„Ik moet juichen en huilen tegelijk”, zegt Carol Everett, oprichter van The Heidi Group, een organisatie in de VS die hulp biedt bij ongewenste zwangerschap. „Het landelijk recht op abortus is afgeschaft, maar het probleem van abortus en de nood die erachter ligt, is nog levensgroot.”
Dankbaar voor het besluit van de opperrechters is Carol Everett zeker. „Abortus is jarenlang een groot kwaad geweest dat onder de schijn van legitimiteit kon plaatsvinden. Het afbreken van een zwangerschap leek moreel verantwoord. Dat het hooggerechtshof dat idee heeft aangetast, is geweldig.”
Everett heeft er niet altijd zo over gedacht. Zelf koos ze drie keer voor een abortus. „Nog steeds heb ik daardoor last van een knagend schuldgevoel.” In de jaren zeventig was ze zelfs eigenaar van een viertal abortusklinieken. „Ik vermarktte abortussen en zag mijn klinieken als een bedrijf waar ik een mooi inkomen uit kon halen. Ik heb tonnen verdiend aan het doden van menselijk leven in de moederschoot. Later heb ik gezien dat mijn inkomen bloedgeld was.”
Een geestelijke omwenteling in 1983 leidde ertoe dat ze haar klinieken sloot. „Nee, ik wilde ze niet verkopen, want dan bleef de moordmachine draaien.” Ze sloot zich aan bij een gemeente van de Zuidelijke Baptisten en richtte met haar privévermogen in 1995 The Heidi Group op. „Het doel is vrouwen en vooral tienermeisjes die ongewenst zwanger zijn te helpen in hun nood.”
Het is juist die nood, waardoor haar dankbaarheid over het besluit van het hooggerechtshof zich mengt met zorg en verdriet. „Je kunt het legale fundament onder abortus afbreken, maar daarmee heb je de nood niet opgelost. Er zijn duizenden zwangere vrouwen in de VS die geen perspectief zien. Dat is een probleem dat onopgelost blijft als er geen verdere voorzieningen voor deze aanstaande moeders worden geboden”, zegt Everett.
Zwangerschapscentra
Als voorbeeld noemt ze dat in Texas vier op de tien vrouwen in de vruchtbare leeftijd geen ziektekostenverzekering hebben. „Zij hebben geen geld voor goede zwangerschapsbegeleiding, voor goede medische zorg bij de bevalling en voor de tijd daarna. Deze vrouwen voelen zich in de steek gelaten en zullen nu illegale wegen zoeken om van hun zwangerschap af te komen. Met alle risico’s van dien.”
Voor alle duidelijkheid benadrukt Everett niet te pleiten voor handhaving van het recht op abortus. „Waar het om gaat is dat er geld moet komen om vrouwen bij te staan, zowel financieel als praktisch en moreel. Je kunt zeggen dat je tegen abortus bent, maar voor het leven zijn is nog iets anders. Daar zullen overheden, particuliere organisaties en kerken zich voor moeten inspannen. Dat vraagt geld, inzet en gebed.”
Met haar organisatie The Heidi Group biedt ze die hulp. „We begeleiden vrouwen, bieden medische zorg bij de zwangerschap en de bevalling en we zoeken zo nodig een opvang voor vrouwen die niet in een veilige omgeving hun kindje kunnen voldragen.” Om dat te bieden richt The Heidi Group her en der zwangerschapscentra op.
Om te illustreren hoe groot de nood is, wijst Everett op een recent onderzoek onder duizend vrouwen die abortus hebben ondergaan. Daarvan zei 76 procent dat ze liever moeder waren geworden als hun omstandigheden anders waren geweest. De overgrote meerderheid van de vrouwen wilde het leven van het kind niet in hun baarmoeder beëindigen. Ze hadden echter vaak het gevoel dat ze geen andere realistische optie hadden door de omstandigheden waarin ze leefden. „Voor die vrouwen zou iemand die een anti-abortusbord vasthoudt in de meeste gevallen niets hebben gedaan om hen te helpen een keuze voor het leven te maken.”
Waarheid
De groep waar The Heidi Group zich vooral op richt zijn tienermoeders, Afro-Amerikaanse- en latinovrouwen en alleenstaande vrouwen die slachtoffer dreigen te worden van huiselijk geweld. Daar is volgens Everett de nood het hoogste. „Welgestelde families zijn niet geïnteresseerd in ons hulpaanbod. Zij zeggen wel genoeg geld te hebben om elders medische hulp, –ze bedoelen: een abortus–, te laten uitvoeren. Je kunt immers in de auto stappen om naar een staat te reizen waar abortus wel is toegestaan.”
Dat deze mogelijkheid ook na de uitspraak van het hooggerechtshof blijft bestaan, betreurt Everett. Ze vindt het dan ook terecht dat in politiek conservatieve kringen stemmen opgaan om abortus helemaal te verbieden waardoor dit ‘abortustoerisme’ onmogelijk zou worden. „Maar de politici die zich sterk maken voor een totaalverbod op abortus moeten de nood die achter de abortusproblematiek ligt niet uit het oog verliezen. Daar ben ik wel bang voor.”
Prolife-advocaat Shannon Royce, voorzitter van de Christian Employers Alliance (CEA), en daarvoor vier jaar lang directeur van het Center for Faith and Opportunity Initiatives bij het ministerie van Volksgezondheid zegt: „We kunnen en moeten zowel van de moeder als van haar ongeboren kind houden.” In een schriftelijke verklaring van CEA dringt ze er bij christelijke bedrijfsleiders op aan om zich te blijven inspannen voor het werk in hun lokale zwangerschapszorgcentra, door middel van financiële en praktische ondersteuning.
Maar die praktische hulp moet volgens Everrett een bodem hebben. „Uiteindelijk is de keus voor abortus een geestelijk probleem. De mensen die nu woedend zijn vanwege de beslissing van het hooggerechtshof, zijn meestal gekwetste mensen. Ik weet dat velen een abortus hebben meegemaakt en niet kunnen toegeven dat het verkeerd was. Ik wil dat we opstaan ter wille van de waarheid. Want de waarheid zal overwinnen. En die is: Je moet niet alleen tegen abortus zijn, maar je moet Christus leren kennen. Dat aspect dreigt nu onder te sneeuwen in de politieke strijd die wordt gevoerd tegen abortus. Daar ligt ook de uitdaging voor de kerken.”
Ethisch besef
Bio-ethicus C. Ben Mitchell, emeritus hoogleraar aan het Southern Baptist Theological Seminary en oud-directeur van The Center for Bioethics and Human Dignity, zegt: „De lange mars voor het recht op leven van ongeboren kinderen is nog niet voorbij, maar de reis heeft wel een beslissende wending genomen. Er zal altijd meer werk te doen zijn om onschuldig menselijk leven te beschermen, vrouwen met ongeplande zwangerschappen te ondersteunen en te zorgen voor kinderen die liefdevolle gezinnen nodig hebben om in te bloeien.”
Vogens Mitchell is overigens niet alleen hulp aan zwangere vrouwen nodig. „Minstens zo belangrijk is dat jongeren én ouderen beter worden toegerust. Ouders die hun kinderen naar Bijbelse normen willen opvoeden, zullen veel meer aandacht moeten geven aan seksuele voorlichting, aan het bijbrengen van ethisch besef. Jongeren moeten leren dat niet alles mag wat er kan. Er zijn grenzen. Als die beter in acht zouden worden genomen, zowel buiten als binnen het huwelijk, zouden er minder ongewenste zwangerschappen zijn. Het besef moet er komen dat seksuele omgang voor Gods aangezicht moet geschieden.”