in de anderhalf jaar een studiedag voor gemeentepredikanten. „De één heeft meer een antenne voor deze problematiek dan de ander. Een predikant hoeft er zich ook niet in te specialiseren. Vaak is het wel goed als hij bij opname het contact met zijn gemeentelid aanhoudt. Het is soms een van de weinige lijntjes die patiënten nog met hun thuissituatie hebben.

Voordat ze op bezoek gaan, nemen ambtsdragers wel eens contact met ons op. Het kan ook goed zijn als ze met de verpleging overleggen over dingen die ze beter niet of juist wel kunnen zeggen. De toerusting hiervoor tijdens de theologische studie vond ik zelf minimaal. Dat baart me wel eens zorgen, want nu de grotere instellingen steeds kleiner moeten worden, komen er steeds meer mensen met zware problematiek in de wijk of de stad te wonen. Predikanten, maar ook ouderlingen en diakenen, worden daarmee geconfronteerd. Zijn ze daarvoor toegerust? Dat is de vraag. Wij proberen wel beschikbaar te zijn voor informatie en consultatie.”

Bemiddeling
Om geestelijk verzorger in de psychiatrie te kunnen zijn, moet je enige kennis van ziektebeelden en behandelmethoden hebben, zegt ds. Bos. „Het gevaar dat we de rol van de behandelaar overnemen, zie ik niet zo. In het pastoraat gaat het om vragen van geloof en levensbeschouwing. Die vormen toch vaak een eigen terrein, dat in de behandeling slechts zijdelings ter sprake komt. Wel hoor ik mezelf regelmatig zeggen: „Dit heb je me nu verteld. Zou je dat nu ook niet eens aan je psychiater vertellen?”

Cliënten lijken het vertellen van hun ervaringen hier soms uit te proberen voordat ze ermee naar de behandelaar gaan. Soms neem ik, met toestemming van de patiënt, zelf contact op met de behandelaar. Slechts in heel uitzonderlijke gevallen doe ik dat zónder toestemming, zoals toen ik enige tijd geleden bij een man suïcidale neigingen bemerkte. De patiënt vond het eerst niet prettig dat ik anderen had ingeschakeld, maar achteraf heb ik daarover goed met hem kunnen praten.

In zulke gevallen is het belangrijk dat je iemand niet zomaar aan de behandelaar overdraagt, maar dat je naast hem probeert te blijven staan in het diepe, duistere dal waar hij in zit. De man heeft zijn plan niet uitgevoerd.”


Dit is de eerste aflevering in een serie gesprekken met predikanten die zich op een specifieke doelgroep richten.

Vandaag deel 1: predikant in een psychiatrisch ziekenhuis.