Les in vier talen op basisschool in Roemenië
Drie maanden lang vieren scholieren in Roemenië vakantie. Véél te lang, vindt René Westerbeke, vader van Daniël en Ruben. Zijn zoons gaan liever naar school. Al vinden ze het wel pittig om vier talen onder de knie te krijgen.
Op de kleuterschool begon het al met Engels. Nu leert Daniël ook Duits, naast Hongaars en Roemeens. Dat laatste is een moeilijk vak voor de 8-jarige knul, die al een tweetalige opvoeding krijgt. Vader spreekt thuis Nederlands, moeder Hongaars. Roemeens is dus de vijfde taal die de jongens leren. En dan gooien ze ook nog af en toe een woordje Zeeuws door een Nederlandse zin. Dat hebben ze te danken aan de wortels van hun vader.
Het gezin Westerbeke woont in Roemenië, maar wel in een regio –Transsylvanië– die eeuwenlang bij Hongarije hoorde. De reformatorische school in de Roemeense stad Tirgu Mures is dan ook Hongaars. Bijna alle kinderen hebben de Roemeense nationaliteit, maar de Hongaarse identiteit.
Vader René (42), geboren in Middelburg, woont ondertussen zo’n dertien jaar in Roemenië. Al jaren daarvoor ging hij naar het Oost-Europese land met de stichting Zeeland helpt Roemenië, om als vrijwilliger te helpen bij de bouw van een bejaardenhuis. Omdat hij er zo vaak kwam voor het bouwproject kocht hij in 2004 een eigen woning, voor nog geen 7000 euro. „Anders moest ik telkens in het bejaardenhuis slapen.”
Een jaar later leerde hij zijn latere vrouw Arabella kennen. Na hun huwelijk in 2009 werd hij gedetacheerd naar Roemenië vanuit het Nederlandse verkoopkantoor van een Amerikaanse multinational. Pas sinds vorige maand werkt hij rechtstreeks voor de Roemeense tak van dat bedrijf. En is de emigratie een feit.
Psychologische test
Voordat hij naar zijn werk gaat, rijdt Westerbeke zijn zoons vanuit het dorp Pasareni naar school. „Ik ben er al om zeven uur”, vertelt Daniël (8). Om acht uur beginnen de lessen pas. Hij kan dus een uur lang spelen. Daniël gaat na de vakantie naar de tweede klas –vergelijkbaar met groep 5– van de basisschool. De hele middag is hij druk met huiswerk maken. Dat gebeurt gewoon op school.
Ruben (5) schuift na de zomer voor het eerst aan in de schoolbanken. Hij gaat naar klas nul, een groep tussen de kleuterjaren en de eerste klas in, legt vader Westerbeke uit. Een overbodig jaar dat niets toevoegt, wat hem betreft. „Het woord nul zegt het al: nul is niks. De kinderen in de nulde klas spelen vooral.”
Eigenlijk mocht Ruben volgend jaar pas naar school, omdat hij in december zes wordt. Zijn ouders vonden dat maar niets: „Dan zou hij nog een kostbaar jaar verliezen. We hebben een speciale aanvraag gedaan om hem eerder naar school te krijgen.” Ruben kreeg een uitgebreide test bij een psycholoog. Die gaf groen licht.
Bijbelstudie op school
De dorpsschool waar bijna alle kinderen uit Pasareni naartoe gaan, vonden vader en moeder Westerbeke „absoluut geen optie. Het niveau ligt er stukken lager dan in de stad. Daarbij komt dat de huidige directrice geen goede invloed uitoefent op de kinderen. Aandacht voor de christelijke identiteit is daar ook nauwelijks.” Het echtpaar rijdt liever elke dag vijftien tot twintig minuten naar Tirgu Mures om de jongens weg te brengen.
De identiteit van de school daar, die uitgaat van de Hongaarse Gereformeerde Kerk, was doorslaggevend voor hun keuze. Hoewel niet alle leden van de volkskerk kerkelijk actief zijn, kiezen de meeste ouders volgens Westerbeke wel bewust voor de school. „Het accent ligt op het geloof. De jufs –mannen staan er niet voor de klas– zijn met zorg uitgekozen om de christelijke identiteit door te geven.” Via de Stichting Ondersteuning Gereformeerd onderwijs in Oost-Europa (OGO) vinden uitwisselingen plaats met Nederlandse leerkrachten. „Rubens aanstaande juf is ook in Nederland geweest.”
Aan de school is een predikant verbonden die elke woensdag Bijbelse geschiedenis geeft en met de kinderen praat over het geloof. Daniël: „Aan het eind moeten we dan navertellen wat de dominee heeft gezegd. Dan kijkt hij of we alles onthouden hebben.”
Verder houdt de school maandelijks een Bijbelstudieavond voor ouders, waar een predikant een inleiding houdt en de ouders daarna in gesprek gaan. Bijvoorbeeld over hun drijfveren om voor christelijk onderwijs te kiezen of over hoelang je een kind per dag tv laat kijken. „Wij zijn het enige gezin zonder tv”, vertelt vader Westerbeke.
De identiteit op school uit zich „niet in allerlei regeltjes over wat wel of niet mag. De leerkrachten benadrukken heel basaal: als je gelooft in Jezus Christus ben je een kind van God. De rokjesdiscussie die we vroeger op het Calvijn College in Goes hadden, speelt hier totaal niet. Wij houden ons meer bezig met de vraag hoe een Hongaar zich staande houdt in een Roemeense omgeving.” Als etnische minderheid hebben Hongaren veel te maken met discriminatie.
De driehoek tussen school, kerk en gezin, die Nederland kent, komt in Roemenië niet zo uit de verf, merkt Westerbeke. „De opvoeding komt meer op het bordje van de ouders terecht. De identiteit van de kerken is niet heel sterk. De gereformeerde gezindte in Nederland komt voort uit de verzuiling. Dat heb je nooit gehad in Roemenië. De Hongaren hadden altijd een volkskerk die midden in de samenleving stond. Daardoor leven sommige gemeenteleden heel werelds.”
Kerkkamp
Voorlopig genieten de jongens van veel vrije weken. Hun vakantie duurt van juli tot september. „Aan het eind zijn de kinderen het echt beu en ben je het als ouder ook spuugzat”, zegt Westerbeke. Om scholieren te vermaken, organiseert vrijwel elke kerk en elke vereniging in Roemenië een kamp.
Daniël en Ruben gaan deze zomer mee met een Bijbelkamp van de Hongaarse Gereformeerde Kerk, waarbij het gezin is aangesloten. ’s Ochtends staan er gymnastiek en een Bijbels onderwerp op het programma. ’s Middags zijn er allerlei activiteiten en oefenen de kinderen voor een Bijbels toneelspel dat ze aan het eind van de week voor de ouders uitvoeren. De dag wordt afgesloten met een kampvuur.
Vakanties vindt Daniël maar saai, vertelt hij. „School is leuker, want daar zijn meer kinderen dan hier in het dorp.” Veel klasgenoten wonen in de stad, en vrienden uit het dorp gaan naar een andere school. Gelukkig heeft vader Westerbeke een zwembad voor in de achtertuin beloofd als het warm wordt. Maar in Roemenië regent het de laatste weken alleen maar.
Nooit ziet Westerbeke zijn zoon mopperend of met tegenzin naar school gaan. „Nadat mijn vrouw en ik in het ziekenhuis hadden gelegen en de jongens niet naar school konden omdat er geen vervoer was, werd Daniël onthaald door klasgenootjes met een omhelzing. Dat zegt wat over de manier waarop ze met elkaar omgaan.”
Schoolspullen
Qua organisatie kunnen de Roemeense scholen nog heel wat leren van de Nederlandse, vindt de geboren Zeeuw. Jaarplannen zijn bij de ouders niet bekend; de school kondigt last minute nog allerlei activiteiten aan. „Een paar weken van tevoren hoor je over een schoolreisje. Dan ben ik een echte Nederlander”, lacht Westerbeke, „want ik wil dat graag bijtijds weten.” Ook de lestijden van de verschillende groepen zijn niet goed op elkaar afgestemd: Ruben is straks om 12.00 uur al klaar, Daniël pas om 13.00 uur. Vervelend met ophalen.
Het vervoer naar de stad komt voor eigen rekening. De financiën vanuit de overheid zijn zelfs zo karig dat ouders behalve om het schoolgeld nog om een bijdrage wordt gevraagd voor de inrichting van de lokalen en de schoonmaak.
Op een fatsoenlijk gebouw en goede lesmaterialen zoals in Nederland hoeven de Roemenen niet te rekenen. Over digiborden kunnen ze alleen maar dromen. „Hier worstelen ze al om een computer te krijgen. Schoolspullen die tien jaar terug vanuit Nederland zijn getransporteerd, gebruiken we nu nog. Het meubilair uit Daniëls klas zou in Nederland al lang afgedankt zijn.”
zomerserie Ver weg naar school
Deel 2 in een serie over Nederlandse kinderen en jongeren die in het buitenland les krijgen. Volgende week deel 3.