Cultuur & boeken

Zoektocht naar ultieme vrijheid in romans Haasnoot en Siebelink

Een jongen die voor het eerst verliefd wordt. Een man die hoort dat hij nog maar kort te leven heeft. Twee romans over de zoektocht naar ultieme bevrijding – van religie, het leven en bovenal jezelf.

14 August 2020 11:00Gewijzigd op 16 November 2020 20:06
”Duinbrand” speelt zich af rond de duinen van Zeewijk, een fictief dorp dat aan Katwijk aan Zee doet denken. beeld iStock
”Duinbrand” speelt zich af rond de duinen van Zeewijk, een fictief dorp dat aan Katwijk aan Zee doet denken. beeld iStock

Kort na elkaar verschenen ze deze zomer: de nieuwe romans van Jan Siebelink en Robert Haasnoot. Siebelink in mei, Haasnoot in juni. In ”Duinbrand” van Haasnoot maakt de lezer kennis met Paul, een jongen die voor het eerst in zijn leven een andere cultuur ontmoet. Siebelink brengt Hugo Tempelman ten tonele, een oudere man die ongeneeslijk ziek blijkt te zijn en in een reeks onsamenhangende gebeurtenissen afscheid neemt van zijn leven.

Haasnoot voert de lezer voor de vierde keer in zijn schrijverscarrière mee naar het fictieve Zeewijk, dat met weinig moeite als het Zuid-Hollandse Katwijk aan Zee kan worden herkend. In zijn drie eerdere romans ”Waanzee”, ”Steenkind” en ”De heugling” voerde Haasnoot Katwijk ook al op als decor voor een roman.

In ”Duinbrand” staat het dorp op zijn kop. Reden: de komst van een stel zigeuners die hun kampement hebben opgeslagen aan de rand van het dorp. De reformatorische puberjongen Paul sluit vriendschap met Kima, een islamitisch zigeunermeisje.

Algauw wordt duidelijk dat deze verbintenis geen lang leven beschoren is. De onrust in Zeewijk neemt toe als de zigeunervrouwen het dorp intrekken om hun waren te verkopen en de zigeunerjongens steeds opdringeriger worden. Tot de groep mensen uiteindelijk zo’n beetje uitgekotst wordt door de Zeewijkers.

Angst

”Duinbrand” heeft in deze tijd van racismedebatten zeker wat te zeggen. De zigeuners zijn met hun alternatieve kleding en ongewone huisvesting een vreemde in het kustdorp. Ze worden met die onmiskenbare angst voor het onbekende bejegend. Hoe vaak is dat inderdaad niet de reactie op mensen uit een andere cultuur?

Schrikt het exotische andere Zeewijkers af, Paul wordt er juist door aangetrokken. Dat levert soms ontroerende taferelen op: tijdens hun afspraakjes ‘praten’ Paul en Kima honderduit met elkaar, maar ieder in de eigen taal. Begrijpen doen ze elkaar nooit helemaal, maar dat lijkt niet uit te maken.

Een ik-roman voor volwassenen vanuit het perspectief van een kind –slechts af en toe komen er andere sprekers aan het woord– is een slimme keuze. Het geeft aan ”Duinbrand” iets ongekunstelds. En misschien zijn het juist wel de kinderen die openstaan voor nieuwe ontmoetingen.

Prostaatkanker

In termen van perspectief kan ”Duinbrand” het tegenbeeld worden genoemd van ”Maar waar zijn die duiven dan” van Jan Siebelink. Hierin komt Hugo Tempelman aan het woord. Waar Paul zijn leven nog voor zich heeft, is Hugo een man met de dood voor ogen. Tenminste, dat denkt hij zelf. Op de openingspagina’s wordt duidelijk dat hij een onheilstijding van de dokter heeft gekregen. Prostaatkanker, zal later in het verhaal blijken. Hugo doet alsof deze dag zijn laatste is en gaat op afscheidstour.

Die voert hem langs de kwekerij in Velp waar hij met zijn vrouw gewoond heeft, de natuur rondom de rivier de IJssel, een bordeel vlak bij de Duitse grens, om te eindigen in een café in Amsterdam. Niet alleen Hugo’s lijf is in beweging; zijn geest maakt tegelijkertijd een ritje door zijn geheugen.

Het levert een bij tijd en wijle wat warrig boek op, met herinneringen aan een huwelijk, een buitenechtelijke verhouding, Hugo’s werk op de kwekerij. Veel herinneringen blijven flarden die verder niet worden uitgewerkt. Voor de lezer zijn de hersenspinsels soms moeilijk bij te houden.

Religie verbindt de romans en is in beide boeken nooit ver weg. Beide auteurs hebben hun wortels in een orthodox-christelijk milieu en namen daar afstand van. Al eerder diende hun jeugd als inspiratiebron voor een roman.

Hugo blijkt de pleegzoon van Hans en Margje Sievez, personages die Siebelink opvoert in zijn bekendste boek ”Knielen op een bed violen”. Speelde godsdienst in die roman de hoofdrol, in ”Waar zijn die duiven dan” is religie een kwestie van details. Verwijzingen voor de oplettende lezer. Een zwart paard dat de dood aankondigt, een rots waarop je moet slaan om er water uit te krijgen, een rood koord dat een prostituee draagt en dat Hugo aan Rachab doet denken.

Bidden

De jeugd bij Hans en Margje heeft in Hugo de kiem gelegd voor een diepe angst voor God, en tegelijkertijd een verlangen ook „een geroepene” te zijn, net als zijn pleegvader. „Waarom ben ik op een ochtend niet wakker geworden en wist: God bestaat”, verzucht Hugo aan het eind van de roman.

Het is eenzelfde soort jeugd die bij Paul nog altijd realiteit is. ”Duinbrand” is doortrokken van religie. Tekenend is de openingsscène van de roman. Het grote nieuws over de zigeuners wordt tijdens de avondmaaltijd gedeeld, maar voordat het verhaal komt, schraapt vader zijn keel en onderbreekt de kinderen: „Eerst even bidden.”

Voor Paul is God realiteit. Als hij bijna stikt in een kippenbotje, ziet hij dat als straf van boven. Dat God hem spaart, moet wel een bijzondere reden hebben. Dan zal er ook een doel achter zijn ontmoeting met Kima zitten.

In ”Duinbrand” voert Haasnoot personages op die vaker terugkomen in de zogenaamde ontworstelingsliteratuur. In een cultuur waarin de bekeerde mensen verreweg de minderheid vormen, zijn er steevast mensen die dankzij hun bekeringsverhaal een zekere status hebben bereikt. De verzekerden. Franca Treur voert hen op in haar romans ”Dorsvloer vol confetti” en ”Hoor nu mijn stem”. Ook in ”Knielen op een bed violen” spelen deze personages een hoofdrol.

Haasnoot komt met Marre-Leu op de proppen, een vrouw die ongehuwd is gebleven en elke zondagavond bij het gezin komt eten. Ze heeft zich opgeworpen als geestelijke gids voor Pauls moeder. Paul ziet haar echter vooral als sta-in-de-weg in de gezinsrelatie.

Paul signaleert dergelijke hypocrisie, die –helaas– ook christenen niet voorbijgaat, haarfijn. Marre-Leu die een ontwrichtende werking op het gezin heeft. De kerkganger die een keer volmondig vloekt. Paul zelf, die overdag vroom is en ’s avonds in bed soms vieze gedachten koestert.

Dogma’s van het christelijk geloof beziet Paul met de ogen van een kind. Gedachten die een volwassene zou wegduwen, geeft hij de ruimte. Zo heeft hij moeite met de Drie-Eenheid. Jezus noemt hij „veel goediger dan Zijn Vader. Als het aan Jezus had gelegen gingen er veel meer mensen naar de hemel, dat weet ik zeker.”

Tale Kanaäns

Het zijn die passages die ontroeren. Maar net zo vaak stuiten de beschrijvingen van de christelijke religie op weerzin. Te pas en te onpas de tale Kanaäns van stal halen en Bijbelteksten citeren, zal niet iedereen kunnen waarderen. Ook in Siebelinks roman zijn er passages die ontsieren: zoals de beschrijving van een vakantie die Hugo met zijn vrouw Ankie en hun beider minnares Pauline doorbrengen. Decadentie en hedonisme liggen in Siebelinks werk vaker dicht bij religie.

Zowel Haasnoot als Siebelink nam afstand van zijn traditioneel-christelijke opvoeding. Haasnoot beschreef in een interview hoe hij op volwassen leeftijd het geloof van zijn kinderjaren ging onderzoeken. Hij verbrijzelde zijn godsbeeld en bleef achter „met alleen wat scherven.” Scherven die niet genoeg zijn om opnieuw iets op te bouwen.

Bij Siebelink ligt het anders. Hij heeft vaak aangegeven graag te willen geloven, maar het niet te kunnen. Iets van dat verlangen is in ”Maar waar zijn die duiven dan” terug te zien. „Ik weet wel, je had net als je vader ook zo graag een stem gehoord, een teken dat het goed zit”, zegt Ankie tegen Hugo. „Je wilt net als hij een geroepene, een ‘gekende’ zijn.”

Haasnoot schreef al drie boeken om „zijn kinderangsten onschadelijk te maken.” In ”Duinbrand” rekent hij af met het restant dat er nog zat. Deze roman is een zoektocht naar vrijheid, losmaken van wat knellend bindt. Pauls fantasieën over vliegen in zijn eigen vliegtuig symboliseren die zucht – vliegen als ultieme vrijheid.

Ook Hugo zoekt bevrijding. Vrijheid van zijn verleden, maar vooral vrijheid van zichzelf. Ontlediging is het heerlijkste wat er is, houdt de tot het klooster toegetreden Pauline hem aan het eind van de roman voor. Dat blijft over na het lezen van de romans: een leeg gevoel.

Maar waar zijn die duiven dan, Jan Siebelink; uitg. De Bezige Bij; 247 blz.; € 22,99

Duinbrand, Robert Haasnoot; uitg. De Geus; 248 blz.; € 20,00

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer