Kerk en Godsdienst19 december 2000

„Kerkvaders hebben zich te veel aangepast aan heidense denken”

De verleiding van het rationalisme

AMSTERDAM – Wat kunnen we van de kerkvaders leren in hun omgang met heidense religie en filosofie? „We kunnen ervan leren hoe het niet moet.” Die opmerkelijke stelling verkondigt prof. dr. A. P. Bos, hoogleraar antieke en patristische wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. De Griekse en Latijnse kerkvaders hebben zich volgens hem te zeer aangepast aan het niet-christelijke denken. „Met als gevolg een verrationalisering van het christelijk geloof.”

Prof. dr. A.P. Bos
De kerkvaders waren feitelijk de eerste theologen die een christelijke dogmatiek ontwikkelden. Zij moesten volgens prof. Bos bij het begin beginnen. „Ze zochten daarbij aanknopingspunten bij het Griekse denken, toentertijd de filosofie bij uitnemendheid. Als het ging om heidense mythologische voorstellingen dan waren de kerkvaders heel kritisch. Dat was voor hen pure afgoderij, product van demonen en gevallen engelen, al hadden de demonen in deze mythen zaken verwoord die soms veel leken op bijbelse verhalen. Maar christenen moesten zich wel afzijdig houden van de bijbehorende cultuur, de cultus en riten van de heidenen. Daarbij speelde de afkeer van de Romeinse keizerscultus zeker mee.”

Godsbeeld
Het ligt bij de kerkvaders echter anders als het gaat om de filosofische religie die de Grieken hadden ontwikkeld, zegt prof. Bos. „De kerkvaders stelden dat in de Griekse filosofie elementen van de waarheid te vinden waren. Ze koesterden de wonderlijke gedachte dat de Grieken en Romeinen volgens het goddelijke Woord (de Logos) geleefd hebben en op die manier op het spoor waren gekomen van ware normen en waarden voor het menselijk handelen. De heidenen hadden volgens hen eigenlijk een vorm van christenzijn gepraktiseerd voordat Christus verschenen was. De kerkvaders zagen de openbaring vooral als een redelijke openbaring, die zij terugvoerden op de Logos, die al vanaf de schepping werkzaam was.”

De eerste kerkvaders waren van mening dat de Grieken hun wijsheid aan de Joden ontleend hadden. „Plato zou in Egypte zijn geweest, waar hij van de profeet Jeremia de gedachte van een wereldschepper moet hebben gehoord. Wijlen prof. C. J. de Vogel noemde Plato zelfs de voorbereider van het christendom. Ook aan de Stoa konden kerkvaders elementen van de waarheid ontlenen. Met deze positieve waardering van de filosofie heeft de kerk zich echter een enorme ramp op de hals gehaald, waarbij het christelijke en het Joodse geloof als filosofische systemen werden behandeld. Het heeft 1500 jaar gekost om de negatieve gevolgen te boven te komen.”

Het probleem is volgens prof. Bos dat er voor de kerkvaders geen alternatief aanwezig was als het gaat om het gebruikmaken van een intellectueel denksysteem. „Men was aangewezen op het Griekse denken. De christenen moesten bij het begin beginnen. Ze namen hun uitgangspunt in de Griekse denktraditie. Maar het gevolg was wel een verintellectualisering van het christendom. De Griekse filosofie in de tijd van de kerkvaders moet wel degelijk gezien worden als een resultaat van vergoddelijking en verabsolutering van zaken die tot de schepping behoren, het menselijke denken en het menselijke intellect. Door het Griekse denken over te nemen, hebben de kerkvaders het geestelijke en het intellectuele overgewaardeerd. De Reformatie heeft ons daarvan bevrijd. Maar daarna is het al weer snel misgegaan met de scholastieke theologie van Melanchthon, de leerling van Luther.”

Waarom zijn de kerkvaders niet met de Bijbel begonnen?
„Ze zéíden dat ze dat ook deden! De Joodse geleerde Philo van Alexandrië heeft zich zijn leven lang met de Bijbel beziggehouden. Maar als je dat verkeerd doet, werkt het verkeerd uit. Philo had een grote bijbelkennis, maar zijn vergeestelijking van de bijbelteksten is volstrekt onacceptabel. Een voorbeeld kan dat duidelijk maken. Abraham is volgens hem niet de stamvader van Jezus, maar het type van de ziel die op zoek is naar wijsheid. Abraham moest eerst kinderen verwekken bij Hagar voordat hij productief kon zijn in zijn huwelijksverbintenis met Sara. De les is volgens Philo dat de mens die op zoek is naar het ware geluk zich eerst intensief bezig moet houden met de verschillende wetenschappen als propedeuse tot de wijsheid, waarvan Sara het symbool is. Maar op deze manier wordt deze tekst volkomen uit zijn historische context losgemaakt en alleen inzichtelijk voor de theoloog en voor ingewijden. De tekst wordt niet alleen onrecht gedaan, maar verbasterd en verdraaid.”

Een vergelijkbaar misbruik van een bijbeltekst is gemaakt in de uitleg van het gedeelte over de beroving van de Egyptenaren door de Israëlieten. Naar de opvatting van de kerkvaders mochten christenen op grond van deze tekst gebruikmaken van de geestelijke schatten van de heidenen, dus alles wat dezen aan wetenschap en filosofie hadden gepresteerd. „In feite is dit beginnende bijbelkritiek. De gedachte hierachter is dat God met deze opdracht aan Mozes toch onmogelijk bedoeld kon hebben de Israëlieten te leren voor goud en zilver veel aandacht te hebben, in plaats voor geestelijke schatten.”

Geestelijke strijd
Prof. Bos vindt het een goede zaak om als aanhangers van verschillende religies met elkaar samen te werken, vooral als het gaat om zaken zoals natuur en milieu. Maar een mondiale ethiek en samenwerking tussen religies, zoals Kirpestein die voorstelt, lijkt hem naïef, onwaarschijnlijk en onmogelijk. „Het gaat in de verschillende wereldreligies om verschillende zinperspectieven en geestelijke machten. Het betreft hier een strijd op leven en dood, om wat werkelijk heilzaam is voor de mens. In het al of niet waarderen van niet-christelijke culturen leggen we de geestelijke strijd tussen christenen en niet-christenen bloot. Natuurlijk moet er een gezamenlijk respect zijn voor natuur en medemens, maar een hindoe in India zal anders tegen een koe of een rivier aankijken dan christenen. Dan staat natuurreligie tegenover christelijke religie. Die openlijke strijd kunnen we nooit verdoezelen.”

Prof. Bos blijft het merkwaardig vinden dat de kerkvaders wel probeerden te leren van de filosofen, maar dat omgekeerd de christenen werden vervolgd of genegeerd. De heidense filosofen zagen geen enkele verwantschap tussen de christelijke leer en hun filosofie. „De kerkvaders waren volop beïnvloed door de Griekse cultuur, maar omgekeerd is er volstrekt geen invloed aan te wijzen. Trouwens, als de kerkvaders de heidense religie, vooral in hun filosofische gedaante, als voorloper van de christelijke religie claimden, is dit wel buitengewoon denigrerend voor deze religies zelf. Treurig dat de beoogde kerstening van de heidense wetenschap en filosofie is mislukt en dat een werkelijk christelijke filosofie zo lang op zich heeft laten wachten.”

Door K. van der Zwaag

Dr. J. W. Kirpestein bepleitte onlangs een dialoog tussen de wereldgodsdiensten. Dr. P. de Vries reageerde dat zijn collega door dit pleidooi de hoofdinhoud van de Bijbel terzijde schuift. Drs. W. Dekker ten slotte stelde dat het tijd is voor een nieuwe theologische doordenking van de religies vanuit gereformeerd oogpunt. Deze weken wijden we een serie interviews aan de vraag wat de Schrift en de christelijke traditie zeggen over dialoog en getuigenis. Vandaag deel 2: Het antwoord van de kerkvaders.

Deel 1: Getuigenis als doel van gesprek

Zie ook de bijdragen in Forum:
Op weg naar een mondiale ethiek
(22 november 2000)

Christen kan geen vrijblijvende dialoog voeren (1 december 2000)

Ontmoeting met godsdiensten is levenswijze (1 december 2000)

Kerk moet relatie met religies opnieuw doordenken
(5 december 2000)