Jeugdwet leidt nog niet tot betere jeugdzorg
Door de Jeugdwet en de decentralisatie van de jeugdzorg moeten jeugdigen en hun ouders zorg op maat krijgen. De beoogde transformatie naar een effectiever stelsel is echter nog niet gerealiseerd, constateren Roland Friele en Rutger Hageraats.
Na invoering van de Jeugdwet (januari 2015) en de daarmee samenhangende decentralisatie van de jeugdzorg hebben gemeenten, zorgaanbieders en professionals hard gewerkt aan de herinrichting van het jeugdstelsel. Het idee achter de decentralisatie is dat gemeenten beter in staat zijn jeugdigen en hun ouders integrale zorg op maat te bieden.
De ”Eerste evaluatie van de Jeugdwet” laat echter zien dat de beoogde transformatie naar een effectiever stelsel nog niet gerealiseerd is. Er zijn extra inspanningen nodig om de ambities en doelen van de Jeugdwet (juiste hulp op maat, meer samenhang, meer ruimte voor professionals) te realiseren.
Er is tijd voor nodig om de decentralisatie echt te laten werken. Deze eerste evaluatie levert een agenda op voor een gezamenlijke aanpak door gemeenten en zorgaanbieders om de transformatie verder te brengen. Er worden geen aanbevelingen gedaan om de Jeugdwet te veranderen.
Debat
De Jeugdwet beoogt een minder groot beroep op dure, gespecialiseerde hulp door eerder in te zetten op de juiste hulp op maat. Er is nu nog geen verminderd beroep op gespecialiseerde hulp zichtbaar. Ook wordt niet op grote schaal ingezet op preventie. Cliënten constateren wel een toenemend beroep op de eigen kracht.
Wij achten het van groot belang dat er een meer gedeelde visie komt op wat voor wie en op welk moment passende zorg is. Daarin moet de diversiteit van hulpvragers en hulpvragen worden erkend en benoemd. Een debat tussen cliënten, gemeenten en zorgverleners kan hieraan bijdragen.
Veel cliënten die deelnamen aan ons evaluatieonderzoek hebben grote moeite moeten doen om hulp te krijgen. Het meest negatief over de toegang tot jeugdhulp zijn gezinnen in een kwetsbare positie. Dan gaat het bijvoorbeeld om eenoudergezinnen en gezinnen met een laag inkomen. Deze gezinnen hebben in het algemeen minder positieve ervaringen met de uitvoering van de Jeugdwet. De indruk bestaat dat juist de gezinnen die het hardst hulp nodig hebben de grootste moeite hebben om die ook te krijgen.
Grote verschillen
Lokale teams, zoals wijkteams, buurtteams of wijknetwerken, hebben in vrijwel alle gemeenten een cruciale rol gekregen bij het realiseren van de doelen van de Jeugdwet. In onze evaluatie constateren wij dat er grote verschillen zijn tussen deze teams. Sommige verwijzen alleen door, andere bestaan vooral uit specialisten, terwijl weer andere teams breed zijn samengesteld.
Er bestaan zorgen over de expertise van professionals in de lokale teams, met name bij complexe problemen. Lokale teams zouden direct hulp moeten kunnen bieden. Daarvoor dienen ze echter te beschikken over professionaliteit in de breedte (deskundigheid op verschillende domeinen, zoals schuldhulpverlening en de Wmo) en over professionaliteit in de diepte, met specialistische kennis van bijvoorbeeld gezinsproblematiek en psychiatrische vraagstukken. Een gedeelde visie op de kwaliteit en professionaliteit van de lokale teams moet serieus overwogen worden.
Ook de onderlinge afstemming tussen hulpverleners is een knelpunt, zeker in gezinnen met veel (wisselende) hulpverleners. Onze evaluatie laat zien dat gemeenten nog onvoldoende toekomen aan het leggen van een verbinding tussen de jeugdhulp en andere domeinen. Dat is goed zichtbaar in de overgang van de leeftijdsgroep 18- naar 18+ en bij het verbinden van de jeugdhulp met schuldhulpverlening, onderwijs of de Wmo.
De samenwerking en samenhang in de jeugdhulp worden niet bepaald vergemakkelijkt door de aanbestedingsregels, de spanning tussen gegevensuitwisseling en het recht op privacy. Het verdient daarom aanbeveling uit te zoeken hoe deze instrumenten zodanig vorm kunnen krijgen, dat ze bijdragen en niet afdoen aan de samenwerking binnen het sociaal domein en de samenhang in het stelsel.
Rechtsbescherming
Tot slot blijkt uit onze evaluatie dat de rechtsbescherming bij jeugdhulp tekortschiet. Verschillende rechtswaarborgen voor betrokkenen bij jeugdhulp, zoals het betrokken worden bij beslissingen over jeugdhulp en het instellen van bezwaar en beroep tegen een beslissing, worden in de praktijk nog niet uitgevoerd zoals ze zijn bedoeld.
Voor vrijheidsbeperkingen bij gesloten jeugdhulp is een herbezinning op de huidige regelingen wenselijk. In de praktijk is namelijk een fase ontstaan van ”preventieve jeugdbescherming” (”drang”), zonder dat dit wettelijk is geregeld. Het risico is dat betrokkenen deze drang ervaren als dwang, maar dan wel zonder de vereiste wettelijke rechtswaarborgen.
De gemeentelijke beleidsvrijheid heeft al met al geleid tot een grote diversiteit in de uitvoering van het jeugdbeleid. Zo zien professionals zich geconfronteerd met een grote variatie aan regelingen, die een forse toename van administratieve lasten met zich meebrengt. En dat gaat ten koste van de tijd die professionals aan hun cliënten kunnen besteden en van de ruimte om zorg op maat te bieden. Er moet gezocht worden naar mogelijkheden om de diversiteit terug te dringen en meer ruimte aan de professional te laten.
Roland Friele is hoofd onderzoeksafdeling en programmaleider Wet- en regelgeving bij het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel) en bijzonder hoogleraar Sociaal-wetenschappelijke aspecten van wet- en regelgeving in de gezondheidszorg bij Tranzo. Rutger Hageraats is programmadirecteur Transformatie bij het Nederlands Jeugd Instituut. Bron: socialevraagstukken.nl. De ”Eerste evaluatie van de Jeugdwet” is te downloaden via publicaties.zonmw.nl/eerste-evaluatie-jeugdwet/.