Kerk & religie

Drie CGK-emeriti voelen „grote verlegenheid” over hun kerken

Het debat over vrouwen in het ambt verdeelt de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) tot op het bot. Bestaat er een uitweg uit de impasse? Drie emeriti proeven elkaars nieren. „Ik voel een grote, grote verlegenheid.” Maar ook: „Ik ben zo innig dankbaar voor wat ik in de CGK heb meegekregen.”

Addy de Jong en Maarten Stolk
17 September 2022 19:18
prof. den hertog, ds. kieviet en ds. westerink, beeld André Dorst
prof. den hertog, ds. kieviet en ds. westerink, beeld André Dorst

Alle drie lopen ze al jaren mee in hun kerkverband. Neem éminence grise ds. J. Westerink (83), preses van enkele generale synodes, laatstelijk in 2004. Predikant geworden op 24-jarige leeftijd diende de irenische, breed vertrouwen genietende geboren Elburger sinds 1963 zes gemeenten. Nog altijd gaat hij in zondagse kerkdiensten voor, overal waar ze hem vragen. „Ook vaak in hersteld hervormde gemeenten.”

Even bekend is prof. dr. G. C. den Hertog (73), emeritus hoogleraar dogmatiek en ethiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). Hoewel emeritus staat de theoloog nog midden in het kerkelijk leven van de CGK. Zo gaf hij op de laatste generale synode een preadvies over het vraagstuk van vrouw en ambt en schreef hij over datzelfde thema in juli in het blad Kontekstueel een bevlogen artikel.

Niet minder in de CGK gepokt en gemazeld is ds. J. M. J. Kieviet (71). Predikant geworden in 1999, diende hij de gemeenten Rotterdam-Kralingen, Dordrecht-Centrum en Renswoude; gemeenten die zich alle rekenen tot de behoudende groepering rond het blad Bewaar het Pand. Jawel, één keer overwogen Jaap Kieviet en zijn vrouw hervormd te worden, bekende hij dinsdag tijdens een driegesprek in het RD-pand te Apeldoorn. „Toch kwam het er niet van. En het was onder de prediking in mijn eigen CGK-gemeente dat de Heere mij met Zijn genade heeft opgezocht. Op de kansel in Middelharnis zei ik het ooit: Daar, in die kerkbank, is het gebeurd.”

Ds. Kieviets opmerking is typerend voor de sfeer en inhoud van het interview. Prof. Den Hertog: „Ik ben zo innig dankbaar voor wat ik in de CGK heb meegekregen. Dat geldt ook vast voor jullie. Alle drie hebben wij er het geloof gevonden, alle drie zijn we er dienaar van het Evangelie geworden. Ik ben daar diep verwonderd over.”

Dat neemt niet weg dat zij deze middag, ook alle drie, diverse malen diep zuchten. Ds. Westerink: „Ik voel over de situatie in de CGK een grote, grote verlegenheid. Vaak denk ik: waar moet het toch heen?”

Die verlegenheid over de situatie, gekoppeld aan de gevoeligheid van de materie, zou zomaar de reden kunnen zijn dat jongere CGK-predikanten voor de eer bedankten om aan een door het Reformatorisch Dagblad georganiseerd vraaggesprek deel te nemen. Zij lieten het aan de oudere generatie over om, vanuit haar wijsheid en levenservaring, haar visie te geven op een vijftal stellingen. Prof. Den Hertog: „Ik wilde me hier niet aan onttrekken. En bid dat het een bijdrage mag leveren aan de eenheid, en niet aan de verdeeldheid.”

1 In het vraagstuk of gemeenten vrouwen als ambtsdragers mogen hebben, kunnen de CGK elkaar maar het beste vrijlaten. Dit is de enige begaanbare route om het kerkverband bijeen te houden.

18607210.JPG
Prof. Den Hertog, beeld André Dorst

Prof. Den Hertog: „Daar ben ik het niet mee eens. Het is geen begaanbare weg om elkaar vrij te laten, en het is ook geen goede weg. We hebben elkaar al veel te lang, en op een verkeerde manier, vrijgelaten. De christelijke vrijheid vraagt erom dat we elkaar vertrouwen en vragen: „Wat beweegt jou nu eigenlijk? Hoe lees jij bepaalde dingen in de Schrift? Leg me dat eens uit.””

Ds. Westerink: „In onze kerken is altijd ruimte geweest voor verschillende accenten. Dat mag ook best, zolang we elkaar –inderdaad– maar wel vertrouwen en elkaar vinden op de hoofdpunten.

Een voorbeeld. Ik heb een aardig tijdje in het curatorium van de universiteit gezeten. Toen ik daar destijds in kwam, was het een bastion van elkaar wantrouwende partijen. Tussen de vergaderingen door gingen de curatoren vaak ergens iets met elkaar eten. Toen ik dat voor het eerst meemaakte, stond ik perplex. Men zei tegen mij: „Jij hoort bij die partij, dus je gaat maar met hún mee om de maaltijd te gebruiken.” In de loop der jaren werd dat gelukkig anders en groeide er meer eenheid.

Tweede voorbeeld. Wijlen ds. J. Plantinga en ik dachten over veel zaken verschillend. Maar als het over de kern van het Evangelie ging, waren we het roerend met elkaar eens. Vaak ben ik, toen hij ziek werd, bij hem geweest, ook nog vlak voor zijn sterven. We konden toen zó van hart tot hart met elkaar spreken. Tussen ons was een heel diepe verbondenheid gegroeid.

Maar elkaar in de CGK op het punt van vrouw en ambt vrijlaten? Dat zie ik niet voor me. Hoe wil je dat doen? De ene gemeente wel vrouwen in de kerkenraad, de andere niet? Maar hoe doe je het dan op classes en synoden?”

Prof. Den Hertog: „Nog iets: we leggen in de CGK de nadruk op de eenheid van de ambten. Dan gaat het niet alleen om vrouwelijke ouderlingen en diakenen, maar ook om vrouwelijke predikanten. Maar die kunnen er alleen via het curatorium van de TUA komen. Ik bedoel maar: je kunt het meningsverschil niet oplossen door elkaar, ieder in zijn eigen deel van de kerk, vrij te laten.”

18607211.JPG
ds. Kieviet, beeld André Dorst

Ds. Kieviet: „Ik was een week geleden op de ontmoetingsdag van Bewaar het Pand.”

Met een plaagstootje naar prof. Den Hertog: „Jij, Gerard, was daar geloof ik niet.”

Om dan serieus te vervolgen: „Het was een waardevolle bijeenkomst. Het ging over de belijdenis: Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk. Die kerk wordt in de Bijbel dikwijls vergeleken met één kudde, of met ranken die uit één wijnstok hun voeding halen. In mijn ogen past het dus niet dat leden die tot hetzelfde lichaam behoren, elkaar vrij laten. Dat is een innerlijke tegenstrijdigheid.

Daarbij maakt het overigens wel uit over welke zaken het gaat. In mijn laatste gemeente, Renswoude, zingt men niet-ritmisch. Drie kilometer verderop, in de cgk Scherpenzeel, doet men dat wel. Nou, daar maken wij geen probleem van. Dáárin laten we elkaar vrij.”

Ds. Westerink: „Er mag een zekere vrijheid zijn, maar dan in gebondenheid aan het Woord. Jaren geleden kreeg ik van een gemeentelid een fraaie boekenlegger. Daarop stond een zin van de oude prof. Lindeboom, uit Kampen. Die luidde: „Lees wat er staat, en laat staan wat je leest.” Dat vind ik prachtig verwoord. Dit is de grens als het gaat om vrijheid in de kerken: laat staan wat je leest.”

2 Visies op vrouwen in het ambt behoren niet tot het hart van het Evangelie of de belijdenis. Gemeenten hoeven elkaar daarin dus niet de wet voor te schrijven.

Ds. Westerink: „Als je de uitdrukking ”het hart van het Evangelie” gaat gebruiken om daarmee bepaalde gedeelten van de Schrift minder serieus te nemen, dan vind ik het een griezelige uitdrukking. Dan ga je zelf kiezen waarnaar jij wilt luisteren. Terwijl het bij dingen die de Schrift betreffen altijd is: buigen voor het Woord. Ook als het tegen jezelf ingaat.”

Prof. Den Hertog: „Eens. Ds. Spijkerboer zei weleens: „Als een tekst je niet ligt, dan moet je zelf anders gaan liggen.” En zo is het.”

Ds. Kieviet: „Het vraagstuk over vrouw en ambt mag dan als zodanig niet behoren tot het hart van het Evangelie, voor mij is het wel een onderwerp dat er dicht bij ligt, omdat het alles te maken heeft met hoe je de Bijbel leest.

Ik geef toe dat bepaalde vrouwen in de Bijbel een bijzondere roeping hadden. Om slechts één ding te noemen: de Heere schakelde vrouwen in om de boodschap van Pasen aan de discipelen te verkondigen. Zij mochten en moesten dat doen. En zij spraken daarin ook met gezag, want ze spraken namens Christus. Maar de doorgaande lijn in de Schrift is toch wel degelijk dat degenen die geroepen werden om ambtelijk het Evangelie te bedienen, stuk voor stuk mannen waren.

Voeg daar nog bij enkele heldere apostolische vermaningen waarin het ambt en de bediening van het Woord nadrukkelijk gebonden worden aan het man-zijn. Aan vrouwen wordt expliciet verboden om in de gemeente te spreken en te leren. Dat alles wordt voor mij nog eens bevestigd door de traditie van de kerk der eeuwen, alle eeuwen achtereen.

Daarna brak de 20e eeuw aan. Toen heeft, na negentien eeuwen ‘duisternis’ op dit punt, de Heilige Geest de kerk kennelijk zo verlicht dat we er nu achter komen dat we onszelf tekort hebben gedaan en dat nu ook vrouwen deze bediening mogen ontvangen. Iets wat nota bene eerst ontdekt is door de vrijzinnigen, later door de remonstranten, en inmiddels ook door de neo-calvinisten. En wij zouden ons dan in déze rij scharen, omdat wij nu kennelijk extra verlichting hebben ontvangen? Het wil er bij mij niet in.

Volgens Vincentius, een kerkleraar uit de vijfde eeuw, is het katholieke geloof het geloof dat altijd en overal door elke christen is beleden. Zo bezien behoort de klassieke visie op vrouw en ambt tot het katholieke geloof. Waarom ik ook vind dat we het hierover in onze kerken eens zouden moeten zijn of worden om werkelijk eenheid te kunnen ervaren.”

Prof. Den Hertog: „Ik kijk wat anders aan tegen het vraagstuk van vrouw en ambt. Persoonlijk ben ik er voor dat vrouwen ambtsdrager worden. Maar dat is niet iets wat ik sterk heb uitgedragen. Ik besefte dat bij elk meerderheidsbesluit op dit punt de kerk groot gevaar loopt om uiteen te breken. Dat is wat we vandaag voor ons zien. Hier geldt werkelijk dat je als kerk met elkaar in gesprek moet blijven, biddend en smekend om helderheid en om de leiding van de Heilige Geest.

Voor mij is van grote betekenis dat je in het Nieuwe Testament, bij de Heere Jezus en bij Paulus, dingen ziet veranderen in de verhouding tussen mannen en vrouwen. Een Joods gebed uit die tijd luidde: „Ik dank u dat ik niet geboren ben als vrouw.” Jezus doorbreekt dat denken, bijvoorbeeld door Maria als leerling aan Zijn voeten te laten zitten. In de eerste christelijke gemeenten zijn vrouwen dan wel geen oudsten, maar we lezen wel dat Aquilla en Priscilla sámen aan Apollos nader onderricht gaven. En uit de brieven van Paulus blijkt dat er vrouwen waren die in de samenkomsten baden en profeteerden. Paulus schreef ook: in Christus is noch man noch vrouw.

En waar de apostel vrouwen verbiedt in de gemeente te spreken, ging het er hem vooral om dat deze vrouwen, buiten de bijzondere positie in Christus om, nu probeerden de bordjes te verhangen en de baas te spelen over mannen. Dáár zei Paulus nee tegen.”

18607212.JPG
ds. Westerink, beeld André Dorst

Ds. Westerink: „Als het om deze dingen gaat, denk ik vaak aan jouw schoonvader, Gerard (prof. dr. W. van ’t Spijker, red.). Die zei: „Die teksten over de positie van de vrouw in de gemeente, je kunt ze schudden, je kunt ze op hun kop houden, je kunt ze van links naar rechts lezen of van rechts naar links, maar er komt niets anders uit dan wat er staat. Dat is ook mijn overtuiging. En dat maakt het zo moeilijk om te zeggen: Nou, een andere visie hierop en een andere praktijk mogen ook wel een plaats hebben in onze kerken.”

Ds. Kieviet: „Ik vind het opmerkelijk dat het punt van vrouwen in het ambt vooral gepusht wordt vanuit gemeenten waar ook op andere punten, zoals de aanvaarding van de homoseksuele praxis, duidelijke Schriftgegevens met de voeten worden getreden. En waar al in geen jaren meer uit de Heidelbergse Catechismus wordt gepreekt. Ik vraag dan: moeten we ons door deze gemeenten laten leiden?”

3 Achter het meningsverschil over vrouwen in het ambt zit een veel groter vraagstuk: hoe leg je anno 2022 de Bijbel uit? Wat zijn je hermeneutische uitgangspunten? Daarover zou het debat moeten gaan.

Ds. Kieviet: „Daar ben ik het helemaal mee eens. Het onderliggende vraagstuk is dat van de hermeneutiek. Kort door de bocht gezegd: leggen we het moderne levensgevoel als een soort raster over het heldere spreken van de Schrift, of doen we dat niet?

Nee, als ik de vrees uitspreek voor een nieuwe hermeneutiek, dan bedoel ik niet iets zoals bij de vroegere theologen Wiersinga en Kuitert. Die ontkenden de noodzaak van verzoening en uiteindelijk ook het Godsbestaan. Mensen die nu, ook in onze kerken, denken vanuit een nieuwe hermeneutiek, spreken gelukkig wel degelijk over verzoening en over de Heere als Schepper.

Toch zie ik bij hen dat het denken van onze moderne samenleving bepalend dreigt te worden voor het verstaan van de Schrift. Dan is het achterliggende gevoel, dat soms ook wordt uitgesproken: je kunt het in onze tijd toch niet máken dat vrouwen niet in het ambt kunnen staan? Daarom vind ik inderdaad dat er over onze hermeneutische uitgangspunten stevig moet worden doorgepraat. Met die opdracht ben ik, met anderen, benoemd in de studiecommissie die zich hierover nogmaals gaat buigen.”

Ds. Westerink: „Zijn wij bereid echt te luisteren naar de Schrift? Let wel: dat moet ik ook aan mezelf vragen. En buigen we dan vervolgens ook voor dat Woord? Of gaan we de Bijbel zo masseren dat hij acceptabel wordt voor onze wensen? Waardoor we misschien wel rustig dezelfde kunnen blijven die we waren. Zo van: Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Daar ben ik vreselijk bang voor.

In de jaren dat ik al minder vaak in Apeldoorn kwam, heeft men aan de TUA het woord ”uitluisteren” uitgevonden. In die term zit mijns inziens iets goeds. Wat staat er nou eigenlijk? Wat zegt dit Schriftwoord precies? In welk kader staat het? Zo met de Bijbel bezig zijn, heeft prof. Kremer ons ook altijd geleerd.”

Prof. Den Hertog: „Laat dit helder zijn: van een manier van Bijbellezen waarbij sluipenderwijs het denken van vandaag de norm wordt voor onze exegese, neem ook ik afstand. Echt luisteren naar wat de Schrift ons wil zeggen, is enorm belangrijk. Dan kan het gebeuren dat we samen luisterend en zoekend, Schrift met Schrift vergelijkend, verbanden gaan zien die we eerder niet zagen – en dat heeft dan niets te maken met buigen voor een cultuur, maar met zicht dat de Geest geeft.”

4 Gemeenten die, na intensieve gesprekken, toch blijven bij de praktijk dat er vrouwen in hun kerkenraad functioneren, terwijl de CGK-synode dat tweemaal heeft afgewezen, zullen ten langen leste de conclusie moeten trekken dat zij niet meer binnen de CGK passen en beter het kerkverband kunnen verlaten.

Ds. Westerink: „Toen ik in het verleden enkele malen de generale synode mocht leiden, riep ik aan het begin daarvan de afgevaardigden altijd op hun instemming te betuigen met de belijdenisgeschriften en vroeg ik hen of zij al hun handelingen daarmee in overeenstemming wilden brengen, overeenkomstig de Kerkorde. Ik vind het onbegrijpelijk, zelfs griezelig, dat mensen, die ergens mee akkoord zijn gegaan –of die bij de aanvaarding van hun ambt hun handtekening ergens onder zetten–, dan later toch zeggen: maar ik voer het niet uit. Naar mijn gevoel ben je dan op een of andere manier bezig de heilige dingen te schenden. Regelmatig vroeg ik me de laatste maanden af: stel dat deze broeders ook zo omgingen met hun jawoord bij hun huwelijk. Kan ik die mensen eigenlijk nog wel vertrouwen? Dat vind ik echt een heel grote vraag.

Daarmee zeg ik echter niet: laat ze dan maar vertrekken. Nee, ik heb liever dat ze terugkomen. En dan zou ik nog eerder zeggen: dan ga ík wel weg. Maar ja, waarheen, hè? Ik hoop in elk geval dat ik een scheuring in de CGK niet meer zal meemaken.”

Ds. Kieviet: „Mag ik daar één nuance bij maken? Een lastig punt is dat opeenvolgende synodes de plaatselijke samenwerking met de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt wel voluit mogelijk hebben gemaakt en zelfs gestimuleerd. Ook ik was daar, als deputaat kerkelijke eenheid, destijds bij betrokken. En doordat de NGK en de GKV later vrouwen in het ambt toelieten, hebben we met elkaar het huidige probleem laten ontstaan. Het is bepalend voor de impasse waarin we ons nu bevinden.

Dus om nu zomaar te zeggen: laat ze dan maar vertrekken – nee. Mijn kerkelijke geweten verbiedt me dat. We zullen met elkaar de kerkelijke weg moeten gaan.”

Prof. Den Hertog: „We moeten ook eerlijk zeggen dat synodes er verkeerd aan gedaan hebben alleen afgevaardigden van samenwerkingsgemeenten toe te laten op de classes die tot het eigen kerkverband behoorden. Dat heeft hun het gevoel gegeven dat ze tweederangs waren. En dat heeft ertoe geleid dat men eigen wegen ging. Niet alleen in samenwerkingsgemeenten, maar op heel veel plaatsen doen vrouwen wat ouderlingen doen, maar ze heten niet zo. En een dienst die door een vrouw geleid wordt heet geen eredienst, maar krijgt een andere naam. Maar dat is niet uit te leggen.”

Ds. Westerink: „Ja, dat zijn allemaal sluiproutes.”

Prof. Den Hertog: „En laten we proberen terug te komen bij de kern. Mijn zoon die in Thailand in de zending werkt, vroeg mij in april: „Zie ik het nu goed dat op onze synode vijfentwintig dagen over de vrouw in het ambt is gesproken, en maar één dag over de zending?””

5 Betogen dat een nieuwe praatronde op de classes eigenlijk geen zin heeft omdat alle argumenten al vele malen uitgewisseld zijn, getuigt van te weinig vertrouwen.

Ds. Kieviet: „Ik zal in dit stadium niet zeggen: we zijn uitgepraat met elkaar. De synode heeft een taakgroep de opdracht gegeven om de onderlinge gesprekken op verschillende niveaus te stimuleren. Die opdracht moet worden uitgevoerd. Met het oogmerk om het besluit van de synode uit te leggen en het beleid van de eigenmachtig opererende kerkenraden met dat besluit te confronteren.”

Prof. Den Hertog: „En áls het –wat de Heere verhoede– ten langen leste toch niet mogelijk zou zijn om als CGK bij elkaar te blijven –behalve dan door pappen en nathouden, en daar voel ik niet voor–, dán zijn we, denk ik, geroepen met elkaar eerlijk onze onmacht te belijden. Laten we dán zeggen: mensen, we komen er niet uit, we kloppen aan bij de Protestantse Kerk in Nederland. En we zeggen: Hier zijn we, met onze geschiedenis. We zijn er niet uitgekomen. Geef ons alsjeblieft de kans om binnen te vloeien, om hier onze ruimte te mogen innemen. En binnen deze kerk iets te mogen betekenen en ook daar het goede te mogen ontvangen.”

Ds. Kieviet: „De Heere ontferme Zich over onze kerken. Het zullen, op de classes, moeilijke gesprekken worden. Dat staat vast. En waar ze toe zullen leiden? Dat weet ik niet. Ik kan niet in de toekomst kijken.”

Prof. Den Hertog: „Dat kan er maar Eén, de Heilige Geest.”

Ds. Westerink: „Om Zijn hulp bidden we. In het voorjaar preekte ik over Psalm 93, over de troon van de Heere, die vast staat. Hij gaat door met Zijn werk. Daardoor komt het uiteindelijk toch goed. Alleen weten we niet wat dat voor ónze kerken betekent…

Ik moet nog weleens denken aan mijn opoe. Ruim een eeuw geleden ging zij, samen met twee andere vrouwen, in Elburg naar de kerk. Maar ze kwamen voor een gesloten deur te staan. Door een achterstraatje slopen ze terug naar huis. Om maar geen hervormde kerkgangers tegen te komen. Want ze schaamden zich ervoor dat hún dienst niet doorging wegens gebrek aan mensen.

Dan denk je: zo’n gemeente is blijkbaar ten dode opgeschreven. Maar nee, later kwam er toch weer een opwekking. En dan zie je dus wat het voor de toekomst kan betekenen als drie mensen voor zo’n gemeente blíjven bidden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer