Krappe arbeidsmarkt vereist flexibele aanpak
De arbeidsmarkt lijkt almaar krapper te worden. Stonden er in het eerste kwartaal van dit jaar nog 133 vacatures per 100 werklozen open; inmiddels is dat aantal opgelopen naar 143. Hoe heeft het zover kunnen komen? En, nog belangrijker: is er nog een kentering mogelijk?
De huidige spanning op de arbeidsmarkt mag dan wel extreem zijn, nieuw is die zeker niet, zegt hoogleraar economie Lans Bovenberg. Hij wijst erop dat een economie altijd door cycli gaat. „Na een tijd van groei volgt er, vroeg of laat, altijd een krimp. Dat hoor erbij. Zo zaten we rond de eeuwwisseling ook met een personeelstekort in vrijwel alle sectoren. Precies hetzelfde geldt voor de periode 2006-2007.”
Bovenberg doceert aan de universiteiten van Tilburg en Rotterdam en geldt als een van de meest invloedrijke economen van Nederland. Daarnaast is de hoogleraar –die christen is– samen met theologen als Kees van der Kooij en Paul van Geest betrokken bij het Erasmus Economics and Theology Institute (EETI) aan de laatstgenoemde universiteit. Hij heeft in diverse adviescommissies zitting gehad en is een aantal jaren onafhankelijk lid geweest van de Sociaal-Economische Raad (SER), een adviesorgaan van de overheid.
Nog altijd houdt Bovenberg zich bezig met thema’s die op het snijvlak liggen van economie en maatschappij, waaronder de arbeidsmarkt. Ook over de actuele situatie heeft hij een uitgesproken mening. „Er worden meerdere oorzaken genoemd voor de huidige krapte, maar die leggen lang niet allemaal evenveel gewicht in de schaal”, aldus de hoogleraar. „Dat geldt daarom ook voor de oplossingen; sommige zetten nauwelijks zoden aan de dijk.”
Vergrijzing
Een veelgenoemde oorzaak: de vergrijzing. Dit betekent dat er steeds meer mensen met pensioen gaan, terwijl er minder mensen op de arbeidsmarkt bijkomen. De vergrijzing zet de komende jaren door (zie graphic ”Veel Nederlanders bereiken pensioenleeftijd”). Zo heeft in 2032 een op de vijf Nederlanders de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
Volgens Bovenberg heeft Nederland de laatste decennia zeker niet stilgezeten om de arbeidsdeelname van ouderen te verhogen. Zo wijst hij erop dat de gemiddelde pensioenleeftijd begin jaren negentig nauwelijks zestig jaar was. Anno 2022 zijn mensen gemiddeld boven de 65 jaar als ze stoppen met werken, weet hij.
Dit komt onder meer door het geleidelijk verhogen van de AOW-leeftijd en door het afschaffen van regelingen om vervroegd uit dienst te treden. Bovenberg: „Ik zie dat de maatschappij echt anders is gaan denken over doorwerken op latere leeftijd. Nu kijken mensen je toch wat vreemd aan als je voor je vijfenzestigste met pensioen gaat.”
Hoewel Bovenberg vindt dat Nederland op dit vlak „goed bezig” is, beschouwt hij de arbeidsparticipatie van ouderen niet als een voltooid project. Zo ziet hij om zich heen dat collega’s eerder met pensioen gaan, omdat ze bezwijken onder de werkdruk.
Het bevorderen van werken in deeltijd zou volgens Bovenberg een goede oplossing zijn. Zo kunnen ouderen kiezen voor minder intensieve functies, maar ze blijven tegelijkertijd wel betrokken bij het arbeidsproces. „Nu is werk nog te veel topsport”, meent hij. „Een parttimebaan zorgt voor wat meer ontspanning en zo kan een oudere werknemer op een meer natuurlijke manier zijn loopbaan afsluiten door steeds iets minder te gaan werken.”
Deeltijdwerken
Hiermee snijdt Bovenberg een andere veelgehoorde oorzaak van de krapte op de arbeidsmarkt aan: deeltijdwerken. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) werken 4,6 miljoen mensen van de in totaal 9,5 miljoen werkenden in Nederland in een parttimefunctie. Volgens het Europese statistiekbureau Eurostat ligt het percentage van mensen die in deeltijd werken in geen enkel ander EU-land zo hoog (zie graphic ”Nederland ‘Europees kampioen’ deeltijdwerken”).
De oplossing lijkt dus eenvoudig: stimuleer parttimers om voor een fulltimebaan te kiezen. Dat is te simpel gedacht, stelt Bovenberg. Meer werken is volgens hem alleen een oplossing als de vraag gelijk blijft. Maar dat is nu net het punt. Bovenberg: „Meer werken levert meer loon op. Hierdoor neemt de bestedingsruimte van mensen toe en daarmee ook de vraag naar producten en diensten. Er zijn dan dus nóg meer mensen nodig om in die behoeftes te voorzien. Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht.”
De situatie bij de kinderopvang is wat Bovenberg betreft illustratief. Als mensen meer gaan werken, neemt de vraag naar kinderopvang toe, weet de hoogleraar. „Daardoor zijn er nóg meer mensen bij de kinderopvang nodig, terwijl daar al een nijpend tekort is. Dit toont aan dat sturen op micro-economische ontwikkelingen niet voor oplossingen zorgt.”
Het ontmoedigen van deeltijdwerk heeft niet alleen geen zin, het is ook nog eens onverstandig, meent Bovenberg. Hij zou juist graag zien dat dertigers en veertigers vaker voor parttimewerk zouden kunnen kiezen. Hij constateert dat juist in die leeftijdsfase carrière moet worden gemaakt, terwijl een opgroeiend gezin veelal ook veel tijd en aandacht vraagt.
Wat de hoogleraar betreft zou het daarom beter zijn om werk gelijkmatiger te verdelen over de loopbaan. Dertigers en veertigers bevinden zich juist „in het spitsuur” van het leven, stelt Bovenberg. „Parttime werk past daar vaak beter bij. Ik zie nu dat jonge mensen, vooral moeders, uitvallen met een burn-out. Daar maak ik me grote zorgen over.”
Post-coronatijdperk
Tijdens de coronapandemie hield de consument de hand op de knip en produceerde de industrie minder. Na de laatste lockdown steeg de vraag naar producten en diensten doordat mensen weer geld uit durven te geven. Sommige deskundigen menen dat dit de voornaamste verklaring is voor de huidige spanning op de arbeidsmarkt.
Bovenberg gaat daar in mee. Volgens hem moeten oplossingen hiervoor dan ook op macro-economisch niveau worden gezocht. Centrale banken zouden volgens hem de rentes moeten verhogen. Zo wordt sparen voor de consument aantrekkelijker. Daardoor neemt de vraag af.
Het verhogen van de rente gaat echter niet zo makkelijk. Nederland maakt onderdeel uit van de Europese Monetaire Unie (EMU), waardoor het geen zelfstandig rentebeleid kan voeren. Voordat Nederland toetrad tot deze unie, verhoogde De Nederlandsche Bank regelmatig de rente. Bovenberg: „Hierdoor steeg de gulden in waarde en werden onze producten duurder voor de export. Zo kon de economie tot bedaren komen.”
Nu wordt de rente door de EMU laag gehouden, omdat met name de zuidelijke landen –waaronder Italië en Griekenland– anders in een recessie zouden kunnen belanden. „Het gevolg is wel dat de rente te laag is om de Nederlandse economie weer wat af te laten koelen”, stelt Bovenberg. „Maatwerk is in Europees verband vrijwel onmogelijk geworden.”
Het zal daarom vooral afhangen van het begrotingsbeleid van het kabinet, zegt Bovenberg. Hij adviseert Rutte om vooral zuinig aan te doen en alleen diegenen die het echt nodig hebben te compenseren voor de stijgende inflatie en hoge energiekosten. „Anders houden te veel mensen voldoende geld over waardoor de vraag naar producten en diensten onverminderd hoog blijft”, aldus de econoom.
Flexibilisering
Een andere ontwikkeling die er volgens Bovenberg toe doet, is de flexibilisering van de arbeidsmarkt (zie graphic ”Vier op de tien Nederlanders zijn flexwerker”). Die is volgens hem behoorlijk doorgeslagen omdat het systeem dit feitelijk faciliteerde. Zo kan de zzp’er gebruikmaken van de zelfstandigenaftrek en hoeft de werkgever voor zelfstandigen geen sociale premies te betalen. Bovenberg: „Veel mensen zijn als zelfstandige gaan werken omdat dit eenvoudigweg het goedkoopst was.”
Een onvermijdelijk gevolg hiervan is de afname van de arbeidsproductiviteit; het CBS meet al jarenlang een dalende trend. „Mensen zijn productiever als ze voor een langere tijd ergens werken”, stelt Bovenberg. „Op een gegeven moment zijn ze gewend aan hun werkomgeving en hun collega’s. Vanaf dat moment stijgt de arbeidsproductiviteit het meest.”
De Commissie-Borstlap adviseerde begin 2020 om de doorgeschoten flexibilisering tegen te gaan. Bovenberg ziet tot zijn tevredenheid dat het kabinet hier al werk van maakt. Zo is de zelfstandigenaftrek versoberd en wordt erover nagedacht om zelfstandigen verplicht te laten sparen voor hun pensioen.
Hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe minder mensen er nodig zijn om een product of dienst te leveren. „Daarom is het dus belangrijk dat werkgevers en werknemers op grotere schaal weer een langetermijnrelatie met elkaar aangaan”, stelt Bovenberg.
Om die reden heeft arbeidsmigratie volgens de econoom ook geen zin. Deze arbeidsrelaties zijn veelal niet gericht op de lange termijn. Daarbij geven arbeidsmigranten hun inkomen ook weer uit waardoor de vraag naar goederen en diensten nog verder oploopt. „Dit soort oplossingen doen eigenlijk niets meer dan symptoombestrijding”, meent hij.
Secularisatie
Hoewel hij als econoom vooral op de macro-economische oorzaken let en op dat niveau de oplossingen zoekt, kijkt Bovenberg ook verder dan dat. De enorme vraag naar goederen en diensten laat zich volgens hem ook goed verklaren doordat de samenleving erg op materiële groei en consumptie gericht is. Bovenberg: „Dit wordt steeds meer als een toetssteen voor een goed leven gezien.”
Hier wordt volgens de hoogleraar feitelijk een leemte mee opgevuld die door de voortgaande secularisering steeds groter wordt. „Het christendom definieert een zinvol leven als een leven dat gericht is op God en de naaste. Nu het geloof steeds meer aan belang inboet, gaan mensen op zoek naar andere dingen om hun leven zin te geven.”
Daarom zoeken volgens Bovenberg steeds meer mensen hun heil in hun werk. „Velen ontlenen daaraan hun identiteit. Daardoor wordt werk steeds belangrijker en neemt ook het belang van presteren toe. Door die prestatiedrang kampen veel mensen met overspannenheid of ze lopen tegen een burn-out aan. Het moet allemaal volmaakt zijn.”
Het maar moeilijk kunnen omgaan met tegenslagen en imperfectie ziet Bovenberg als een typisch kenmerk van een seculiere samenleving. „Het christendom leert dat we in een gebroken wereld leven. De beperktheid van het leven en het onvermogen –of zo je wilt: zondigheid– van de mens wordt niet onder stoelen of banken geschoven. Die wetenschap maakt mensen bekwamer om met lijden en negatieve dingen om te gaan.”
Toekomst
Hoelang zal de krapte op de arbeidsmarkt aanhouden? De eerste berichten van bedrijven die door de torenhoge inflatie en almaar oplopende energierekeningen omvallen, druppelen immers al binnen. Bovenberg rekent inderdaad op de nodige faillissementen de komende tijd. Die kunnen voor wat lucht zorgen op de arbeidsmarkt. „Het klinkt heel vervelend voor de mensen die op straat komen te staan, maar dat hoort er nu eenmaal bij. Nu zijn bedrijven door de coronasteun kunstmatig overeind gehouden, waardoor er ook weinig doorstroom is geweest”, stelt de econoom.
Bovenberg hoopt dat de overheid bedrijven nu niet zo royaal gaat ondersteunen als tijdens de coronapandemie. Gebeurt dat wel, dan raakt het natuurlijke proces van cycli die een economie aflegt nog verder verstoord, vreest de hoogleraar. Hij onderkent evenwel dat het voor het kabinet moeilijk is om harde beslissingen te nemen.
Mensen verlaten zich volgens Bovenberg namelijk in toenemende mate op de overheid. Ook dit is volgens hem een gevolg van de secularisatie. Vroeger fungeerden het geloof en de kerk „als stootkussen”, stelt hij. Rake klappen, zoals een ontslag, kwamen daardoor minder hard aan. Bovenberg: „Het is natuurlijk een utopie dat een overheid die rol van het geloof kan overnemen. Geluk zit ’m niet in materiële groei. Misschien is dit wel het belangrijkste inzicht dat deze discussie kan opleveren.”