Dr. Steef Post: Wijs bemiddelen bij herrie rond kerkorganist
Niet altijd gaat het goed tussen organist en gemeente. Of tussen organist en ambtsdragers. Wanneer er frustraties ontstaan, hebben ambtsdragers volgens mediator dr. Steef Post een belangrijke taak: krachtig leiding- en sturing geven. „Niet door meer regels te stellen, maar door wijs te bemiddelen. Dit geeft rust en duidelijkheid in de gemeente.”
Dat stelde dr. Post zaterdag 26 januari tijdens de landelijke organistendag van de Hersteld Hervormde Kerk (HHK), dit keer gehouden in de Fonteinkerk in Kesteren. Thema was: ”Herrie in de kerk: dienen of boventoon?”.
Ds. A. A. F. van de Weg, als predikant verbonden aan de hhg van Apeldoorn, ging ten aanzien van organisten en hun spel vooral in op wat Gods Woord zegt over het dienen van de gemeente. Hij wees erop dat, hoewel ”vaardigheid” belangrijk is, het spelen „dient te geschieden in een geestelijke gezindheid.” Of, met de woorden van Calvijn: „Bij de uiterlijke handeling hoort de wijding van het hart.”
De ruim 250 bezoekers, voor het overgrote deel organisten en in mindere mate ambtsdragers, werd vanuit verschillende perspectieven uitgelegd hoe escalatie in geval van onderlinge frustraties kan worden voorkomen en wat dat van betrokkenen vraagt.
Arjan Versluis, net benoemd tot organist van de Grote Kerk in Gorinchem, luisterde de bijeenkomst op met samenzangbegeleiding en improvisaties.
Met het hart
Na de opening door ds. Van de Weg zet Versluis in met een fris voorspel over Psalm 19, waarna de aanwezigen het vijfde en het zevende vers zingen. De veelkleurigheid en draagkracht van het Steendamorgel (1992) en het voortvarende spel van Versluis blijken een prima combinatie, wat gedurende de dag eveneens tot uitdrukking komt in de overige samenzang (onder andere Psalm 57 en 100).
Ds. Van de Weg legt vanuit Psalm 19, waarin „tong, mond en hart” met elkaar zijn verbonden, de link met het spel van organisten. Hij wijst erop dat organisten niet alleen moeten musiceren met hun handen, maar ook met hun hart. Vanuit Filippensen 2 wijst ds. Van de Weg er vervolgens op dat organisten ook moeten zien op „hetgeen der anderen is.” Vraag is welke gezindheid we nodig hebben om de gemeente te dienen met ons spel? Belangrijk is te beseffen dat musiceren geen doel is in zichzelf, maar dient als ondersteuning en onderstreping van het gesproken Woord. In die zin kunnen organisten aan hetzelfde euvel lijden als predikanten: wanneer ze boven de gemeente staan, kunnen ze geïsoleerd raken.
Ter afsluiting van zijn betoog geeft ds. Van de Weg nog enkele handreikingen. Bijvoorbeeld over het biddend voorbereiden van de liturgie. „Gevouwen handen en ingespannen voorbereiding zijn niet elkaars tegenpolen.” In dit alles kan een toelichting door de predikant waardevol zijn, volgens de predikant.
Ook zei hij dat een organist moet beseffen dat je ook als organist een bepaalde plaats hebt gekregen, niet om jezelf te profileren, maar om te dienen. Verder zei de predikant dat er gezorgd moet worden voor onderling overleg. „Wie geen behoefte heeft aan overleg, moet zich afvragen of daar geen verkeerde reden achterligt.”
Dillema’s
Na samenzang van Psalm 108 vers 1 en 2 draagt Wouter Schalkoort, lid van de HHK-werkgroep Eredienst & Organist, zijn column ”Herrie in de kerk” voor. Daarin schetst hij diverse dilemma’s waar kerkvoogden mee te maken hebben. Hij roept hierin op tot een onderzoek of de zwijgende meerderheid van gemeenteleden weer enthousiast gemaakt kan worden, „al was het alleen maar om voor de komende jaren orgelspel en samenzang in de eredienst in stand te houden.”
Na de pauze gaat dr. Steef Post met zijn betoog uitgebreid in op de vraag hoe er moet worden omgegaan met frustraties tussen ambtsdragers en organisten of tussen organisten en gemeenteleden. Achtereenvolgens gaat hij in op hoe kerkenraden en kerkvoogdijen dergelijke zaken moeten aansturen, wat dit concreet voor hen betekent en hoe het gesprek hierin op constructieve wijze kan worden gevoerd.
Anders dan bij overheden en bedrijven zijn de sturingsmechanismes bij kerk en gezin liefde en loyaliteit. Hierbij is vertrouwen een belangrijke basis. Er zijn volgens dr. Post echter altijd regels nodig om dat vertrouwen staande te houden. Wanneer mondige gemeenteleden een kerkenraad of kerkvoogdij benaderen, dienen laatstgenoemden ervoor te waken om geen discussie over smaak te openen, waarin de organist „de speelbal wordt van klagers.” Hoogstens kunnen zij kijken hoe ze kunnen bemiddelen, door samen de situatie te verkennen en te werken aan wederzijds begrip. Niet door meer regels te stellen, maar door krachtig te leiden. Hiervoor is kennis van muziek en kennis van de gemeente nodig, aldus dr. Post.
Overigens is voor dergelijke vraagstukken een commissie van bijvoorbeeld twee kerkenraadsleden en twee kerkvoogdijleden een prima optie, stelde hij.