Hanenpoten, kriebelschrift, wankelende letters: het handschrift van de gemiddelde scholier verloedert in rap tempo. Valt het tij nog te keren? Een verkenning over nut en noodzaak van handschriftonderwijs in een digitaliserende wereld.
Schrijven. Met een vulpen. Tussen onverbiddelijk rechte lijntjes. Mijn herinneringen aan het handschriftonderwijs dat ik op de basisschool kreeg, zijn niet bepaald warm. Zodra de juf of meester het groene schoolbord openklapte, het krijtje pakte en in onberispelijk leerkrachtenschrift het vak schrijven op het bord aankondigde, bereidde ik me voor op een taai uurtje zwoegen. Met een uiteindelijk vaak mager resultaat; want een ster in het maken van rechte, even lange lussen bleek ik bepaald niet.
„Het geeft niet hoe lang je over een woord doet, als het maar netjes is.” Nu, een kleine twee decennia later, kan ik me het mantra van de meester uit groep 6 nog moeiteloos voor de geest halen. Bijvoorbeeld wanneer ik ingespannen probeer om netjes een felicitatie op een verjaardagskaart te schrijven. Want ja: hoe mooi de kaart ook is, een uit de pas lopend handschrift doet toch flink afbreuk aan het totaalplaatje.
Dat ik niet de enige ben die zich niet kan beroemen op strakke schrijfletters is een understatement. Iedere willekeurige docent van een basis- of middelbare school zal beamen dat het ontcijferen van het hanenpoterige schrift dat sommige scholieren produceren, soms meer moeite kost dan het controleren of het antwoord correct is of niet.
Ruim zes jaar geleden liep ik stage als docent Nederlands in opleiding op een middelbare school, ergens in het westen van het land. De vakgroep constateerde bezorgd dat de kwaliteit van het schrift van de scholieren wel erg erbarmelijk werd. Moeten wíj de brugklassers misschien maar handschriftonderwijs gaan geven, vroegen we ons vertwijfeld af. Opmerkelijk; want de basisschool is vanouds de plek waar het netjes leren schrijven thuishoort. Maar nood breekt wet, dus waarom zou het voortgezet onderwijs niet proberen te redden wat er nog te redden valt, aldus mijn toenmalige collega’s.
Mixen
De zorg over het verslechterende handschrift van scholieren leeft al heel wat jaren, binnen en buiten Nederland. In 2011 concludeerden de wetenschappers Overvelde en Hulstijn in een onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen dat aan het einde van groep 4 zo’n 17 procent van de leerlingen een onleesbaar en zo’n 29 procent een slecht leesbaar handschrift heeft.
In 2017 berichtte het Algemeen Dagblad dat ruim 30 procent van de basisschoolleerlingen moeite heeft met leren schrijven. Aan het einde van groep 4 heeft bijna de helft van de kinderen een slecht of onleesbaar handschrift.
Hoogleraar Lambert Schomaker, die aan de Rijksuniversiteit Groningen handschriften onderzocht, constateerde in 2012 dat het nakijken van tentamens van studenten door de jaren heen steeds moeilijker werd. Hoofdletters, kleine letters, cursieve letters: studenten mixen ze met het grootste gemak door elkaar, constateerde hij. Uit testjes die Schomaker onder studenten deed, bleek dat slechts 50 tot 60 procent van de geschreven woorden goed leesbaar was voor de ander.
Saillant, maar niet verrassend detail: ander onderzoek toont aan dat slecht leesbare toetsen met een lager cijfer worden gewaardeerd dan toetsen met een goed leesbaar handschrift.
Felicitatie
Er moet dus wat gebeuren wil het handschrift van kinderen en tieners leesbaar blijven. Tegelijkertijd dringt de vraag zich op: is investeren in het handschrift van leerlingen nog wel zo belangrijk, in een tijd waarin het schrift steeds meer naar de marge verdwijnt? Natuurlijk, op school zijn pen en potlood bekende attributen. Maar buiten het lokaal beperkt het gebruik van het schrijfgerei zich tot een paar krabbels op een boodschappenbriefje of enkele zinnen op een felicitatie- of condoleancekaart.
De plaats van het handschriftonderwijs in een steeds digitaler wordende wereld brengt de spreekwoordelijke pennen daarom al langere tijd in beweging. Want waarom zou je kostbare lestijd besteden aan het aanleren van een mooi en verzorgd schrift als bijna alle communicatie via laptop, smartphone of tablet verloopt? Vraagt het voorbeeld van de Finnen –die in 2014 besloten een deel van de schrijflessen te vervangen door typlessen– ook in Nederland navolging?
Als het aan Anneloes Overvelde ligt, zeker niet. Overvelde is kinderfysiotherapeut, promoveerde op onderzoek naar kinderen met schrijfproblemen en schreef het boek ”Aan de slag met handschriftonderwijs”, dat in 2019 verscheen. Leren schrijven zal blijven, is haar stellige overtuiging. Dat laat natuurlijk onverlet dat ook leren blind typen belangrijk is, benadrukt ze.
Toch zijn beide zaken volgens haar absoluut niet gelijk te stellen. Bij het woorden vormen met pen of potlood zijn de hersenen namelijk veel actiever betrokken dan bij een paar simpele tikken op het toetsenbord. Dat komt omdat bij iedere letter een andere schrijfbeweging hoort, legt Overvelde uit. Zo begint de schrijfletter ”b” bijvoorbeeld met een lus en eindigt die met een boogje. Bij de letter ”d” is dat precies andersom. „Je zou dus kunnen zeggen: elke letter heeft zijn eigen spoor in het brein.”
Kinderen leren letters en woorden door het schrijven intensiever en herkennen die sneller bij het lezen. Het gevolg daarvan is dat ze dus beter en sneller leren lezen als ze de letters en woorden die ze moeten leren lezen, ook leren schrijven. Een tijdloos principe.
Leren schrijven met de hand kan daarom gezien worden als een vorm van ”learning by doing”, benadrukt Overvelde. „Zien, spreken, horen, voelen en doen, horen bij het maken van de letter. Leerlingen moeten goed kijken hoe het zogenaamde letterspoor –het ‘weggetje’ van de letter– in elkaar zit. Waar start de beweging en hoe maak ik een lus die tegen de lijn aan komt en er niet bovenuit steekt?”
Bij het tikken op een toetsenbord zijn die processen minder intensief. Een grondige analyse van de lettervorm is dan niet nodig, want de letters staan al klaar. „Of je nu de ”b” of de ”d” op het scherm wilt hebben, iedere letter produceer je door dezelfde beweging. Je hoeft dus niet zelf een complexe beweging op te roepen in je brein; een simpele tik geeft al een leesbaar resultaat.”
Overvelde wil maar duidelijk maken: leren schrijven helpt kinderen bij het goed leren lezen. Maar ook wanneer iemand het lezen beheerst, blijft het feit dat de hersenen actiever aan de slag moeten bij schrijven volgens de schrijfexpert van belang. „Notities maken met de hand geeft betere toetsresultaten dan aantekeningen maken via het toetsenbord”, legt ze uit. Schrijven gaat nu eenmaal minder snel dan typen. Als je schrijft moet je dus goed nadenken over wat je wel en wat je niet noteert. Overvelde. „Je moet namelijk de hoofdzaken van de bijzaken onderscheiden. Als je typt hoeft dat niet, omdat je alles min of meer woordelijk kunt noteren.”
Springlevend
Handschriftonderwijs krijgt op veel scholen niet bepaald de hoogste prioriteit, constateert Overvelde. En ze snapt goed waarom dat zo is. „Scholen moeten veel. Het lesprogramma is vaak overvol. Dan kan het zomaar gebeuren dat het handschriftonderwijs erbij inschiet.”
Bovendien weten veel leerkrachten niet goed hóé ze hun leerlingen de kunst van het schrijven kunnen aanleren. En dat is volgens haar een serieus probleem. Ze wijst erop dat pabo’s de afgelopen twintig jaar het aantal uren handschriftonderwijs danig afslankten. „Dat gebeurde omdat men dacht: over een aantal jaar doen we alles met de computer en niets meer met de hand. Nu zijn we een enkele decennia verder en wat blijkt: we schrijven nog steeds.”
Dat schriftonderwijs geen aparte wettelijk erkende plek heeft in het lesprogramma van het basisonderwijs, helpt ook niet mee. In de huidige onderwijsdoelen staat weliswaar dat leerlingen een leesbaar schrift moeten hebben, maar einddoelen ontbreken en de voortgang van het leren schrijven wordt niet gemonitord. „Het effect daarvan is dat schrijven op veel scholen een ondergeschoven kindje is.”
Dat heeft gevolgen. Zo’n 30 tot 40 procent van de basisschoolkinderen heeft moeite met het schrijven van letters en woorden, weet Overvelde, die deze kinderen regelmatig in haar praktijk ziet langskomen. De leerlingen hebben bijvoorbeeld last van pijn tijdens het schrijven, vormen de letters te traag of hebben een onleesbaar schrift. Bij zo’n 5 tot 10 procent van de kinderen komt dat door motorische problemen, zegt de handschriftexpert. „Maar bij de rest niet. Ik ben er daarom van overtuigd dat goed handschriftonderwijs veel van die problemen kan voorkomen.”
Sleutel
Maar wat is dan goed handschriftonderwijs? Om dat duidelijk te maken, maakt Overvelde de vergelijking met leren autorijden. „Je kunt als rijinstructeur niet zeggen tegen iemand die voor het eerst de lesauto binnenstapt: Hier heb je de sleutel, hier zit het gas, hier zit de rem, ga nu de snelweg maar op.” Bij schrijfonderwijs gebeurt volgens haar echter wel iets soortgelijks. „We schrijven de letter een keer met de vinger in de lucht, dan een keer met de vinger op de tafel en daarna gaan we gelijk werken in een schrift met lijntjes. Dat gaat te snel. Een kind moet oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Schrijven leer je door de juiste instructie, goede feedback en door het veel te doen.”
Leerlingen moeten daarnaast niet enkel letters overtrekken, maar de leerkracht moet uitleggen hoe de vorm van een letter in elkaar zit, benadrukt de handschriftexpert. „De juf of meester kan bijvoorbeeld zeggen: Bij deze letter moet je eerst langs de lijn omhoog, dan een lus maken en dan weer langs de lijn naar beneden. Op die manier krijgen de kinderen het schrijven sneller onder de knie dan wanneer ze enkel letters overtrekken
Zodra alle 26 lettervormen bekend zijn, is het schriftonderwijs niet klaar. „Het is belangrijk dat leerlingen snel en leesbaar leren schrijven, zonder dat dat heel veel moeite van hen vraagt”, zegt Overvelde. „Schrijven is namelijk een middel om te communiceren. Als je vlot en leesbaar kunt schrijven, is het middel effectief en kun je je aandacht richten op de inhoud.”
Bij steeds meer leerlingen is hun motoriek onvoldoende ontwikkeld, merkt Overvelde. „Kinderen brengen relatief veel tijd door achter een scherm. Tekenen en buitenspelen gebeurt minder. Het is dus zaak dat de ontwikkeling van de fijne motoriek –die voor schrijven belangrijk is– juist nu op scholen extra aandacht krijgt.”
Ambacht
Maar weten leerkrachten wel hóé ze handschriftonderwijs moeten geven? En hoe zit dat bij de jongere generatie, die zelf doorgaans ook meer bedreven is met de smartphone dan met pen en papier? Om op die vragen een antwoord te zoeken, reis ik op een woensdagmiddag in september af naar Driestar hogeschool in Gouda om een les handschriftonderwijs aan pabo-1-studenten bij te wonen.
Een vitrine met inktpotjes, een koffer met pennen, een bakje met schoolkrijtjes, krijtborden aan de muur, whiteboards als tafels: alles in het lokaal van docent handschriftontwikkeling Annemarie Ruben ademt het ambacht van het schrijven met de hand. In zo’n omgeving krijg zelfs ik –met mijn verstokte schrijfallergie– zin om mezelf toch weer meer te bekwamen in het ambacht van het schrift.
Tijd om die zin om te zetten in de daad heb ik echter niet; zo’n twintig eerstejaarsstudenten stromen binnen. Ruben drukt de paboërs op het hart om de tafels –waarop ze kunnen schrijven– leeg te laten. Want: een lege schrijfplek is een voorwaarde voor een goede zit- en schrijfhouding. En die beide zaken zijn nodig voor nauwkeurige schrijfbewegingen. De kersverse pabostudenten lijken aanvankelijk niet te popelen om zich te laven aan de kennis van hun docent. Bladligging, linkshandigheid en methodisch schrift passeren de revue. De aanvankelijk wat relaxte houding van de studenten verdwijnt, zodra ze zelf de pen op het papier moeten zetten.
Stilte daalt neer.
„Ik schrijf te recht”, mompelt een student. Een ander: „Ik moet echt beter m’n best doen, zo gaat het niet.” Weer een ander: „Als ik op deze manier op het bord schrijf, kan geen kind het lezen.”
„Het komt wel goed”, stelt Ruben de studenten gerust. Ze heeft zestien lessen om deze groep pabostudenten de kneepjes van het vak te leren. De docent klinkt optimistisch, maar weet tegelijkertijd dat die lessen stuk voor stuk hard nodig zijn. Want studenten moeten én zelf een goed, regelmatig leerkrachtenhandschrift ontwikkelen én leren hoe ze leerlingen goed kunnen leren schrijven. En daarmee zitten de beschikbare uren meer dan vol. Thuis en op de werkplek –de stageschool– is oefenen hard nodig, benadrukt Ruben.
Stille tijd
Veelschrijvers zijn de studenten niet, zo blijkt wanneer Ruben de aankomende leerkrachten vraagt wanneer ze de pen nog oppakken. In de kerk, tijdens stille tijd, om een kaartje te versturen of om een samenvatting te maken. Daarbij blijft het. „Waarom schrijf je juist dan?” vraagt Ruben door. „Als je schrijft, onthoud je het beter”, antwoordt een van de studenten. „Je activeert meer delen in je hersenen”, zegt een ander. Dat zien de studenten dan ook als dé redenen waarom schrijfonderwijs op de basisschool niet mag ontbreken.
Jacqueline Quaak (20) en Miriam van Dieren (22) hebben inmiddels een meer uitgewerkte visie op de plaats van handschriftonderwijs in de 21e eeuw dan de kersverse pabostudenten. Beiden studeren af op de manier waarop het schriftonderwijs vorm zou moeten krijgen.
Toen het duo op de pabo begon, zag het het nut van handschriftonderwijs niet echt in. Jacqueline: „Waarom doen we dit eigenlijk nog?, dacht ik. Tijdens de lessen handschriftontwikkeling kreeg ik daar meer begrip voor. Toen merkte ik dat schrijven niet bij ieder kind vanzelf gaat. Zithouding, pengreep, bladligging: er komt behoorlijk veel bij kijken om kinderen op een goede manier hun schrift te leren ontwikkelen.”
Tegelijkertijd merkt de student dat op de pabo andere vakken vaak belangrijker werden gevonden. „Handschriftonderwijs is nou niet het vak dat prioriteit krijgt, is mijn indruk. Dat heeft er denk ik mee te maken dat veel mensen toch nog menen dat leren schrijven vanzelf gaat. En dat ze denken: we typen veel meer dan we schrijven, dus waarom moet er dan zo veel tijd in handschriftonderwijs worden gestoken?”
Enthousiasme
Dat het vak niet de meeste urgentie krijgt, merken Jacqueline en Miriam ook op de diverse scholen waar ze stage liepen. Anders dan bij bijvoorbeeld rekenen bepaalt het enthousiasme van de individuele docent vaak hoeveel tijd en aandacht er naar handschriftonderwijs gaat. Miriam: „Het gros van de scholen had bijvoorbeeld geen handleiding voor schrijfonderwijs. Dat heeft als gevolg dat je als leerkracht dan wel met je leerlingen gaat schrijven, maar niet weet waar je precies naartoe werkt. Het is bij schrijven vaak wat vaag wat je nu wilt bereiken met de leerlingen.”
Het is een herkenbaar geluid voor docent Ruben, die naast haar baan bij de Goudse hogeschool werkt op de Johannes Calvijnschool in Sliedrecht. Scholen voeren te weinig het inhoudelijke gesprek over wat ze met het handschriftonderwijs willen bereiken, merkt ze. „En als je daar als school niet over nadenkt, is het logisch dat een visie op het schriftonderwijs ontbreekt.”
Zelf is ze ervan overtuigd dat handschriftonderwijs ook in de 21e eeuw goede papieren heeft. Ook zij wijst –net als Overvelde– op de manier waarop het brein bij schrijven betrokken is. „Je gaat sneller denken en sneller leren. En dat komt niet alleen op school, maar in het hele leven van pas.”
Daarnaast is een goed leesbaar handschrift belangrijk om jezelf goed te kunnen uitdrukken, vindt Ruben. „Een slecht handschrift belemmert het leren. Want hoe kun je nog iets opsteken van je aantekeningen als je je eigen krabbels maar moeizaam kunt ontcijferen?”
Naast alle objectieve voordelen van handschrift wijst Ruben op de emotionele waarde die handschrift voor haar heeft. „Schrift laat iets na. Na het overlijden van mijn oma, in 2007, kreeg ik bijvoorbeeld een handgeschreven boekje van mijn overgrootoma. In haar schrift zag ik iets van hoe zij was. En toen in 2014 een van mijn leerlingen overleed, pakte ik als eerste een handgeschreven papiertje dat hij mij ooit had gegeven. Dat doet meer met je dan een getypt briefje had kunnen doen.”
Een handschrift is altijd iets levends, zegt Ruben. „Het is niet zo dat je kunt zeggen: Ik schrijf nu eenmaal lelijk en daar is niets aan te doen. Oefenen, oefenen, oefenen. Schrift blijft zich ontwikkelen.”
En met dat in het achterhoofd rijd ik gerustgesteld weer naar huis. Ook voor mij, met mijn niet zo mooie handschrift, gloort er hoop. Want oefening baart –ook als het gaat om schrijven met de hand– kunst.