Synodael journael (VIII): Een staartster aan de hemel
Woensdag 5 december 1618. Het lijkt wel alsof de Nationale Synode niet toekomt aan waar het haar om begonnen is. Er zijn bijzondere dingen die de aandacht trekken.
Vorige week woensdag hadden we als boekdrukkers een slechte dag. Het synodebesluit over een nieuwe Bijbelvertaling werd niet teruggedraaid. Het bezwaar van de financiële strop met de voorraden oude Bijbels maakte geen indruk.
Ik kon er die nacht slecht van slapen. Tegen vijven besloot ik maar uit bed te gaan. Mismoedig stond ik voor het raam aan de straatkant van het Steegoversloot.
Onheil
Opeens zag ik in de verte iets vreemds aan de donkere hemel. Te midden van vele sterren was er een opvallend licht met een soort sliert naar beneden.
Bij het krieken van de dageraad ging ik naar buiten om eens rond te vragen. Op straat waren meer mensen vol van wat ze gezien hadden. Een synodelid, de Friese raadsheer Johannes van der Sande, wist te vertellen dat een abt in Wittewierum al in 1222 zo’n staartster had beschreven. Wat wilde God hiermee anno 1618 zeggen? Was het een teken van naderend onheil over het christelijke Europa, dat in twist en tweedracht leefde over het ware geloof?
Gruwelijke taal
Uitgerekend in die dagen kreeg Dordrecht bezoek van een dame uit Engeland die geboren is in Denemarken. Dat vertelde ze aan iedereen die haar in de herberg of op de markt maar wilde horen. Ze heet Anna Walker en zegt dat ze een profetes is. God had haar al vele jaren geleden opdracht gegeven de wederkomst van Christus aan te kondigen. Dat zou in twee fasen gebeuren: eerst in 1621 in de harten van Gods kinderen en ten slotte in 1623 voor het oog van de wereld.
Toen Anna gehoord had dat de grote synode van Dordrecht gehouden zou worden, waar tal van theologen elkaar zouden treffen, was ze op reis gegaan. Ze klopte aan bij het synodebestuur en had een brief bij zich waarin ze haar boodschap onderbouwde met Bijbelteksten. Ik heb haar ook horen praten, maar kon er geen touw aan vastknopen.
Anna Walker heeft ook met Franciscus Gomarus aan tafel gezeten. Die vond dat ze gruwelijke godslasterlijke taal uitsloeg, waarbij allerlei oude ketterijen nog kinderspel waren. De Zwitserse theoloog Johann Jacob Breitinger was echter van haar onder de indruk. Ze was leerstellig goed onderlegd en zei verstandige dingen over de bekering van de Joden en het laatste oordeel. Het is maar met welke oren je wilt luisteren. Ze zal het vast niet kwaad bedoelen. Een paar dagen later is ze uit de stad vertrokken.
En dan was er afgelopen zaterdagmorgen nog de begrafenis van een synodelid. Vorige week dinsdag ging het overlijdensbericht van Henrick van Hell als een lopend vuurtje door de stad. Hij was burgemeester van Zutphen, amper dertig jaar oud, ongetrouwd. ’s Morgens werd hij gemist op de synodevergadering die om negen uur begon. Om elf uur gaf een bode aan Johannes Bogerman door dat Van Hell in zijn logement was bezweken aan een koortsaanval. De kerkmeesters reserveerden een nieuwe grafkelder in de Augustijnenkerk. Alle synodeleden waren aanwezig bij de uitvaart.
Burgh Liebaert, een denkbeeldige inwoner van Dordrecht in de jaren 1618-1619, houdt een „synodael journael” bij waarin hij beschrijft wat hem opvalt rond de Nationale Synode (die op 13 november 1618 –400 jaar geleden– begon). Volgende week woensdag deel 9.