Ds. J. J. Roodsant: De boodschap maakt wel eenzaam
Het was een eenzame en vaak moeilijke weg die de hersteld hervormde emeritus predikant ds. J. J. Roodsant aflegde door kerkelijk Nederland. Op Tweede Paasdag is het veertig jaar geleden dat hij in het ambt van predikant werd bevestigd.
Jacob Johan Roodsant werd op 12 april 1943 in Berkel en Rodenrijs geboren in een confessioneel hervormd gezin met twaalf kinderen. „We gingen trouw naar de kerk, maar als het ging om bevindelijk geestelijk leven, dat werd bij ons thuis niet gevonden. We deden onze kerkelijke plicht, maar we hadden het nooit over de dingen van het geloof.”
Toen Roodsant zeven jaar was, werd hij met kracht geroepen tot het ambt van predikant, vertelt hij. „De Heere gebruikte daarvoor de woorden uit Jesaja 6:8: „Wien zal Ik zenden en wie zal voor ons heengaan?” Door de kracht van Gods Geest mocht ik, zo klein als ik was, zeggen: „Heere, zend mij.” Dat antwoord kwam niet van mezelf, de Geest legde het in mijn hart. In ons gezin was ik al een beetje de uitzondering. Meestal zat ik stil in een hoekje te spelen, terwijl ik geestelijk al met de dingen van de Heere bezig was.”
In die naoorlogse jaren was er voor studie geen geld. „Ik heb de mulo gevolgd, met daarbij wat avondcursussen, want ik zou de financieel-economische kant opgaan. Ondertussen lagen de woorden van Jesaja in mijn hart. Een jaar na ons trouwen heeft de Heere die roeping volledig vernieuwd en nogmaals op mijn hart gebonden. Zo ben ik begonnen aan de studie theologie.”
Grote tegenstrijdigheid
Zijn eerste gemeente was Sint Maartensdijk en Tholen. „Daar heb ik met veel liefde gepreekt. Ondertussen was ik nog steeds de confessionele richting toegedaan. Zonder het te beseffen zat er in mijn prediking één grote tegenstrijdigheid. Ik verkondigde wel dat de mens onbekwaam is tot enig geestelijk goed, maar ik zei ook dat de zondaar zelf in staat was om tot geloof te komen en Christus aan te nemen. Ik was dus een echte arminiaan, een vrije wil-drijver. Ik draafde voor het Koninkrijk van God, maar kende Christus niet. Terugziende mag ik wel zeggen, met Paulus: „Ik heb het in mijn onwetendheid gedaan.” Maar daarmee was ik nog niet te verontschuldigen.”
In zijn tweede gemeente, Almkerk, werd ds. Roodsant op 26 februari 1989 „zeer ernstig door de Heere aangegrepen”, zoals hij zegt. „Op die zondag heeft de Heere mij mijn stem afgenomen, tijdens het preken. Ik voelde twee handen rond mijn hals. Mijn keel werd dichtgeknepen, heel concreet. Alsof God sprak: „Zó niet verder meer!” Toen was het gebeurd met dit mannetje. Ik heb meer dan twee maanden niet kunnen preken. In die tijd en ook nog daarna heeft de Heere mij overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel. Stapje voor stapje kreeg ik te zien wie ik was. Dat is heel diep gegaan. Wat er overbleef, was een goddeloos mens. Al mijn verdiensten werden als drek en vuilnis aan de kant geschoven. „De dominee is overspannen”, zeiden de mensen.”
De derde gemeente was Fijnaard, Heijningen en Standaarbuiten. „De kerkenraad daar had een confessionele predikant beroepen, maar merkte dat mijn prediking veranderde, dat ik een ontwikkeling naar rechts meemaakte. Ik verkondigde dat de mens moest sterven aan Adam, aan zichzelf, en dat hij pas daarna in Christus kan worden ingelijfd. Er moet in het leven een afsnijding uit de oude Adam komen, een keerpunt, geen verandering maar een vernieuwing, door een geschonken Christus in een weg van recht. Daarvoor was in die gemeente echter geen ruimte. In mijn vierde en laatste gemeente, Woubrugge, was er nog minder ruimte voor.”
Emeritaat
Ds. Roodsant werd ziek. „Alle geestelijke strijd had zijn weerslag op mijn lichaam. In 1999 ging ik, 56 jaar oud, met invaliditeitsemeritaat. Ik was niet eens meer in staat een afscheidsdienst te houden. Maar het was goed, want het recht Gods was me liever geworden dan mijn eigen zaligheid. Nu mag ik soms weer preken, hier of daar. De huisarts heeft al vaak gezegd: „Dominee, u moet stoppen met preken.” Maar ik heb zoveel fiducie in God gekregen dat ik wil blijven preken.”
En de boodschap is?
„De boodschap is: „Wie in Christus Jezus ís, die is een nieuw schepsel.” Maar dan moet je wel ín Christus zijn. Ik zie er naar uit dat de Heere mijn prediking wil gebruiken tot Zijn eer en tot zaligheid van zondaren.”
Wie zijn uw vrienden?
„Mijn vrienden zijn al ingezameld: Dorsman, Du Marchie van Voorthuysen, Van der Groe, Paauwe. De boodschap die God laat brengen, maakt eenzaam. Maar het is naar het Woord: „Mijn volk zal alleen wonen”, zal dus eenzaam zijn. Ik heb een diepe argwaan gekregen tegen predikers die iets anders brengen.”
Nu ds. Roodsant niet zo vaak meer preken kan, geeft hij zijn preken uit, in eigen beheer, want een uitgever zag er geen brood in. Er verschenen drie delen. „Dat heeft de Heere mij opgedragen. Hij heeft me ook laten zien dat het drie boeken moesten worden. Een vierde deel komt er dus niet.”
U schrijft: Dit zijn Schriftuurlijke, bevindelijke en separende preken. Wat verstaat u daar onder?
„Dat het preken zijn naar de Schrift. Dat wat er in behandeld wordt, naar de beleving van de ziel moet zijn. En dat er in wordt aangewezen wat het ware geloof wel en wat het niet is.”
Ds. J. J. Roodsant 40 jaar predikant
Jacob Johan Roodsant werd op 12 april 1943 geboren te Berkel en Rodenrijs. Op 2 april 1978 werd hij als Nederlands hervormd predikant bevestigd in Sint Maartensdijk en Tholen. Daarna stond hij te Almkerk (1982), Fijnaart, Heijningen en Standaarbuiten (1989) en Woubrugge (1992). Op 1 augustus 1999 ging hij met invaliditeitsemeritaat. In 2004 voegde ds. Roodsant zich bij de Hersteld Hervormde Kerk. Hij gaat gemiddeld nog eenmaal per maand voor, in vrije (oud) gereformeerde gemeenten, in hervormde evangelisaties en in enkele hersteld hervormde gemeenten.
Lees ook in Digibron:
Het Hooglied als nieuwe leerschool - Ds. Roodsant (56): Tot mijn bekering heb ik arminiaans gepreekt (Reformatorisch Dagblad, 02-08-1999)