Ds. Van de Weg: Hier wordt een organist toch wel heel klein
Wanneer mag een organist het psalmbriefje verwachten? Wat vindt de predikant ervan als een organist na de preek iets speelt wat er totaal niet bij past? En mag er na de dienst een gezang klinken?
Deze vragen komen aan de orde tijdens de jaarlijkse organistendag van de Hersteld Hervormde Kerk (HHK), zaterdag 27 januari in Putten. Thema voor de dag, die voor de vijfde keer plaatsvindt en ruim 200 bezoekers trekt, is: ”Predikant en organist: wie maakt de dienst uit?”.
Henri Pool van de werkgroep eredienst en organist van de HHK presenteert de uitslagen van een enquête die onder organisten en predikanten is gehouden. In een forum onder leiding van Arjan Gorseman spreken twee organisten en twee predikanten daarover door.
Niet iedereen blijkt dezelfde ideeën te hebben. Ds. J. A. Kloosterman (Lunteren) preekte eens over Psalm 93. „Ik had benadrukt dat de bruisende golven stukbreken op het kruis. Na de preek hóórde ik in het orgelspel het bruisen van de golven, en ook het stukbreken op het kruis. Dat vond ik heel passend.”
Een andere keer ging de preek over Gods onveranderlijkheid. Ds. Kloosterman: „De organist reageerde daarop door in het hele couplet van de psalm die we zongen één toon in het pedaal aan te houden. En dat was geen hanger. Dat raakte me.”
Ds. D. Heemskerk (Ouderkerk aan den IJssel) heeft daar niet zo veel mee. „Ik denk dat dat door niet zoveel mensen wordt opgepakt. Zeventig procent van de gemeenteleden is niet geïnteresseerd in orgelmuziek. Je kunt het orgelspel daarom maar het beste zo eenvoudig en duidelijk mogelijk houden. Dan worden de meeste mensen gesticht. Organisten die willen laten zien wat ze in hun mars hebben, dat is geeen goede zaak.”
Ook Aalt Leusink, organist in Nieuwleusen, bepleit eenvoud. „Maak als organist je voorspelen niet te lang. Dat kost je in de eerste plaats veel werk. En daarnaast zit niemand erop te wachten.” Sowieso vindt Leusink dat de organist zijn emoties niet moet etaleren. „Het gaat niet om de persoonlijke beleving van de organist.”
Voorbereiding
Uit de enquête blijkt dat veel organisten vinden dat ze het psalmbriefje te laat krijgen. Ze zouden de liturgie het liefst al op vrijdag hebben. Hoe ds. Heemskerk dat ziet? „Het is mij nog nooit gevraagd om het eerder aan te leveren.” Hij geeft de psalmen meestal zaterdagmiddag om 17.00 uur door, het kan ook 19.00 uur worden. „Ik zou best bereid zijn om er eerder werk van te maken. Vrijdag zou kunnen.” De predikant hoort het op zondag niet dat de organisten weinig voorbereidingstijd hebben gehad. „Als je echt veel voorbereiding nodig hebt, vraag ik me af of je wel geschikt bent als kerkorganist.” Hilariteit in de zaal.
Ds. Kloosterman streeft ernaar de liturgie op vrijdagavond door te geven. „En anders is zaterdagmorgen 10.00 uur de grens. Er moet tijd zijn voor de organist om zich voor te bereiden.” Hij is ook gewend om bij elke psalm in een paar zinnen toe te lichten waarom hij deze heeft gekozen. „Ik maakte laatst mee dat een organist na de preek een gezang speelde. Dat vind ik op zich prima. Maar het was een heel verkeerd gezang. Dat vind ik lastig. Dan denk ik: Wat zegt hij nu? Corrigeert hij? Is het een opwelling? Een enkele regel op het psalmbriefje kan helpen, zodat de organist de teneur van de dienst weet.”
Gezangen
Over gezangen gesproken: ds. Heemskerk benadrukt dat het orgelspel de dienst des Wóórds ondersteunt. „Dan vind ik het jammer, maar dat is mijn persoonlijke opvatting, als er voor of na de dienst gezangen worden gespeeld. Zijn de psalmen dan niet toepasselijk? Laat de organist inspelen op het Wóórd. Laten we ervoor waken om gezangen te spelen die we nooit zouden zingen. Er zijn mooie gezangen, hoor. Maar in de liturgie gaat het om het Wóórd.”
Organist Marco van der Graaf uit Oldebroek heeft een andere opvatting. „Ik vind het juist heel mooi om een gezang te spelen. Tijdens de dienst blader ik nog weleens door de bundel van Johannes de Heer. Die gezangen zijn geïnspireerd door de Geest. Soms past zo’n lied beter dan een psalm.”
Ds. Heemskerk, fel: „De liederen van Johannes de Heer zijn niet geïnspireerd. Soms zijn dichters verlicht. Maar dat je Johannes de Heer boven de psalmen plaatst, dat kan ik niet meemaken. De apostel Paulus spreekt over het zingen van psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. De kanttekenaren zeggen dat dat op verschillende soorten psalmen slaat. Paulus bedoelde echt geen geestelijke liederen die zonder de inspiratie van de Heilige Geest zijn gedicht.”
Van der Graaf: „Dat we in de eredienst alleen psalmen zingen, vind ik een goede zaak. Maar wij hebben in Oldebroek de mogelijkheid om vooraf of na afloop een gezang te spelen. Soms weet ik niet welke psalm ik zou moet kiezen, terwijl ik wel een lied kan bedenken dat goed past.”
Intensief
Gastorganist op de HHK-organistendag is musicus Harm Hoeve. In Rouveen speelt hij zondags in de vrijgemaakt gereformeerde kerk. Wat hij zelf voorbereidt aan de eredienst? wil Gorseman weten. „Ik was op m’n twaalfde al organist”, zegt Hoeve. „Ik belde op maandag naar de predikant. Woensdag of donderdag kon ik beginnen. Ik ging naar de kerk om te oefenen en alle registraties uit te zoeken. Ik schafte zoveel mogelijk bladmuziek aan. Dat heeft m’n ouders een vermogen gekost. Ik studeerde zeer intensief. Tot m’n schande moet ik bekennen dat ik daar nu niet meer aan toe kom.”
Hoeve wilde voor de organistendag al vroeg in de week de psalmen weten. „Ik vind het spannend om voor organisten te spelen. Ze plakken je al snel een etiketje op. Het liefst speel ik voor muziekliefhebbers.” Voor deze dag wilde hij zich goed voorbereiden. Thuis kwam er van alles tussendoor. En het uur dat hij vooraf in de kerk in Putten wilde doorbrengen, om het Steinmanorgel te verkennen, werd twee minuutjes uitproberen.
Hoeve improviseert daarom over de Psalmen 150, 33, 113 en 147 en begeleidt de samenzang. Bij de forumbespreking verzorgt Hoeve, ter onderbreking, een solo over Psalm 72.
Scheppingsgave
Ds. A. A. F. van de Weg uit Abbenbroek, voorzitter van de werkgroep eredienst en organist, verzorgt de opening van de dag. Vanuit de Bijbel laat hij zien hoe belangrijk zang en spel zijn. „Muziek is een wonderlijke scheppingsgave, die ons, net als de natuur, de onzienlijke dingen Gods te aanschouwen geeft. Zoals het uitspansel Gods lof bezingt, zo ook de muziek. Op toonladders baant de organist zich een weg naar boven. Hier wordt een organist toch wel heel klein. Jij bent degene die de lofzang gaande houdt, die dat mag inleiden en begeleiden.”
Een organist is er daarom niet slechts om de dienst te omlijsten, aldus de predikant. „Hij ondersteunt de genadeboodschap.” De organist mag met zijn gaven dienen en hij moet ook de ruimte krijgen om zich te bekwamen, aldus ds. Van de Weg. „Het zou oneigenlijk zijn als we van een predikant verwachten dat hij zich grondig voorbereidt, terwijl we de organist zien als degene die de stilte vult en daar alleen maar zit omdat er niemand anders voorhanden was.”
Solist of ensemble
Dr. P. C. Hoek, docent aan het Hersteld Hervormd Seminarie en lid van de werkgroep, vroeg zich in zijn „luchtige bijdrage” af of een organist als solist optreedt, of samen met een predikant een ensemble vormt. Hij maakte mee hoe na een preek over Psalm 4, een lied in een oorlogssituatie gedicht, het oorlogsgeweld boven het hoofd van de predikant losbarstte. Deze kromp leterlijk in elkaar. „Dan is het ensemble te verkiezen”, aldus dr. Hoek.
Zelf hecht hij eraan dat organist en predikant op elkaar ingespeeld zijn. Daarom had hij in de tijd dat hij nog gemeentepredikant was het liefst een eigen organist bij een huwelijksdienst. Het bruidspaar komt echter vaak met een neef of oom die heel goed kan spelen. „Ik heb meegemaakt hoe iemand, die verzekerde precies te weten wat er van hem verwacht werd, bij de inzegening op een gans verkeerd moment inzette. Halverwege de zegen. Dat voorkom je als predikant en organist op elkaar zijn ingespeeld.”
Hij schetste ook situaties waarbij een organist „verder preekt” en bijvoorbeeld met „veel fijngevoeligheid” de avondmaalsdienst begeleidt en veel „stof tot meditatie” geeft. „Op die momenten ben je verbonden in het Woord.”