Veel basisscholen worstelen met de vraag of ze de kinderen schrijfonderwijs in blokschrift of verbonden schrift (aan elkaar schrijven) moeten geven. Het helpt niet dat ook deskundigen het oneens zijn met elkaar. Een op de zes kiest momenteel voor het blokschrift.
Vroeger was het makkelijk, zegt schrijfspecialist Marion van der Meulen. Kinderen hadden een kroontjespen en een potje inkt, dus lag het praktisch gezien voor de hand om aan elkaar te schrijven. „Als je de pen optilde, moest je hem weer in de inkt dopen om verder te kunnen.”
Het grootste deel van de scholen leert de kinderen nog steeds het verbonden schrift, blijkt uit cijfers van de educatieve uitgeverij Zwijsen, waarvoor Van der Meulen lesmethoden ontwikkelt. Vaak gebeurt dat uit gewoonte.
Maar er is een kentering gaande, zegt Van der Meulen. „Drie jaar geleden hebben wij onze lesmethoden vernieuwd. Scholen kunnen kiezen welk handschrift ze hun leerlingen aanleren.”
Meer oefening
Van de scholen die nieuw materiaal aanschaffen, kiest een derde nu voor het blokschrift.
„Vooral voor motorisch zwakke kinderen is het makkelijker aan te leren. Maar omdat we minder tijd besteden aan schrijven dan vroeger, hebben ook andere kinderen die aan elkaar schrijven vaak een slechter leesbaar handschrift. Dat vergt meer oefening.”
Als de leerkracht voldoende aandacht aan schrijfonderwijs schenkt, zijn beide methoden goed, vindt Van der Meulen. „Het lastige is dat professionals van visie verschillen. Scholen weten daardoor niet echt waar ze goed aan doen. Niemand houdt zich wetenschappelijk met schrijven bezig. Bij rekenen is dat anders. Daarvoor hebben we het Freudenthal Instituut. Ik heb nu bijna dagelijks scholen aan de lijn die om advies vragen. Voor het eerst staan ze hierbij stil.”
Majella van ’t Hul, die schrijfspecialistische begeleiding in het basisonderwijs biedt, heeft een lichte voorkeur voor het verbonden schrift. „Omdat kinderen aan het einde van de basisschool daarmee sneller schrijven. Bovendien zien kinderen in groep 3, als het schrijfonderwijs begint, nog geen verschil tussen letter- en woordspaties. Blokschrift wordt daarmee onleesbaar. En bij het verbonden schrift is de verscheidenheid tussen letters groter, en dus ook de herkenbaarheid.”
Ook blokschrift heeft echter een voordeel, aldus Van ’t Hul. „Het staat dicht bij de drukletters in boeken. Dat is makkelijker bij het aanleren.”
Uit een kleine steekproef van onderzoeksbureau MWM2 (onder 91 leraren) komt naar voren dat een kwart van de docenten het handschrift van zijn leerlingen over het algemeen slecht leesbaar vindt. Ruim de helft geeft de kwalificatie ”redelijk”.
Experimenteren
Van ’t Hul vindt dat ze daar zelf mede schuldig aan zijn. „Er zijn scholen die het schrijven minder aandacht geven omdat het in deze tijd niet meer zo belangrijk zou zijn. In de bovenbouw mogen kinderen bovendien experimenteren met hun handschrift en zijn er helemaal geen eisen meer. Leraren uit het voortgezet onderwijs klagen vervolgens dat de scholieren onduidelijk schrijven. Dat begrijp ik wel.”
Van ’t Hul denkt dat het voor de kinderen zelf niet uitmaakt welk schrift ze aanleren. Volgens Van der Meulen zijn recente ‘overstappers’ echter blij dat ze voor het blokschrift hebben gekozen.
In omringende landen woedt een soortgelijke discussie als bij ons, zegt ze. „Alleen in Engeland waren ze daar iets eerder mee. Daar wordt nu standaard in blokschrift lesgegeven, waarbij een aantal letters met schuine streepjes aan elkaar worden verbonden. Ik denk dat we in Nederland ook steeds meer richting blokschrift gaan. Over twintig jaar schrijven we hier nauwelijks meer aan elkaar, schat ik in.”