Echte vrijheid is doen waar we zelf zin in hebben, of toch niet?
Een polyamoureus huwelijk, vrije toegang tot abortus en moderne opvoedingsstijlen hebben op het eerste gezicht niet veel met elkaar te maken. Toch zijn ze een manifestatie van de strijd tussen twee antwoorden op dezelfde vraag: wiens wil is doorslaggevend?
Recent meldde het RD dat een rechter in New York heeft geoordeeld dat „mensen met een polygame relatie dezelfde wettelijke bescherming moeten hebben als gehuwden.” Het woord polygaam is niet helemaal juist, want dat slaat op een huwelijk tussen één man en meerdere vrouwen. Het RD had moeten schijven: polyamoureus. Want het gaat om relaties tussen meerdere personen, los van hun geslacht. Volgens rechter Karen May Bacdayan „is de tijd aangebroken” dat liefdesrelaties tussen meer dan twee personen gelijkgesteld moeten worden aan de wettelijk erkende relatie tussen twee personen. „Wat in 1989 normaal was, is niet meer maatgevend voor onze tijd.”
Laten we, voordat we hier een oordeel over vellen, eerst proberen het te begrijpen. Waar komen de ideeën van rechter Bacdayan vandaan? Hoe komt het dat ze meent deze conclusie te moeten trekken?
Vrijheid
Dat komt omdat ze, net als de meeste westerse mensen anno nu, een moderne visie heeft op goed en kwaad. Wat is goed? De vrijheid om te kunnen doen wat men wil. Wat iemand doet, hoe iemand zijn leven inricht, is geheel zijn zaak. Welke opvatting men zelf ook heeft over wat te doen en hoe te leven, men mag niemand ervan weerhouden zijn leven in te richten op de wijze die hem goeddunkt, ook al staat die haaks op wat men zelf prefereert. Want alle levenswijzen zijn in principe gelijkwaardig. Regels die één levensstijl privilegiëren boven andere zijn verwerpelijk, maar ook sociale druk –denk aan negatief commentaar, uitlachen enzovoort – die iemand een bepaalde richting op duwt, is verkeerd. Dat alles is kwaad.
Nu doen we de meeste dingen in ons leven niet alleen. Hoe moet de mens, vanuit het moderne perspectief gedacht, samenwerken? Op basis van het zojuist genoemde principe: men dient vrij te zijn om te doen wat men wil en dus ook om samen te werken met wie men wil. Omdat die vrijheid voor iedereen gelijkelijk geldt, komt er dus samenwerking tot stand als twee of meer personen willen samenwerken. Dus niet als één persoon het wil, maar de ander(en) niet. Samenwerking mag niet worden afgedwongen. Het moet een vrije wilsbeslissing, een vrije keuze, van alle betrokkenen zijn.
Wat is het huwelijk, op grond van deze beginselen? Een vorm van samenwerking. Die is goed als de betrokkenen het willen. Zo gezien is er dus geen reden om het huwelijk te beperken tot personen van verschillend geslacht. Maar ook niet tot twee personen. Er is vanuit dit gezichtspunt niets tegen een huwelijk van meerdere personen, om het even van welk geslacht. Zoals er ook niets is tegen een tijdelijk huwelijk van één nacht, van een jaar of van een decennium. Als –en zolang– alle betrokkenen ermee instemmen, is het moreel in orde. Is het huwelijk tegen de zin van een betrokkene, dan is het gedwongen en dus een kwaad. En als iemand een bestaand huwelijk niet meer wil, dan is het goed dat het wordt ontbonden.
Dit alles overziend, hoeven we ons er dus helemaal niet over te verwonderen dat rechter Bacdayan nu met genoemd oordeel komt. Integendeel, het lag in de lijn der verwachting, omdat het inherent is aan de moderne wijze van denken over goed en kwaad.
Eigen wil
Waarom hebben christenen en andere gelovigen zo veel moeite met deze wijze van denken? Omdat de christelijke opvatting over goed en kwaad van geheel andere, ja tegenovergestelde aard is. De eigen wil geldt, zoals we zojuist gezien hebben, in het moderne denken als het hoogste criterium voor wat te doen en hoe te leven. ”Wat wil ik?” geldt als de belangrijkste vraag aan onszelf, ”Wat wil jij?” als de belangrijkste vraag aan een ander. Voor het christendom –evenals voor de andere wereldreligies– is die eigen wil juist de kern van het probleem. Het Gebed van de Heer zegt: „Uw wil geschiede.” En dus niet de mijne. Met andere woorden: wij dienen Gods wil na te volgen en niet onze eigen wil. Het de eigen wil navolgen is niet iets goeds, zoals in de moderne opvatting, maar juist de kern van het kwaad. Het staat gelijk aan het zichzelf op Gods troon zetten. Zo gezien is goed handelen, goed leven niet een gevolg van het (kunnen) doen wat men zelf wil, maar van het navolgen van wat God wil.
Wat is Gods wil? Hoe kunnen wij Gods wil kennen? Uit twee bronnen. Enerzijds de Heilige Schrift en anderzijds de scheppingsorde, namelijk de wereld zoals ze aan de mens kenbaar is met de rede.
Ideaal
Wat zeggen de Heilige Schrift en de scheppingsorde over het huwelijk? Daarover bestaat in de gehele geschiedenis van het christendom –evenals in die van de overige wereldreligies– geen enkel verschil van mening. Wat veelzeggend is, omdat over de meeste andere zaken de meningen behoorlijk uiteenlopen. Het huwelijk is door God bedoeld als de levenslange verbintenis –samenwerking– tussen één man en één vrouw. En wel omdat het primair bedoeld is om samen kinderen te krijgen en op te voeden. Dat kunnen alleen een man en een vrouw samen. Het ideaal is als maagd het huwelijk in te gaan, gehuwd te blijven tot de dood van één van beiden het huwelijk beëindigt, en samen –zo veel mogelijk– kinderen te krijgen en op te voeden.
Aan dit ideaal wordt vaak niet helemaal voldaan door de mens. Dat is de gebrokenheid van het menselijk bestaan, die voor een groot deel te wijten is aan zijn eigen tekortkomingen. Dat moeten we accepteren, maar maakt het tekortschieten nog niet tot iets goeds. Evenmin doet het iets af aan het ideaal, als het dikwijls niet helemaal verwerkelijkt wordt.
In deze opvatting van het huwelijk staat de eigen wil van de mens evident niet centraal. Het uitgangspunt is: ”Uw wil geschiede en niet de mijne.” vanuit dit perspectief moet het streven erop gericht zijn om de eigen wil te conformeren aan Gods wil. Anders gezegd: de eigen wil onder te ordenen aan Gods wil.
Zo gezien is een huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht, of tussen meer dan twee personen, of een tijdelijk huwelijk en wat verder op dat gebied nog meer te verzinnen valt, een voorbeeld van de eigen wil navolgen in plaats van die van God en zo zichzelf op Gods troon zetten. En dus een kwaad.
Onderdrukking
Wat is het moderne perspectief hierop? Voor een modern mens is juist deze christelijke opvatting een kwaad. Want zij laat de mens niet vrij om te doen wat hij wil. Ze onderdrukt hem dus. En ze maakt een ongerechtvaardigd onderscheid tussen verschillende manieren van leven, die in de ogen van de moderne mens allemaal gelijkwaardig zijn. Men ziet: hier staan twee mens- en wereldbeschouwingen recht, onverzoenlijk en onverzoenbaar tegenover elkaar.
En de tegenstelling betreft bepaald niet alleen de definitie van het huwelijk. Ook als het gaat over prostitutie, porno en drugsgebruik; abortus, euthanasie en zelfdoding/zelfmoord; opvoeding en onderwijs; individu, gezin en familie; lering en vermaak; gezag en macht; democratie en theocratie; geest en materie; hemel en aarde: telkens weer staan de twee partijen net zo onverzoenlijk en onverzoenbaar tegenover elkaar.
Tegenstelling
Voor een christen is prostitutie een kwaad, omdat het de seksuele daad losscheurt van de context die haar goed maakt en heiligt: het huwelijk. Voor de moderne mens is ”sekswerk” niet anders dan ander werk, mits alle betrokkenen het willen en er vrijelijk mee instemmen.
Voor een christen is abortus een overtreding van het gebod: „Gij zult niet doden.” Voor een modern mens is van doorslaggevende betekenis dat het ongeboren kind ongewenst is. Het voornaamste is de vrije wil, de vrije keuze. Dat de zwangere vrouw het kind niet wil, is voldoende reden om het te aborteren.
Voor een christen is opvoeding de vorming van het kind tot christen. Dat wil zeggen tot iemand die in staat en bereid is zijn wil aan die van God te conformeren en dus zijn eigen wil op het tweede plan te stellen. Dat is niet eenvoudig, want bij ons allemaal is –als kinderen van Adam en Eva– het volgen van de eigen wil van nature het hoogste gebod. Deze eigenwilligheid dient gebroken te worden. Wat betekent dat ouders heel vaak moeten voorschrijven wat het kind juist niet wil. Voor een modern mens is deze opvoedingsfilosofie verwerpelijk. Ook het kind moet zo veel mogelijk de vrijheid hebben om te kunnen doen wat het wil. De jeugd is immers de oefenschool voor het volwassen leven. En in dat leven gaat het erom te (kunnen) doen wat men wil.
Voor een christen is Gods wet de hoogste wet. „Men moet God meer gehoorzamen dan de mens.” Dat betekent dat de menselijke wet, zoals die door parlement en regering wordt opgesteld, op het tweede plan staat. De menselijke wet geldt, mits niet strijdig met de Goddelijke wet. De moderne mens erkent geen Goddelijke wet. Voor hem bestaat alleen de menselijke wet. Parlement en regering zijn vrij om de wet te stellen zoals ze willen. Men mag in de Goddelijke wet geloven, als men maar de menselijke wet gehoorzaamt. Enzovoorts.
Loslaten
Uiteindelijk gaat het er natuurlijk om welke van beide partijen gelijk heeft. De waarheid behoort maat en richtsnoer te zijn. Wie gelijk heeft, moet ook gelijk krijgen. Echter, dit dispuut zal voorlopig wel niet beslecht worden. In de praktijk is het daarom net zo belangrijk zich af te vragen hoe die twee partijen, die zo tegenover elkaar staan, toch vreedzaam met elkaar kunnen samenleven in deze ”aardse stad”.
Dat gaat maar op één manier: decentralisatie van regelgeving en bestuur. Ophouden met te proberen één centraal vastgestelde lijn overal van bovenaf op te leggen en af te dwingen. Accepteren dat er in verschillende gebieden –gemeentes, regio’s, provincies, staten– en verschillende gemeenschappen andere wetten gelden dan in andere. En als men als persoon de geldende regels in het gebied waar men woont en de gemeenschap waarvan men deel uitmaakt niet kan aanvaarden, dan verhuizen naar een gebied en lid worden van een gemeenschap waar regels gelden waar men zich wel in kan vinden.
Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft deze weg gekozen in zijn recente arrest Dobbs versus Jackson Women’s Health Organization. Anders dan in de media wordt en is gesuggereerd, heeft het niet ”het recht op abortus” teruggedraaid, maar slechts vastgesteld dat het een zaak is voor elk van de vijftig Amerikaanse deelstaten zelf. Door middel van eigen wetgeving mogen zij bepalen in hoeverre abortus in de eigen staat is toegestaan. Dat is, dunkt me, de enige manier om ook in de toekomst vreedzaam te kunnen samenleven in een maatschappij waarin de meningen over een onderwerp als abortus zo uiteenlopen.
Maar zoals we weten, is abortus niet de enige twistappel tussen de twee partijen. Er bestaan nog vele andere, waarvan de definitie van het huwelijk er één is. Ik kijk dan ook met belangstelling uit naar wat het Hooggerechtshof in de komende jaren zal doen met arrest Obergefell versus Hodges uit 2015, waarin het huwelijk tussen twee personen van het gelijke geslacht tot een overal geldend grondrecht werd verklaard. En ik kijk uit naar hoe het Hooggerechtshof zal oordelen over de uitspraak van mevrouw Bacdayan. Want die zal vroeg of laat wel aan dit hoge college van staat worden voorgelegd.
De auteur is hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden.