Kijk mij eens: ijdelheid is niet louter negatief
Met de start van een nieuw schooljaar zet een kersverse lichting kinderen haar eerste wankele schreden op het pad van de sociale media. Schreeuwerig en soms zelfs aandoenlijk naïef vragend om aandacht en –hoe je het ook wendt of keert– continu wijzend op zichzelf. Hoe erg is dat? En is deze vorm van ijdelheid louter negatief?
Je zou er zomaar een studie aan kunnen wijden: profielfoto’s. Een jongen, nonchalant de handen in de broekzakken, trots poserend voor een knalrode Porsche. Meisjes die er speciaal een middagje op uit trekken om elkaar zo voordelig mogelijk op de foto te zetten.
En dan hebben we het alleen nog maar over profielfoto’s, maar er wordt natuurlijk veel meer gedeeld. Op Instagram, via Snapchat, TikTok en ga zo maar door. Hier was ik. Dit durfde ik. Dit at ik. Deze onzin vind ik het waard om door te geven. Ook dat zegt immers iets over jezelf.
Voor de goede orde: het kan goedkoop overkomen om naar jongeren (lees: kinderen) te wijzen die, niet gehinderd door enige levenservaring, zichzelf neerzetten op een manier waarvoor ze zich misschien na een paar maanden al schamen. Dit speelt natuurlijk bij alle leeftijden en door alle eeuwen heen, maar de smartphone maakt het met name voor jongeren wel een stuk complexer.
We hebben het nu even niet over de vraag wat al dat smartphonegebruik doet met brein, concentratie en studieresultaten, al zijn dat zeker geen onbelangrijke vragen. Het punt is nu wat het doet met je zelfbeeld, met je ego en de ontwikkeling ervan.
Ongebreidelde ijdeltuiterij
„Wat maakt het uit”, hoor ik een eigenzinnige tiener al zeggen die wordt aangesproken op de vele lege tijd die op Insta en Snapchat wordt doorgebracht. Zichzelf in de etalage zettend, of er eindeloos langs scrollend. „Ik zit me echt niet de hele tijd te meten aan anderen. Ik vind het gewoon leuk.”
Dat kan misschien zo zijn, maar dat is niet het hele verhaal. Wat doen al die beelden met jongeren die het juist wel moeilijk vinden om mee te komen in de vaart der volkeren? Die minder ver of helemaal niet op vakantie gaan en geen gezinsfoto vol vrolijke gezichten kunnen delen?
Het is juist dat effect dat de Vlaming Jan Flamend zo sterk bezighoudt dat hij er een compleet boek aan wijdde. Sociale media zijn een gratis podium voor ongebreidelde ijdeltuiterij, stelt hij in ”Allemaal ego’s. Het gevecht om aandacht”. Een van de gevolgen is dat mensen er ongelukkig en depressief van worden. Misschien niet zozeer onszelf, maar onze vrienden, die al dat vertoon moeten ondergaan en liken.
Ondanks het feit dat Flamend –een universitair geschoolde zestiger uit de zakenwereld, met de nodige mensenkennis en levenservaring– zelf volop gebruikmaakt van sociale media, is hij van mening dat ze vaak meer kwaad dan goed doen. Er is slechts zelden sprake van een respectvol tweerichtingsverkeer tussen mensen, maar vooral van een eenzijdig afdwingen van vind-ik-leuks.
De bevlogen Vlaming weet zich gesteund door wetenschappelijk onderzoek, dat veelvuldig de schadelijke effecten van sociale media, zeker onder jongeren, aanwijst en probeert te duiden. Bezorgd citeert hij Amerikaans onderzoek waaruit blijkt dat een op de drie meisjes lijdt aan angststoornissen en depressie. Er lijkt een link te zijn met Instagramgebruik en het zich continu meten aan de schijnbare perfectie van de ander.
Middelmatigheid
De oplossing heeft Flamend ook voorhanden. Middelmatigheid is oké, juist het idee dat je uniek bent is een enorm sterk recept voor teleurstellingen. De vraag hoe we dat onszelf en onze kinderen kunnen bijbrengen, beantwoordt hij helaas niet.
Het is niet moeilijk om onderzoeken te vinden die de negatieve gevolgen van sociale media op het zelfbeeld menen aan te tonen. Toch lijkt er sprake te zijn van een voorzichtige kentering. De berichtgeving wordt niet alleen genuanceerder, maar is ook niet langer alleen maar negatief.
Daar legt ook de Nederlandse filosoof Frank Meester (1970) de vinger bij, die het tijd vond om zijn boek ”Zie mij”, dat twaalf jaar geleden bij Ten Have verscheen en misschien wel actueler is dan ooit, eens grondig te herzien. Niet in de laatste plaats om de vergaande veranderingen die het afgelopen decennium op mediagebied plaatshadden een plek te geven.
IJdelheid –niet in de zin van leegheid maar van uiterlijk vertoon– is geen louter negatieve eigenschap, zoals veel mensen denken, betoogt hij. IJdelheid is niet alleen met jezelf bezig zijn, maar ook gericht zijn op de mening van anderen.
In de meeste religies speelt ijdelheid een negatieve rol en ook binnen het christendom is het een equivalent van hoogmoed, constateert Meester. Hij vraagt zich af: zou het desondanks een deugd kunnen zijn? IJdelheid als het juiste midden tussen jezelf of de ander vooropstellen.
Schrijvendeweg beantwoordt de filosoof die vraag met een volmondig ja. Geen mens kan zonder een dosis ijdelheid. Hoe kan hij anders zijn weg vinden in werk, relatie, gezin? Juist omdat hij mooi aan anderen wil verschijnen, zal hij proberen zich in te leven. Ben je ijdel en wil je aanzien in de groep, dan zul je moeten samenwerken. Zeker bij jongeren is dit een proces van vallen en opstaan, uitglijders en uitwassen. Zie in deze tijd maar eens het juiste midden te vinden, en dat op een leeftijd waarop veel zaken nog helemaal niet helder liggen.
Daar is Meester zich ook wel van bewust. Foto’s, films, tekst en telefoon zijn op zich geen nieuwe technieken, constateert hij. Het enige verschil is dat als deze zaken tegenwoordig samenkomen op één apparaat dat voor vrijwel iedereen verkrijgbaar is, de smartphone. Dat klinkt fantastisch, maar is het niet altijd. Techniek is niet neutraal. Techniek gaat de boel altijd op een bepaalde manier regelen en neemt zo ook de controle een beetje over.
Liever in het echt
Pas dus een beetje op, waarschuwt Meester. We zijn liever voor elkaar als we de ander in het echt zien. Als contact via een schermpje gaat, vergeten we de ander nogal eens en kunnen we ons minder goed inleven. Dat is volgens hem ook de reden dat er op Twitter veel meer wordt gescholden dan op Instagram, dat meer beeldgericht is. Keerzijde daarvan is wel weer dat we daar alles uit de kast halen om in de smaak te vallen en zomaar te ver gaan.
Het vandaag de dag alom gehoorde advies om jezelf te zijn zul je bij Meester niet tegenkomen. Het is iets wat we volgens de filosoof juist niet doen en zelfs niet kunnen. We doen precies het tegenovergestelde: imiteren. Is dat erg? Meesters antwoord luidt alweer: nee. Imiteren is volgens hem essentieel om jezelf te kunnen ontwikkelen, een ”ego” te kunnen worden. Dat is dus helemaal niet slecht, maar ook niet makkelijk. Het vraagt oefening. Hard werken aan jezelf, door anderen na te doen.
Ondanks het feit dat Meester ijdelheid vooral in positief daglicht stelt, is hij zeker niet blind voor de nadelen van een leven waarin in wezen alles draait om onszelf. We willen nu eenmaal graag het nieuwe om het nieuwe en dat werkt verspilling in de hand. Al dat overtroeven houdt de motor van meer, meer, meer alleen maar aan de gang. Meer reizen, meer kleding, meer spullen. Meer begeerte, meer klimaatschade, meer mentale schade.
Natuurlijk is er ook een andere stroom zichtbaar, van mensen die laten zie dat minder uiteindelijk meer is. Een ijdel persoon die een nieuwe, zuinige auto koopt, zorgt ervoor dat anderen zijn voorbeeld volgen, merkt Meester hoopvol op. Maar vooralsnog gaat ”meer” aan kop. Ook, of misschien zelfs wel juist, bij jongeren.
Meester heeft een punt, net als Flamend, maar beiden vergeten iets. Wij mensen leven in een gebroken wereld die we niet kunnen helen. Flamend komt dan uiteindelijk wel –naast Boeddha– bij Jezus uit, maar veel verder dan „wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet”, gaat dat niet.
Theoloog Bram van de Beek blikt wel verder. In zijn begin dit jaar verschenen boek ”Ego. Een cultuuranalyse van het ik” wijst hij op het ik dat in de Bijbel centraal staat. Niet het menselijke ik, maar het Ik van God, Die ”Ik ben” heeft gezegd, lang voordat wij er waren. Dat lijkt het einde van de menselijke vrijheid, maar is juist de basis van deze vrijheid.
Een leven leiden zonder zich te spiegelen aan de ander, dat is onmogelijk. Het is ook niet erg, als we maar niet vergeten om dagelijks te kijken in de spiegel van Gods Woord.
Boekgegevens
Allemaal ego’s. Het gevecht om aandacht, Jan Flamend; uitg. Pelckmans; 255 blz.; € 20,-; Zie mij, Frank Meester; uitg. Ten Have; 208 blz.; € 20,99; Ego. Een cultuur-analyse van het ik, Bram van de Beek; uitg. KokBoekencentrum; 224 blz.; € 20,-