Ds. Goedvree promoveert op Bavinck: Dogmatiek als lofprijzing
In alle verwarring rond de notie van de wedergeboorte moet de theologie dienstbaar zijn aan het pastoraat. Ds. A. Goedvree promoveerde donderdag op de wedergeboorte bij Herman Bavinck. „De theorie ligt er, nu vraagt het vertaling naar de praktijk.”
De predikant van de hervormde gemeente van Uddel verdedigde zijn proefschrift in Groningen, aan de Protestantse Theologische Universiteit. De titel van zijn onderzoek luidt ”Een ondoordringbaar mysterie. Wedergeboorte volgens Herman Bavinck”. Klopt die titel eigenlijk wel, vroeg prof. Renée van Riessen (Leiden) zich af. „Als ik in uw onderzoek zie hoe Bavinck en de gereformeerde orthodoxie schreven over de wedergeboorte, lijken er heel wat manieren te zijn om in het mysterie door te dringen. Zo ondoordringbaar is het kennelijk niet.”
De titel is een citaat van de theoloog Bavinck zelf, reageerde ds. Goedvree. „Ik onderstreep ermee dat in al het theologiseren ergens een grens komt van eerbied. Dat is dat ondoordringbare en mysterieuze. Ik denk aan hoe Johannes 3 spreekt over de wedergeboorte: wij weten niet waar de wind vandaan komt en waar hij heengaat.”
Prof. dr. Wim Moehn (Amsterdam) vroeg of ds. Goedvree in zijn onderzoek niet een te grote tegenstelling maakt tussen Calvijns visie en de latere gereformeerde orthodoxie. Ds. Goedvree beaamde dat het verschil niet mag worden uitvergroot. „Wedergeboorte is bij Calvijn zowel de wortel van het geestelijk leven alsook een proces in de gelovigen. Tegelijk moeten we Calvijn in zijn eigen context lezen en hem niet ondervragen op latere ontwikkelingen.”
Plagiaat
Dr. Dirk van Keulen (Kampen) vroeg de promovendus naar het bronnengebruik van Bavinck. „Hij nam herhaaldelijk zijn bronvermeldingen over uit andere bronnen. Hij had niet ieder boek zelf gelezen. Tuimelt de grote Bavinck nu niet van zijn voetstuk? Maakte hij zich schuldig aan plagiaat?”
„Bavincks onzorgvuldigheden zijn een kwalijke zaak”, reageerde ds. Goedvree. „Toch valt hij voor mij nog niet van zijn voetstuk. We kijken naar Bavinck vanuit de wetenschappelijke regels van onze tijd. Ik zou eerst willen weten hoe anderen in zijn tijd met bronnen omgingen.”
„Het precies aangeven van alle bronnen was in Bavincks tijd nog niet zo gebruikelijk”, stelde dr. Van Keulen de aanwezigen gerust. „Ik zou het dus inderdaad niet als plagiaat kwalificeren.”
Prof. Van Riessen vroeg of er niet meer onderzoek nodig is naar de pastorale kant van het spreken over de wedergeboorte. „Wat zijn de pastorale gevolgen van de nadruk op de wedergeboorte en de uitverkiezing in de prediking?”
„Dat is precies waarmee ik verder zou willen gaan”, reageerde ds. Goedvree. „Wat betekent deze studie nu voor het grondvlak van de kerk? Dat is belangrijk in alle verwarring die daar kan ontstaan, bijvoorbeeld vanwege de passiviteit in de wedergeboorte. Theologie moet dienstbaar zijn aan de gemeente, aan de prediking en aan het pastoraat. Ik heb eens geleerd: niets is zo praktisch als goede theorie. De theorie ligt er, nu vraagt het vertaling naar de praktijk.” De promovendus gaf aan te werken aan een boekje waarin hij zijn onderzoek vertaalt naar de gemeentepraktijk.
Kuyper
Bavinck was intensief in gesprek met Kuypers leer van de veronderstelde wedergeboorte. Volgens prof. Kees van der Kooi (Amsterdam) lag aan die leer de destijds hoge kindersterfte ten grondslag. „De vraag of die gestorven kindjes geborgen zijn bij de Heere Jezus, dat is natuurlijk de achtergrond van al dat getheoretiseer.” Hij vroeg de promovendus of de systematische theologie niet vaker vanuit de praktijk zou moeten denken. „Als een omkering van wat we in de dogmatiek gewend zijn. Niet alleen van de theorie naar de praktijk, maar ook vanuit de praktijk van het pastoraat opnieuw leren de Schrift te lezen.”
Ds. Goedvree: „Aan het einde van mijn proefschrift heb ik beschreven dat dogmatiek geen doel is in zichzelf. Ze is als lofprijzing van de Heere tegelijk dienstbaar aan de kerk. Zo zou de dogmatiek inderdaad meer kunnen luisteren naar de praktijk.”