Verwacht van centrale banken geen wonderen
Er zijn perioden waarin het bestaan van de centrale banken een nogal saaie indruk wekt. Alles kabbelt dan rustig voort. De bestuurders komen op gezette tijden bijeen en na afloop geven zij een persbericht uit dat bijna één op één een kopie is van dat van de vorige keer: geen beleidswijzigingen.
De toelichting van de voorzitter bevat alleen maar geijkte formuleringen. Met welke vragen journalisten het ook proberen, er valt geen nieuws te vergaren.
Dat is vandaag de dag bepaald anders. De monetaire instellingen hebben vol de aanval geopend op de inflatie. Zij dienen, nu die een forse aanslag pleegt op ieders portemonnee, hun geloofwaardigheid als bewaker van prijsstabiliteit te bewijzen. Bij elke vergadering trekken zij de teugels strakker aan, rentemaatregelen buitelen over elkaar heen.
De Amerikaanse Federal Reserve (Fed) begon half maart al aan de klim, weg van de historisch lage niveaus van de voorbije jaren. In juni zette zij zelfs een stap van 0,75 procentpunt. Dat was sinds 1994, bijna drie decennia geleden, niet meer gebeurd. Verdere ingrepen liggen in het verschiet. De agressieve benadering zegt voldoende over de zorgen die er leven. In Groot-Brittannië heeft de Bank of England al vijfmaal op rij een verhoging afgekondigd. De Europese Centrale Bank (ECB) hobbelt achteraan. Die komt later deze maand voor het eerst daadwerkelijk in actie, met een opwaartse bijstelling van zijn tarieven met waarschijnlijk 0,25 procentpunt.
Kunnen de monetaire beleidsmakers het tij keren? Laten we geen wonderen verwachten. Het is niet een kwestie van even aan een knop draaien en zij hebben de zaak onder controle. Een renteverhoging heeft tot doel de economie af te koelen. Lenen wordt duurder, sparen aantrekkelijker, bedrijven gaan minder investeren, consumenten beperken hun uitgaven, de groei van de bestedingen zakt in. Kortom, een rem op de vraag naar producten en diensten. Dat moet leiden tot minder druk op de prijzen ervan. Een scherpe rentestijging kan –die angst beluisteren we ook in de huidige situatie– uitmonden in een heuse recessie. Dat voltrekt zich echter allemaal niet van het ene op het andere moment, de effecten van een aanpassing zien we pas na langere tijd. Op een snelle daling van de inflatie mogen we niet rekenen.
Daar komt nog iets belangrijks bij. De oorzaken van de huidige geldontwaarding zijn vanuit economisch oogpunt aan te merken als externe factoren. Eerst de coronacrisis die de wereldwijde aanvoerlijnen en daarmee het aanbod ontregelde. Vervolgens de explosie van gas- en olieprijzen. Die ontwikkelingen liggen buiten de invloedssfeer van de centrale banken en dat ondermijnt uiteraard het perspectief op een succesvolle aanpak van hun kant.
Maar, als ze nu niet stevig zouden reageren, wanneer dan wel? Zonder vastberadenheid verwachten consumenten en ondernemers dat de inflatie voortwoekert, verankert zich dat in hun hoofden en gooien zij er bij de lonen en prijzen ter compensatie op voorhand een schepje bovenop. Daarom probeert de ECB in het persbericht na de vorige vergadering, die plaatsvond in Amsterdam, iedereen ervan te overtuigen: „De raad van bestuur zal ervoor zorgen dat de inflatie terugkeert naar de doelstelling van 2 procent op middellange termijn.” Krachtige bewoordingen, hopelijk slaagt die missie.