Lang met spullen doen is een sport
Lang(er) met spullen doen is eigenlijk voor alles beter. Maar de maatschappij is er niet op ingericht. Bijvoorbeeld doordat herstellen duurder is dan vervangen. Of omdat apparaten zo in elkaar zitten dat er simpelweg niets te repareren valt. Wat dat laatste betreft: er gloort hoop.
Het was maar een detail, maar wel een van de veelzeggende soort. Minister Kaag kondigde tijdens een interview op Prinsjesdag aan dat ze op zoek gaat naar een nieuw koffertje voor de jaarlijkse begroting. Criteria: het moet lichter zijn, en duurzamer.
In dat laatste woord zit ’m de kneep. Iets wat niet versleten is door iets nieuws vervangen: hoezo is dat duurzamer? Het huidige koffertje dateert uit 1964 maar ziet er nog prima uit. Het wordt maar één keer per jaar van stal gehaald, dus het heeft ook nauwelijks iets te lijden. Het is bovendien meer een symbool dan een gebruiksvoorwerp. Een reden te meer om zo’n koffer te koesteren.
Verandering van smaak
De opmerking van minister Kaag leidde tot de nodige ophef, wat gezien haar positie en de crisisstemming in het land ook wel begrijpelijk was. Anderzijds is wat zij zich voornam precies wat voor veel mensen de gewoonste zaak van de wereld is (geworden). Als je iets zat bent, doe je het weg en koop je iets anders. Complete interieurs worden soms na een paar jaar alweer aan de straat gezet of via Marktplaats aangeboden. Verkoopargument: ik ben erop uitgekeken, of: wegens verandering van smaak.
Kledingstukken worden na gemiddeld zeven keer (!) dragen alweer afgedankt, bleek ooit uit onderzoek. Als ik zoiets lees denk ik: onbegrijpelijk. Niet alleen omdat het zo’n verspilling is, maar ook omdat je je afvraagt waarom iemand dan überhaupt zo’n kledingstuk heeft aangeschaft. Voor andere spullen geldt dat net zo goed. Je kunt een keer een miskoop treffen, maar over het algemeen is het toch juist fijn om lang te doen met de dingen die je hebt uitgekozen.
Oud mes
Zo’n gevoel van tevredenheid, misschien zelfs trots, is ook wat er spreekt uit de reacties van lezers die hun verhaal over een gekoesterd gebruiksvoorwerp met de redactie deelden. Je hecht je aan je spullen. Ze vertellen misschien ook wel iets over jou, en ze herinneren je aan wie je was en waar je vandaan komt. De kast die je kocht toen je net op jezelf woonde. Het blauwe glazen bloempotje dat je meenam van een vakantie. De jurk of de tas die je kocht voor een bruiloft.
Zelfs aan een oud mes kan een mens zich hechten. Pas zag ik op Twitter een zogenaamd draadje waarin mensen foto’s van hun favoriete oude keukengerei delen. Het begint met een roestige blikopener die al zeker veertig jaar meegaat. Iemand anders zette een gebloemde emaillen slowcooker op de foto: de ouders van de huidige gebruiker kregen die 47 jaar geleden als huwelijkscadeau. Een volgende showde met trots het broodmes van zijn grootvader, zeker zeventig jaar oud. Brood snijden met het mes dat je opa ook al gebruikte: dat is toch fantastisch? Daar kan geen gelikte messenset uit een kookwinkel tegenop.
Wegwerpmaatschappij
De term wegwerpmaatschappij bestaat al decennia. Maar het valt te vrezen dat het gemak waarmee kleding, gebruiksvoorwerpen en meubels worden afgedankt in de loop van de tijd alleen maar groter is geworden. Dat spullen relatief goedkoop zijn is een van de redenen dat ze zo snel weer van de hand worden gedaan. Wie weet brengt de huidige energiecrisis daarin een keer.
Iets wat nog prima functioneert vervangen: dat is vanuit het oogpunt van zuinig omspringen met grondstoffen en energie geen goed idee. Zelfs als er aan een apparaat of gebruiksvoorwerp wél iets mankeert, geldt vaak dat het maar om één haperend onderdeel gaat. Het meeste functioneert nog gewoon. Het is feitelijk verspilling om een lamp louter omdat hij een kapotte dimmer heeft af te danken.
Nieuwe zolen
Anno 2022 is het best een sport om lang met spullen te doen. Goed voor een antieke kast of een mooie wollen jas zorgen: dat is een kwestie van in de was zetten en beschermen tegen mottenvraat. Maar als je leren laarzen na tien jaar aan nieuwe zolen toe zijn, zul je op zoek moeten naar een schoenmaker. En om je naaimachine soepel te laten lopen, is een regelmatige onderhoudsbeurt door een vakman geen overbodige luxe. Tenzij je handig bent en zoiets gewoon zelf doet, eventueel aan de hand van een onlinehandleiding.
Het punt is dat de vakmensen die dergelijke onderhouds- of herstelklussen kunnen doen tegenwoordig met een lantaarntje gezocht moeten worden. Ooit, in de tijd dat grondstoffen duur en arbeiders goedkoop waren, waren inmiddels uitgestorven beroepen als kousenstopper en ketellapper niet ongebruikelijk. Als kousen en potten en pannen onbetaalbaar zijn, zit er niets anders op dan ze zo lang mogelijk te herstellen. Maar als zelf kleding repareren (of maken) weinig meer voorkomt en jong en oud zomer en winter op sneakers lopen, valt er voor naaimachinebedrijfjes en schoenherstellers geen droog brood meer te verdienen.
Bovendien: repareren is vaak een kostbare zaak. Niet iedereen heeft daarvoor het budget. Voor de reparaties die Repair Cafés –tegenwoordig in zo ongeveer elke gemeente wel te vinden–uitvoeren geldt dat bezwaar niet. De vrijwilligers die hier werken doen dat namelijk kosteloos.
Helaas is er niet voor elk probleem of mankement een oplossing. Van elke tien bezoekers van een Repair Café gaan er tussen de zes en zeven met een hersteld of werkend attribuut weer naar huis. In de overige gevallen is een apparaat of voorwerp te zeer versleten. De gebrekkige beschikbaarheid van reserveonderdelen is daarna de reden dat herstel niet mogelijk is: de vrijwilligers hebben het juiste onderdeel niet op voorraad, er zijn überhaupt geen onderdelen beschikbaar of ze zijn te duur. De vijfde reden dat een apparaat niet gerepareerd kan worden is dat de behuizing niet geopend kan worden. De conclusie: reserveonderdelen moeten beter betaalbaar en breder beschikbaar worden om reparatie te bevorderen.
Stekker
Dat laatste is precies waar binnen de Europese Unie aan wordt gewerkt. Het Europees Parlement dringt al tien jaar aan op regels om het repareren van consumentenproducten te stimuleren, dit als stap op weg naar een circulaire economie. De focus ligt vooral op elektronische apparaten. Dit onder andere omdat gebruiksvoorwerpen met een stekker eraan de snelst groeiende afvalbron binnen de EU zijn. In 2017 werd meer dan 3,5 miljoen ton aan elektronisch afval ingezameld. Daarvan werd maar 40 procent gerecycled.
Dit terwijl uit de Eurobarometer zou blijken dat 77 procent van de inwoners van de EU een kapot apparaat liever zou laten repareren dan door iets nieuws vervangen. Dat oortjes die het niet meer doen en waterkokers die zijn doorgebrand toch worden weggegooid zou komen doordat repareren te duur of onmogelijk is.
Wat het Europees Parlement voorstaat, is dat de Europese Commissie fabrikanten verplicht om spullen te maken die langer meegaan en gemakkelijker te repareren zijn. Bijvoorbeeld door onderdelen verwijderbaar en vervangbaar te maken. Informatie over de repareerbaarheid van apparaten zou voor consumenten ook eenvoudiger beschikbaar moeten zijn. De Europese Commissie zou dit jaar nog met een voorstel hiervoor komen.
Statussymbool
Ook onder jongeren leeft de wens om langer met spullen te doen. Vorige week kreeg klimaatminister Jetten van de Jonge Klimaatbeweging (een koepel van zo’n zeventig jongerenorganisaties) een zogenaamde Klimaatagenda overhandigd. Een van de punten waar deze agenda voor pleit is dat er een reparatieplicht voor fabrikanten zou moeten komen. Een plicht: dat gaat nog een stap verder dan een reparatierecht.
Het toekomstperspectief dat die Klimaatagenda schildert is trouwens nogal radicaal. Lang met spullen doen is nog maar een begin. „Overvloed leek positief en was een statussymbool, maar het stond eigenlijk voor overconsumptie, ongelijke verdeling en uitbuiting. In 2040 gaan we daarom bewust om met onze spullen door te repareren, delen, lenen en hergebruiken. Reclames die ons vertellen dat we meer spullen nodig hebben, of reclames van vervuilende producten, zijn in 2040 verleden tijd. We gebruiken zoveel mogelijk lokale spullen, delen elektronica zoals wasmachines en auto’s en lenen gereedschap en andere spullen die we maar af en toe nodig hebben bij een lokale gereedschapsbibliotheek.”
Een beetje cynisch, misschien, maar bij zo’n plaatje dringt zich wel de vraag op in hoeverre (deze) jongeren hier zelf werk van maken. Zouden ze inderdaad immuun zijn voor de verleiding om het nieuwste model smartphone aan te schaffen?
Een CBS-onderzoek uit 2020 over klimaatverandering en energietransitie laat zien dat duurzaam denken niet per se samenvalt met duurzaam doen. Niet de auto nemen voor korte afstanden, korter douchen, een trui aantrekken of een deken pakken in plaats van de verwarming hoger te zetten: de keuzes van mensen die zich zorgen maken over het klimaat weken toentertijd niet heel erg af van die van mensen die deze zorgen niet hebben. Maar nogmaals: dat is misschien een beetje zuur gedacht.
Serie Duurzaamheid
Weggooien of repareren? Deel 1: Oude spullen koesteren