„Nederlandse vrouwen zijn religieuzer dan mannen”
Nederlandse vrouwen zijn religieuzer dan mannen, toont promovendus Joris Kregting aan. Hij voert vooral psychologische oorzaken aan. „Vrouwen hebben persoonskenmerken die beter passen bij religie.”
In zijn proefschrift ”The Persistent Religious Gender Gap in the Netherlands in Times of Secularization, 1966-2015”, waarop Kregting op 29 oktober in Nijmegen promoveerde, beschrijft hij hoe de secularisatie zijn sporen trok in Nederland. Tussen 1966 en 2015 daalde het aandeel Nederlanders dat gelooft in een God of hogere macht én regelmatig naar de kerk gaat (minimaal één keer per maand) van 59 naar 14 procent.
Deze secularisatie heeft de afgelopen decennia echter bij Nederlandse vrouwen minder sterk plaatsgevonden dan bij mannen en hierdoor zijn vrouwen tot op de dag van vandaag religieuzer dan mannen. Zo geloofden vrouwen in 2015 vaker in een God of hogere macht (50 procent) dan mannen (37 procent). Maar ook vrouwen zijn sterk geseculariseerd, zo blijkt uit het onderzoek. Ook zij zijn minder gaan bidden en gaan minder naar de kerk, maar de secularisering is er bij hen toch minder sterk dan bij mannen.
Psychologische factoren
De promovendus voert de religieuze verschillen tussen Nederlandse mannen en vrouwen terug op psychologische factoren. „Nederlandse vrouwen leggen meer de nadruk op orde en controle en minder op onafhankelijkheid en leiderschap dan mannen. Hierdoor houden vrouwen langer vast aan wat voorheen gebruikelijk was, waaronder het institutionele christendom. Daarbij komt dat Nederlandse vrouwen sterker zijn gericht op zorg, compassie en affectie, thema’s die ook centraal staan in de christelijke boodschap.”
De religieuze verschillen kunnen volgens Kregting niet verklaard worden door economische factoren. Vrouwen zijn over het algemeen economisch minder onafhankelijk, maar door het goede vangnet van sociale zekerheid zijn ze niet kwetsbaar voor existentiële onzekerheid.
Kregting: „Een andere vorm van sociale afhankelijkheid vormt wel een verklaring: omdat Nederlandse vrouwen ten opzichte van Nederlandse mannen een zwakkere gezondheid hebben, ervaren Nederlandse vrouwen minder existentiële zekerheid dan Nederlandse mannen, waardoor zij vervolgens neigen naar een sterke mate van religiositeit.”
Klinkt dit niet al te horizontaal? Een vrouw is een ‘afhankelijker’ schepsel en dus meer geneigd om haar bestaan uit handen te geven aan een macht boven zich?
„Ik zou zeggen dat de verklaringen op het gebied van persoonlijkheid dicht tegen het geestelijke, oftewel op psychologisch vlak liggen. Horizontaal zijn dan meer de sociale verklaringen, zoals rond inkomensafhankelijkheid enzovoorts, maar de vrouw is in het Nederland van nu geen afhankelijker schepsel, mede door het goede sociale vangnet.”
Secularisering
Kregting gaat in zijn proefschrift uitvoerig in op de secularisatie sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. Hij brengt die in verband met de opkomst van wetenschap en techniek. Wetenschappelijk rationalisme vermindert de behoefte aan bovennatuurlijk geloof. Economische bronnen zoals inkomen en sociale zekerheid dragen bij aan existentiële zekerheid: mensen worden minder kwetsbaar en lopen minder risico’s. De stelling is dat zij hierdoor minder snel hun heil zoeken in religie.
Ook de verandering van de traditionele lokale gemeenschappen door modernisering heeft een impact. Er komen alternatieven voor het traditionele gezin en men treedt, vooral door werk, vaker en gemakkelijker buiten de eigen gemeenschap. Kregtings stelling is dat deze individualisering impact heeft op religie, omdat gemeenschappen minder hecht worden en de controle op naleving van religieuze normen afneemt. Ook de teloorgang van christelijke opvoeding heeft ertoe bijgedragen dat Nederlanders in rap tempo minder religieus worden.
U geeft een van uw hoofdstukken de titel mee ”Waarom God Nederland heeft verlaten”, met als ondertitel: ”Verklaringen voor de neergang van het institutionele christendom in Nederland tussen 1966 en 2015”. Maar religie blijkt zich tegenwoordig ook in een niet-geïnstitutionaliseerde vorm volop te manifesteren.
„Dat klopt, maar het is de grote vraag of al die vormen de afname van het kerkelijk christendom kunnen opvangen. Bovendien is het lastig om precies in kaart te brengen welke vormen van geloof dat dan zijn, omdat ze sterk individueel zijn en de impact op de samenleving moeilijk meetbaar is.”
Maar kun je dat zo zeggen: God heeft Nederland verlaten? Dan overvraag je toch de sociologie? Geert Mak heeft geschreven over hoe God verdween uit Jorwerd, maar later kwam religie er toch weer terug in de vorm van een klooster.
„Maar dan blijft onverminderd gelden dat de God van de kerk daar grotendeels is verdwenen. Wij richten ons vooral op het institutionele christendom en van de afname daarvan kunnen we niet een-twee-drie zeggen dat daar op korte termijn een kentering in komt.”
Terwijl de christenheid in het Westen op haar retour is, groeit zij in andere werelddelen.
„Dat blijft een interessant verschijnsel, waar mijn onderzoek niet over gaat. Mijn onderzoek is wel beeldbepalend voor de ontwikkelingen in West-Europa en Noord-Amerika.”
Herman Paul kritiseert in zijn secularisatiestudies het puur sociologische begrip van kerkverlating en geloofsafval. Hij stelt dat de Heilige Geest Zich niet houdt aan de schema’s en de sjablonen van wetenschappers en godsdienstsociologen over de secularisering.
„Natuurlijk kunnen zich externe factoren voordoen waardoor mensen ineens weer gelovig worden, zoals een wereldoorlog, om maar wat te noemen. Maar met die gegevens kunnen wij als sociologen moeilijk rekening houden. Er is een tijd geweest dat men dacht dat de komst van de islam een herleving van de christelijke identiteit zou brengen, maar dat is niet het geval geweest.”
En de opkomst van de migrantenkerken dan?
„Dat blijft een interessant verschijnsel, zoals ook die van evangelische en orthodox-reformatorische groepen die blijkbaar in staat zijn te zorgen voor continue aanvulling. Maar dat blijven kleine groepen die de grondtendens van de secularisering niet teniet doen. Bovendien spelen ook etnische factoren een rol bij migrantenkerken. Deze kerken hebben vermoedelijk ook een sterke sociale functie. Dat gebeurde vroeger ook in dorpen waar de kerk belangrijk was voor het onderwijs en de sociale verbanden.”
Het recente SCP-rapport Christenen in Nederland (2018) ziet onder de kerkjeugd „een bij uitstek kerkelijk gemotiveerd segment” ontstaan. Dergelijke constateringen doorbreken het sociologische patroon van neergang en ontkerkelijking?
„Het gaat hier om een harde kern, maar die wordt ook steeds kleiner.”
Er wordt alweer geruime tijd gesproken over een postseculiere samenleving. De secularisatiethese van de sociologen –steeds moderner en dus steeds minder religieus– is toch niet uitgekomen?
„Vragen van religie, zingevingsvragen en behoefte aan transcendentie zullen blijven, ook bij mensen die niets meer met de kerk te maken willen hebben. Maar dat laat onverlet dat het institutionele christendom op zijn retour is.”
Joris Kregting
Joris Kregting werd geboren op 24 juni 1976 in Eindhoven. Hij studeerde sociologie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Sinds 2001 is hij onderzoeker van het Kaski, een expertisecentrum over religie en samenleving, onderdeel van de faculteit der filosofie, theologie en religiewetenschappen van de Radboud Universiteit.
Kregting houdt zich binnen het Kaski vooral bezig met grootschalig, kwantitatief veldonderzoek. Hij verricht evaluatie- en opinieonderzoek voor diverse organisaties met een religieuze of levensbeschouwelijke identiteit en houdt zich bezig met de verzameling van tal van kerkelijke statistieken rond ledenaantallen, kerkgangers en inkomsten. Kregting is secretaris van het Werkgezelschap godsdienstsociologie en godsdienstantropologie.
Kregting publiceerde tal van artikelen in tijdschriften op het gebied van religie en samenleving, zoals ”Journal for the Scientific Study of Religion”, ”Review of Religious Research” en ”Religie & Samenleving”. Hij was medeauteur van de publicaties ”God in Nederland 2015” (2016), ”Ontkerkelijking, nou en...? Oorzaken en gevolgen van secularisatie in Nederland” (2013) en ”Ze geloven het wel. Handboek jongeren en religie. Katholieke, protestantse en islamitische jongeren in Nederland” (2010).