Begroting 2023 gooit olie op inflatievuur
In een haast blinde paniek is de begroting 2023 in elkaar gesleuteld. Het kabinet koerst met volle zeilen af op een uit de hand lopende begroting en een overtreding van de eigen begrotingsregels, en het zorgt ervoor dat eenverdieners rond modaal straks weinig overhouden van een inkomensstijging.
Terwijl de Miljoenennota al bij de drukker lag, werd met de energiemaatschappijen nog een energieplafond afgesproken. De Macro-economische Verkenningen (MeV) gaan nog uit van een tekort van 2,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) volgend jaar. Met een energieplafond dat 15 miljard euro kan kosten, betekent dat –zelfs als we rekening houden met het niet doorgaan van de verlaging van de energiebelasting– dat het tekort (waarschijnlijk) de 3 procent bbp-grens overstijgt.
De Raad van State (RvS) moet het rapport over toetsing aan de Europese begrotingsregels nog aanpassen. Alleen aan de 60 procent bbp-norm uit de correctieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) wordt nog voldaan, maar dat komt dit jaar ook door de torenhoge inflatie en daarmee de exorbitante stijging van het nominaal inkomen. Eerder dit jaar heeft de Europese Commissie ook voor 2023 de budgettaire spelregels buiten spel gezet door voor het vierde achtereenvolgende jaar de algemene ontsnappingsclausule actief te houden. Hierdoor blijven overschrijdingen in de correctieve arm zonder gevolgen. Nederland heeft straks geen recht van spreken meer als een ander land, zoals Frankrijk of Italië, de begroting uit de hand laat lopen.
Onduidelijk
De Miljoenennota jaagt de hoogconjunctuur aan. Dit blijkt ook uit de MeV, met een voor de conjunctuur geschoond begrotingstekort van 3 procent bbp in 2023. Dit is ruim een half procent hoger dan het geraamde feitelijke tekort. Overigens zal ook dit structurele tekort straks hoger zijn dan in de MeV, omdat nog geen rekening gehouden wordt met de extra uitgaven voor het energieplafond en het MKB-pakket dat nog in de maak is.
In het regeerakkoord van januari staat een doel voor het structurele tekort van 1,75 procent bbp, maar zelden zijn afspraken zo snel weer overboord gezet. Dit geldt eveneens voor de Zalmnorm, die uitgaat van het (reële) uitgavenkader voor de hele kabinetsperiode.
Sinds 1994 is het gebruik dat dit bij de start van een nieuw kabinet wordt vastgelegd. Dit leidt tot een integrale afweging en komt de kwaliteit van het begrotingsproces ten goede.
Zowel het Centraal Planbureau (CPB) als de RvS geven aan dat het nu onmogelijk is om een volledig overzicht te krijgen en een analyse te maken van alle plafondaanpassingen en kadercorrecties die het kabinet heeft gemaakt. De minister van Financiën neemt niet eens de moeite om aan te geven waar zij van de „duidelijke” spelregels in het regeerakkoord wil afwijken, bijvoorbeeld door meevallers in de gasinkomsten in te zetten voor uitgaven.
Loonprijsspiraal
Om conjunctureel neutraal te zijn, dienen de (gecorrigeerde) collectieve uitgaven volgens de regels in de preventieve arm in het SGP volgend jaar reëel te dalen met 3,8 procent. In werkelijkheid stijgen deze uitgaven reëel met 1,4 procent. Daar zit dus meer dan 5 procent tussen en daarmee jaagt het kabinet de al torenhoge inflatie nog verder op. Het risico op een loonprijsspiraal wordt levensgroot.
Dit risico wordt ook versterkt door de verhoging met 10 procent in één keer van het wettelijk minimumloon en alle daaraan gekoppelde uitkeringen. Ondernemers in bijvoorbeeld de horeca of landbouwbedrijven moeten in 2023 dus ineens 10 procent meer betalen voor veel werknemers, terwijl zij al geconfronteerd worden met hogere energiekosten en huren. Belangrijk is ook dat deze stijging met 10 procent als een soort norm voor het hele loongebouw gaat gelden. De FNV doet er nog een schepje bovenop en komt met een minimale looneis van 12 procent. Ook vindt het FNV-ledenparlement dat de pensioenen –ongeacht hoe een pensioenfonds ervoor staat– met 10 procent omhoog moeten gaan. Dat dit ten koste gaat van de jongere deelnemers blijft in het politieke debat onderbelicht.
Marginale druk
Positief is dat het kabinet meer geld reserveert voor defensie en de NAVO norm van 2 procent bbp als uitgangspunt neemt. Echter, één op de vijf vacatures bij defensie blijft onvervuld. Hoe dit personeelstekort wordt opgelost, blijft onduidelijk.
Bij het belastingplan is als bijlage een vergelijking van de marginale druk in 2022 en 2023 opgenomen. Vooral eenverdieners rondom een modaal inkomen zien hun marginale druk stijgen. Uit de bijgevoegde tabellen blijkt dat voor een brutoloon tussen 33.000 en 45.000 euro de marginale druk oploopt tot meer dan 80 procent. Dit betekent dat van een stijging van het inkomen meer dan 80 procent weglekt naar hogere belastingen en lagere heffingskortingen en toeslagen. En laten beroepsmilitairen, verplegers en politieagenten nu juist vooral in deze groep zitten.
Voor een brutoloon tot pakweg 25.000 euro is de marginale druk met net iets meer dan 10 procent veel lager. Anders gezegd, de verhoging van het minimumloon pakt goed uit voor de onderkant van het loongebouw, maar voor de meeste middeninkomens rondom modaal zijn de gevolgen van een inkomensstijging veel minder rooskleurig.
Kortom, het kabinet stapt met een grote boog om de structurele problemen op de arbeidsmarkt heen en bedrijft paniekvoetbal met een verhoging van het wettelijk minimumloon, die bovendien dubbelt met de energiecompensatie. Als straks de energieprijzen weer terugzakken, zal het loongebouw aan de onderkant zover zijn opgetrokken dat dit desastreuze gevolgen heeft voor de arbeidsmarkt en ondernemers.
De auteurs zijn hoogleraar economie aan respectievelijk de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam.