Beperk doorbreking ambtsgeheim tot het allernoodzakelijkste
De laatste tijd is er veel te doen over het ambtsgeheim. Dit komt met name door de misbruikschandalen binnen de kerken. Die waren voor zowel de overheid als de kerkleiding aanleiding voor regelgeving om herhaling te voorkomen. Op zichzelf is dat toe te juichen, maar het ambtsgeheim van ambtsdragers komt hierdoor onder druk te staan.
Van oudsher kent de christelijke kerk het ambtsgeheim. De Rooms-Katholieke Kerk kent het sacrament van het biecht. Wat in het kader van het biechtgeheim wordt opgebiecht, mag onder geen enkele omstandigheid openbaar worden gemaakt. De consequentie voor het verbreken van het biechtgeheim kan excommunicatie zijn.
In de protestantse traditie wordt de biecht niet tot de sacramenten gerekend. Die absolute vorm van geheimhouding kent de protestantse traditie dan ook niet. Wel kent de protestantse traditie het ambtsgeheim voor ambtsdragers. In sommige kerkorden is de geheimhouding expliciet in het statuut van het kerkgenootschap opgenomen, zoals bij de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en de Hersteld Hervormde Kerk (HHK). Doorgaans beloven ambtsdragers bij hun bevestiging ook dat zij al hetgeen hun in het kader van hun ambtsuitoefening toevertrouwd wordt, geheim zullen houden.
Wereldlijk recht
Het belang van het ambtsgeheim van geestelijken wordt ook erkend in het wereldlijk recht, in de vorm van het verschoningsrecht. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafvordering wordt een zogeheten functioneel verschoningsrecht toegekend aan bepaalde beroepsgroepen. Van oudsher mogen de klassieke verschoningsgerechtigden zich hierop beroepen: advocaten, artsen, notarissen en geestelijken. Zo hoeft bijvoorbeeld een predikant vragen van een rechter niet te beantwoorden als het informatie betreft die aan de predikant in zijn hoedanigheid van geestelijke is toevertrouwd. De gedachte achter het verschoningsrecht is dat de waarheidsvinding niet het enige of grootste te beschermen belang is. Een voorbeeld van zo’n belang is de pastorale zielzorgfunctie. Mensen moeten zich met hun pastorale nood tot een geestelijke kunnen wenden, zonder dat zij bang hoeven te zijn dat de geestelijke die informatie openbaar maakt.
Gelekt
In de praktijk blijkt het ambtsgeheim voor veel ambtsdragers lastig te zijn. Het komt voor dat een ambtsdrager alle aan hem toevertrouwde informatie op zijn beurt toevertrouwt aan zijn echtgenote. Er wordt weleens uit de kerkenraad gelekt: informatie over de te beroepen predikant, problemen bij gemeenteleden, de uitoefening van tucht, vertrouwelijke informatie uit kerkelijke vergaderingen of bijeenkomsten, enzovoorts.
Ambtsdragers roddelen ook met elkaar ”onder ambtsgeheim”. De drievoudige zeef van Socrates zouden in dit kader niet misstaan. Toen iemand aan Socrates iets wilde vertellen, stelde Socrates hem drie vragen: „Is het waar? Is het iets goeds? Is het noodzakelijk dat je het vertelt?” Het antwoord op alle drie de vragen was negatief. De reactie van Socrates was: „Vergeet het dan en belast mij er niet mee.” Ambtsdragers staan niet altijd stil bij de schade die het delen van vertrouwelijk informatie kan veroorzaken. Nog los van het feit dat zij daarmee handelen in strijd met hun ambtsbelofte en veelal ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Een ambtsdrager moet zich te allen tijde bewust zijn van het feit dat het kerklid verwacht en mag verwachten dat hetgeen hij in vertrouwen vertelt, geheim blijft.
Niet absoluut
Betekent het voorgaande dat het ambtsgeheim nooit mag worden doorbroken? Nee, want het ambtsgeheim is niet absoluut. In sommige gevallen is een ambtsdrager genoodzaakt en zelfs verplicht het ambtsgeheim te doorbreken.
Sommige kerkgenootschappen hebben uitvoerige protocollen over hoe om te gaan met seksueel misbruik door ambtsdragers. Ook als sprake is van schade aan anderen dan de persoon die het in vertrouwen heeft verteld, kan dit een reden zijn om het ambtsgeheim te doorbreken. Denk bijvoorbeeld aan kindermishandeling of seksueel misbruik van een minderjarige.
Wanneer het geweld of misbruik voortduurt, of er een grote kans is dat dit voortduurt, moet een minderjarige worden beschermd. Dit belang is groter dan handhaving van het ambtsgeheim. Een minderjarige kan immers niet voor zichzelf opkomen en mag niet aan zijn lot worden overgelaten. Het handhaven van het ambtsgeheim zou in een dergelijk geval ook de ambtsdrager in gewetensnood kunnen brengen.
Anders ligt het mijns inziens wanneer een dergelijke situatie zich niet meer voordoet, maar in het verleden ligt. Denk bijvoorbeeld aan iemand die tijdens een huisbezoek vertelt dat hij een van zijn kinderen, die toen minderjarig was en inmiddels niet meer thuis woont, heeft mishandeld. In dat geval kan er bij degene op worden aangedrongen om verantwoordelijkheid te nemen, maar bestaat er geen directe noodzaak tot doorbreking van het ambtsgeheim: er is op dat moment niemand in gevaar.
Onder druk
Het ambtsgeheim staat onder druk. In de eerste plaats wordt vanuit kerkgenootschappen zelf steeds vaker het standpunt ingenomen dat onder het mom van het ambtsgeheim strafbare feiten worden verhuld. Op zichzelf is dit een begrijpelijke tendens: men wil koste wat kost de schijn vermijden dat de kerk strafbaar gedrag zou toedekken.
De vraag is echter waar een kerklid dat iets vreselijks heeft gedaan in zo’n geval zijn nood kwijt kan. Het is daarom raadzaam het ambtsgeheim in stand te houden. Juist dan kan een ambtsdrager iemand begeleiden naar het nemen van verantwoordelijkheid. Het gedrag wordt niet toegedekt, maar er wordt hulp verleend. De kerken zelf moeten het belang van de pastorale zielzorgfunctie, die zelfs door het wereldlijk recht wordt erkend, niet zomaar prijsgeven.
In de tweede plaats is er juist de druk vanuit de politiek om het ambtsgeheim of verschoningsrecht van geestelijken te beperken. De maatschappij bevraagt de kerken hierop en het is aan de kerken om zich te verantwoorden voor het nut, de noodzaak en de wijze van gebruik van het ambtsgeheim. Kerken doen er dan ook goed aan om te zorgen dat het ambtsgeheim en de situaties waarin het ambtsgeheim doorbroken mag worden goed omschreven zijn in de kerkorde en/of kerkelijke protocollen. Daarnaast zou de kerk ervoor moeten zorgen dat een goed functionerend tuchtrecht aanwezig is om doorbreking van het ambtsgeheim te toetsen.
Onmisbaar
Het ambtsgeheim is onmisbaar in de kerk: men moet kunnen vertrouwen op geheimhouding, ook als het ernstige zaken betreft. Juist ook in de kerk, waarin men alle zonden moet kunnen belijden: „Belijd elkaar de overtredingen en bid voor elkaar, opdat u gezond wordt” (Jakobus 5:16). Het pastoraat is immers gericht op herstel van de relatie met God en dat is een uiterst intieme aangelegenheid, waar niemand anders iets mee te maken heeft. Laten we het ambtsgeheim daarom koesteren en er zorgvuldig mee omgaan.
Als u als ambtsdrager voor de vraag komt te staan of u het ambtsgeheim moet doorbreken, win dan advies in bij deskundige kerkrechtelijke instanties of personen, of vraag extern advies aan een advocaat. Als u niet aan doorbreking van het ambtsgeheim ontkomt, beperk de doorbreking van het ambtsgeheim dan tot het absoluut noodzakelijke.
De auteur is advocaat, gespecialiseerd in het kerkrecht en het strafrecht, bij het advocatenkantoor Van Kooten Advocaten te Utrecht en ouderling in een PKN-gemeente.