Aanpak lobbyist gehuld in nevels
Lobbyisten hebben een stevige voet aan de grond in Den Haag. Exact een jaar geleden stemde de Tweede Kamer in met een verplicht lobbyregister, maar dat laat nog op zich wachten. Al is het de vraag wat het oplevert.
„Morgen spreek ik met Google. Ik ben benieuwd naar hun visie op een open, vrij en veilig internet. Wat zouden jullie hun vragen?” twittert Alexandra van Huffelen op 5 oktober. Ter voorbereiding op haar afspraak inventariseert de staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering de zorgen onder haar volgers op het sociale medium. Ze krijgt meer dan 1000 reacties. „Ik ga ze meenemen”, belooft Van Huffelen.
Een etmaal later volgt een korte terugkoppeling van het gesprek. De staatssecretaris heeft „nadrukkelijk aangegeven” dat ze grote zorgen heeft en ernaar uitziet hóé Google verantwoording gaat afleggen over „het versterken van publieke waarden onder de verschillende Europese regels.” Het is opmerkelijk openhartig voor een bewindspersoon. Meestal laten ministers en staatssecretarissen zich maar mondjesmaat uit over waar ze precies mee bezig zijn en bij wie ze een spreekwoordelijke kop koffie drinken.
Toch is de afspraak in eerste instantie niet zichtbaar in de openbare agenda van Van Huffelen. Desgevraagd kan haar woordvoerder ook niet aangeven wie het initiatief nam tot het gesprek. Dat maakt het voor burgers lastig om het doel en de inhoud van de werkafspraak met Google te achterhalen – en of het bedrijf niet probeert de politieke agenda te beïnvloeden.
Juist die zorg was precies een jaar geleden reden voor de Tweede Kamer om een motie aan te nemen voor een verplicht lobbyregister voor bewindspersonen en de ambtelijke top. Maar een jaar én een nieuwe motie voor snelle uitvoering van de eerste motie verder laat echte transparantie nog op zich wachten.
Netwerkcorruptie
Veel politici en burgers zijn het erover eens: de lijntjes tussen bewindspersonen en hoge ambtenaren aan de ene kant en het bedrijfsleven aan de andere kant zijn kort. Zo kort zelfs dat lobbyisten ‘zomaar’ de politieke agenda kunnen beïnvloeden. Is er een wetsvoorstel over een onderwerp in de maak, dan lopen adviesbureaus, consultancykantoren en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld de deur plat om hun visie onder de aandacht te brengen. Het lukt hun daardoor meermaals om een wetsvoorstel zo om te buigen dat het gunstig uitpakt voor een bepaalde beroepsgroep. Of om invloed uit te oefenen op de toekenning van subsidiebedragen.
Dat is problematisch: politici moeten immers onafhankelijk hun werk doen. Bovendien schaadt het idee dat bedrijven met veel geld of invloed wetten en regels naar hun hand kunnen zetten het vertrouwen in de politiek.
Het idee dat lobbyisten Den Haag in de tang hebben, is niet uit de lucht gegrepen. In juni 2020 onthult NRC hoe advocaten tijdens de coronacrisis de Tweede Kamer letterlijk de wet voorschreven. Inzet van hun lobby was de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA), die advocaten het nodige werk kan opleveren. De wet lijkt echter grote bedrijven te bevoordelen ten opzichte van kleinere concurrenten.
Wanneer Tweede Kamerleden met technische ondersteuning van het ministerie van Justitie en Veiligheid wijzigingsvoorstellen maken, speelt het ministerie die rechtstreeks door naar de advocatenlobby. Die ziet dat de wet weleens minder voordelig kan uitpakken en schakelt wetenschappers en grote advocatenkantoren in. Samen roepen zij Tweede Kamerleden massaal op de wet maar gewoon aan te nemen. Dat is namelijk gunstiger voor hun branche dan wanneer de amendementen in stelling worden gebracht. Natuurlijk wordt dat niet met zoveel woorden gezegd: de partijen benadrukken de urgentie voor het bedrijfsleven. Het coronavirus heerst, dus het is crisistijd.
De advocatuur is niet de enige beroepsgroep die de politiek naar zijn hand wil zetten. In 2021 doet de Open State Foundation, een stichting die zich inzet voor een controleerbare en vitale democratie, onderzoek naar de agenda’s van ministers. Wat blijkt: het bedrijfsleven gaat graag en vaak met bewindspersonen om tafel. Vooral ‘grote jongens’, zoals Ahold, Aegon, Facebook en Schiphol, domineren de agenda. Kleinere bedrijven uit dezelfde branches schuiven minder gemakkelijk aan.
In de zomer van hetzelfde jaar ontstaat er ophef wanneer demissionair minister Cora van Nieuwenhuizen aan de slag gaat bij de Vereniging Energie-Nederland. Volgens de regels uit het handboek voor bewindslieden had Van Nieuwenhuizen moeten stoppen als minister zodra ze haar nieuwe baan aanvaardde, maar ze bleef nog even zitten. Daardoor kon ze –in elk geval in theorie– belangrijke thema’s voor haar nieuwe werkgever op het hoogste politieke niveau aankaarten. Politici en wetenschappers reageren afkeurend op deze gang van zaken. Maar even daarna blijkt dat de ex-minister zelfs geen lobbyverbod hoeft te vrezen: het kabinet heeft de regels daarvoor namelijk in 2019 ingetrokken. Daardoor kan Van Nieuwenhuizen ook in haar nieuwe functie haar netwerk gebruiken als ze iets wil voor de brancheorganisatie voor energiebedrijven, waaraan zij nu leiding geeft.
Tweede Kamerlid Marieke Koekkoek (Volt) stelt deze zomer nog eens vragen over de oud-minister. In oktober bevestigt minister Bruins-Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat er een lobbyverbod geldt. Van Nieuwenhuizen mag tot twee jaar na haar ontslag geen zakelijk contact hebben met ambtenaren van haar voormalige ministerie. Maar, schrijft ze even later, dat lobbyverbod geldt niet in de relatie tussen voormalige bewindspersonen en zittende bewindspersonen. Van Nieuwenhuizen mag dus wel zakelijk contact hebben met haar opvolger, het lobbyverbod ten spijt.
„Een bedreiging voor de democratie”, zo noemde Willeke Slingerland, lector weerbare democratie aan Hogeschool Saxion, dergelijke informele netwerken eerder dit jaar in een interview met Follow the Money. In haar promotieonderzoek, in 2018, muntte ze er zelfs de term netwerkcorruptie voor: een vorm van corruptie waarbij de belangen van een persoonlijk netwerk voorrang krijgen boven andere belangen. Gevolg daarvan is dat het gelijke speelveld verdwijnt en minder luide stemmen niet worden gehoord.
Lange aanloop
De Groep van Staten tegen Corruptie (Greco), die namens de Raad van Europa toezicht houdt op corruptie in Europese lidstaten, ziet het met lede ogen aan. Begin 2019 constateert het anticorruptieorgaan dat er in Nederland weinig samenhang is in het anticorruptie- en integriteitsbeleid. Ook lijkt de aandacht voor corruptiebestrijding te verslappen. En, zo merkt het orgaan op, de integriteit van de Nederlandse regering is grotendeels gebaseerd op politieke verantwoording, vertrouwen en consensus. Dat zet de deur open voor corruptie. Nederland moet dan ook orde op zaken stellen om te voorkomen dat het land afzakt naar een corrupt systeem. Een van de aanbevelingen luidt dat er een duidelijke strategie moet komen voor de integriteit van ministers en staatssecretarissen en belangrijke ambtenaren.
Het rapport van de Greco vindt weerklank in de Tweede Kamer, maar nieuw zijn de oplossingen van het anticorruptieorgaan niet. Al in 2013 dient SP-Kamerlid Henk van Gerven een motie in voor een verplicht en openbaar lobbyregister. In 2016 volgt een nieuwe motie voor een lobbyparagraaf onder elk wetsvoorstel, waarin staat welke partijen meepraatten en welke inbreng zij hadden. De motie wordt aangenomen, maar stuit op weerstand van het kabinet-Rutte II. Uiteindelijk belandt zij in de ijskast.
Het kabinet rept daarna jarenlang weinig over transparantie, maar de oppositie des te meer. Zo worden bewindspersonen opgeroepen om hun agenda’s openbaar te maken. En op verzoek van PvdA-Kamerlid Arib schaft de Tweede Kamer de toegangspas af die oud-Kamerleden na hun vertrek nog steeds toegang biedt tot het centrum van de macht. Op 17 november 2021 stemt de Kamer over een motie van Volt-fractievoorzitter Laurens Dassen voor een verplicht lobbyregister voor bewindspersonen, ambtenaren en politici. Die haalt daarop een meerderheid.
Er gebeurt niet direct iets met die oproep. En ook de motie over de openbare agenda voor bewindspersonen wordt niet soepel uitgevoerd. Bovendien blijkt minister-president Rutte tijdens het presenteren van het nieuwe regeerakkoord, in januari van dit jaar, niet op de hoogte van het bestaan van de lobbyparagraaf uit 2016. Daarom volgt een nieuwe motie: de lobbyparagraaf moet er alsnog komen en het kabinet moet vaart maken met het verplichte lobbyregister.
Zo’n lobbyregister zou niet heel ingewikkeld moeten zijn, vermoeden de indieners. Ze denken zelf aan het Ierse model, dat betrokkenen verplicht om hun activiteiten te melden. Wie zich niet aan de regels houdt, wordt bestraft. Dankzij strikte definities bestaat er bovendien geen onduidelijkheid over wie wel en wie niet onder het register vallen. Ook de Europese Commissie heeft zo’n register.
Toch ontstaat er over de uitvoering de nodige discussie. Want, zo vraagt Caroline van der Plas (BoerBurgerBeweging) zich tijdens een overleg in september af, wie is nou lobbyist en wie niet? Als vicevoorzitter Frans Timmermans van de Europese Commissie met zijn gevolg langskomt „om even een uurtje te praten over allerlei dingen”, mag dat dan wel of niet?
In andere landen en ook op Europees niveau is de definitie van lobbyist klip-en-klaar, in Nederland niet. Daarom geeft het kabinet opdracht om de invoering van een lobbyregister te onderzoeken. Pas als dat is gebeurd, volgt er een wetsvoorstel. Dat wordt op zijn vroegst volgend voorjaar. Tot die tijd publiceren bewindspersonen hun afspraken in de openbare agenda.
„Geen oplossing”
Dat de uitvoering van de motie zo lang op zich laat wachten, is volgens Marcel Hanegraaff geen wonder. „Ik denk dat politici lobbyen over het algemeen niet als een probleem zien”, zegt de universitair hoofddocent politieke wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. „Spreken met verschillende partijen is een van de mores van de politiek. Het hele idee van transparantie suggereert zelfs dat politici iets hebben gedaan wat niet door de beugel kan.” Maar, erkent hij, tijden zijn veranderd. Waar bewindspersonen voorheen werden beoordeeld op het resultaat van hun werk, ligt nu vooral de totstandkoming van hun beleid onder een vergrootglas.
Toch vraagt Hanegraaff zich af of een lobbyregister echt effect heeft. „Er is te weinig informatie beschikbaar om te kunnen zeggen dat transparantie gevolgen heeft voor het vertrouwen in de politiek. En of een register tot minder corruptie leidt. Dat is haast niet aan te tonen.” Bovendien zijn lobbyisten meester in het omzeilen van de regels, stelt de politicoloog. „In Brussel moesten politici iedereen registreren met wie ze in de parlementsgebouwen spraken. Lobbyisten voeren hun gesprekken nu buiten, of sturen iemand van een andere organisatie met hun boodschap.”
Het aanzien van de politiek zou volgens hem dan ook vooral gebaat zijn bij uitbreiding van de fractieondersteuning. „De Tweede Kamer moet controleren wat de regering doet, maar partijen beschikken over veel minder mensen dan een ministerie. Zij halen hun informatie dan ook vooral op bij belangengroepen. Die hebben vaak het geld om relaties met beleidsmedewerkers warm te houden, maar redeneren alleen vanuit een bepaald belang. Transparantie lost dat probleem niet op.”
De afspraak van staatssecretaris Van Huffelen met Google kwam overigens op initiatief van het internetbedrijf tot stand, meldt techwebsite AG Connect op gezag van haar woordvoerder. Vragen van het Reformatorisch Dagblad over de inhoud en de agenda blijven onbeantwoord. „Mogelijk volgt er nog wat meer toelichting, maar ik weet nog niet wanneer of in welke vorm.”