In het grootste deel van het Westen is de inflatie op een niveau dat sinds begin jaren tachtig niet meer is voorgekomen, hoewel centrale banken als voornaamste doel hebben om de prijsstabiliteit te waarborgen. Centrale banken, de ECB voorop, falen dus in hun hoofddoelstelling.
De Europese Centrale Bank (ECB) was het grootste deel van het afgelopen decennium bang voor deflatie (het risico van dalende prijzen) in plaats van inflatie. De ECB heeft zijn monetaire beleidsstrategie aangepast om het risico van deflatie te beperken. Het lijkt erop dat mede hierdoor de centrale bankiers hun reactie op de oplopende inflatie te lang hebben uitgesteld.
Centrale banken concentreerden zich de laatste jaren op nieuwe (ongetwijfeld interessante) onderwerpen die niet tot de kern van hun mandaat behoren. Twee thema’s lijken prominent: de vergroening van de financiële sector en cryptomunten. Boeiende thema’s, maar voor centrale bankiers minder belangrijk dan inflatie.
Van de twee onderwerpen lijken cryptomunten nog het meest aan te sluiten bij de taak van centrale banken. Cryptomunten vormen een potentiële bedreiging voor het monopolie van centrale banken en kunnen de financiële stabiliteit bedreigen. Zij mogen centrale banken echter niet afleiden van hun hoofddoelstelling: stabiele prijzen.
Hoewel klimaatrisico’s zeer belangrijke beleidskwesties zijn, is de directe relatie met monetair beleid minder duidelijk. Klimaatrisico’s betekenen risico’s voor de financiële sector en voor de economie in het algemeen. Maar andere autoriteiten dan centrale banken zijn beter gepositioneerd om dit probleem aan te pakken. De beste oplossing is een emissiebelasting die de kosten van emissie en vervuiling evenwichtig doorberekent.
Covid-19
Centrale bankiers faalden ook door hun sterke vertrouwen in inflatievoorspellingen op basis van evenwichtsmodellen. Weliswaar zijn die intellectueel aantrekkelijk, maar het is onverstandig om inflatieprognoses vooral op dit soort modellen te baseren. Deze modellen voorspellen namelijk meestal dat de inflatie na verloop van tijd weer overeenstemt met de doelstelling van de centrale banken (2 procent). Dat bleek niet juist toen de inflatie langdurig beneden deze waarde lag en het bleek ook niet juist toen de inflatie sterk opliep.
Beleidsmakers reageerden op de aanbodschok als gevolg van de Covid-19 pandemie. Door de lockdowns kwamen er minder goederen op de markt. Tevens zorgden overheden ervoor dat de koopkracht van huishoudens op peil bleef en bedrijven tijd kregen om hun belastingen te betalen. Centrale banken hielden de rente bovendien extreem laag. Al deze maatregelen leidden tot een toename van de vraag, zeker nadat de lockdowns werden opgeheven. Dat deze combinatie van een haperend aanbod en een toenemende vraag tot inflatie leidde, had achteraf geen verrassing mogen zijn.
De overblijfselen van de Covid-19-schok hebben nog steeds een impact op de mondiale bevoorradingsketens, vooral in China. En nu veroorzaakt de oorlog in Oekraïne nog meer bevoorradingsproblemen in de vorm van verstoringen van de energie- en voedselvoorziening. Tegelijk zullen regeringen meer militaire uitgaven doen en veel geld gaan uitgeven in verband met de overgang naar een groenere economie. Bedrijven zullen hun toeleveringsketens robuuster willen maken, wat leidt tot meer regionalisering tegenover globalisering (bedrijven willen de goederen die ze nodig hebben zo dicht mogelijk in hun buurt geproduceerd zien). Zo wordt de positieve aanbodschok die eerder bijdroeg aan lage inflatie omgekeerd. Al deze factoren wijzen erop dat de inflatie hoog blijft.
Overheidsschuld
De ECB kondigde aan dat de aankoop van staatsobligaties per 1 juli stopt en de rente in juli omhoog gaat. Dat zijn stappen in de goede richting, maar ze gaan niet ver genoeg. Vooralsnog voedt het ECB-beleid nog steeds de inflatie. Grotere stappen zijn nodig, inclusief het starten met de verkoop van de aangekochte staatsobligaties. Daarnaast zijn veel geluk en geduldige vakbonden nodig om de ECB-voorspellingen over terugkeer naar een lagere inflatie waar te maken.
Landen met een te hoge schuld moeten zo spoedig mogelijk programma’s voor de middellange termijn ontwikkelen om hun begrotingstekorten terug te dringen. Dit is de enige duurzame en acceptabele manier om te grote renteverschillen tussen landen met een hoge overheidsschuld en andere landen te voorkomen. Het is dweilen met de kraan open als de ECB via het opkopen van overheidsschuld van landen met een relatief hoge rente deze renteverschillen kunstmatig beperkt.
Jakob de Haan en Lex Hoogduin zijn hoogleraar economie aan de Rijksuniversiteit Groningen.