„Een Russische politicus heeft niet het beste met de bevolking voor, maar met zichzelf”
„Russen gaan ervan uit dat een politicus nooit het beste met het land voor heeft. Ook oppositieleider Navalni wordt dus argwanend bekeken. Burgers vragen zich af: Wat gaat hij doen als hij aan de macht komt? En ze denken misschien zelfs: Die heeft zijn zakken nog niet vol.”
Gijs Kessler (1969) zette in 1991 voor het eerst voet op Russische bodem. Een maand lang zwierf hij door Moskou. Alles was zo anders dan hij had verwacht en de samenleving verschilde zó van Nederland dat hij het idee kreeg dat hij hier nooit zou kunnen aarden. Maar het land trok wel. Kessler keerde terug, maakte er vrienden en vond er zijn vrouw.
Zo maakte Kessler vijfentwintig jaar van Ruslands moderne geschiedenis van nabij mee. Een paar weken geleden verscheen zijn boek ”Rusland – Land dat anders wil zijn” met zijn ervaringen van de afgelopen drie decennia. „Rusland wilde vurig van het reëel bestaande socialisme van de Sovjet-Unie naar een markteconomie, een liberale democratie en een rechtsstaat. Het wilde, zeg maar, een normaal land worden”, vertelt Kessler in het gebouw van het IISG in het oude havengebied van Amsterdam-Oost.
President Michail Gorbatsjov probeerde het socialistische stelsel aan de tijd aan te passen. Zijn opvolger Boris Jeltsin sloeg in 1991 een veel radicalere koers in. Zijn hervormingen moesten het Sovjetsysteem zo snel mogelijk ontmantelen en de basisvoorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van de markteconomie en een democratisch bestel. Jeltsin ging ervan uit dat wijziging van de spelregels tot gedragsverandering zou leiden en zo een andere samenleving voort zou brengen. Het was een naïef idee. De ”onbesuisde jaren negentig” braken aan en leidden ertoe dat een lichte grondtoon van belofte langzaam omsloeg in donker defaitisme.
Die ”onbesuisde jaren” moeten voor de burgers niet eenvoudig zijn geweest?
„Het waren heel ontwortelende jaren, zeker voor mensen die al ouder waren. Jonge mensen ontdekten steeds nieuwe mogelijkheden. Voor hen was het leven spannend. Zij waren zich aan het oriënteren wat ze in de nieuwe wereld konden. Voor ouderen, die dat proces achter de rug hebben, is het eerder bedreigend.”
Poetin stelde begin 2000 orde op zaken en maakte een einde aan de onzekerheid. Tegelijk kwam er door de stijgende olieprijzen meer welvaart. „Dat kwam dus niet door Poetin, maar het viel wel samen”, vertelt Kessler. „Toen Poetin de democratie ging ondergraven, accepteerden de Russen dat. Velen dachten: „Zo erg is dat toch allemaal niet.” En: „We hebben wel stabiliteit nu.””
In uw voorwoord schrijft u dat met de Russische inval in Oekraïne een einde aan het tijdperk van transitie is gekomen. Welk tijdperk breekt nu aan voor Rusland?
„Als historicus houd ik me met het verleden bezig en daarom heb ik er een scherp oog voor gekregen dat we nooit zien aankomen wat er gaat gebeuren. Het meest sprekende voorbeeld is misschien wel het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en breder de val van het communisme. Dat was iets dat tot het gebeurde niemand in de wereld aan had zien komen.
Een ander voorbeeld is de inval in Oekraïne. Dat is een minder sterk voorbeeld, want sommigen stelden al jaren geleden dat dit zou gebeuren. Maar dat Poetin echt doorzette was toch een verrassing.”
Waartoe leidt deze oorlog voor Rusland?
„In de toekomst kijken is moeilijk. Wat als een paal boven water staat is dat Rusland een zware tijd tegemoet gaat. De aangerichte schade in Oekraïne is groot, maar ook in Rusland zelf is die aanzienlijk. De positie van Rusland in de wereld breit het land niet in een paar jaar weer recht. Wat de oorlog naar voren heeft gebracht is dat het land verdeeld is.”
Hoe bedoelt u dat?
„Aan de ene kant is er een groot deel van de bevolking dat graag wil dat Rusland democratischer wordt. Veel Russen verkeren in grote afschuw over het regime waaronder ze moeten leven en over wat deze oorlog teweeg heeft gebracht. Tegelijk lijkt een groot deel van de bevolking achter Poetin te staan. Dat zijn niet mensen die Poetin door dik en dun steunen en voor een herrijzenis van het Sovjetimperium zijn. Dat is vooral een primaire reactie: Wij worden bedreigd, in de hoek gedrukt en dan slaan we terug.”
Kessler hoort van vrienden in Rusland dat er nauwelijks tussen die twee kampen wordt gepraat over wat zich nu voordoet. Na de Russische bezetting van de Krim in 2014 was er eveneens verdeeldheid, maar werd er uitgebreid gediscussieerd of deze rechtvaardig was. „Het scheurde families en vriendenkringen uiteen, maar men sprak wel met elkaar. Nu lijkt het alsof je er niet over mag praten. Dat stemt mij angstig. De standpunten zijn nu zo verhard dat het geen zin heeft ze uit te wisselen.”
In 2005 hield Poetin zijn toespraak over het uiteenvallen van de Sovjet-Unie als „de grootste geopolitieke catastrofe van de twintigste eeuw.” Toen stonden veel Russen achter Poetin.
„Als je kijkt naar de koloniale dimensie van Poetins woorden moet je vaststellen dat veel mensen het statusverlies moeilijk hebben kunnen verkroppen. Dat is niet typisch Russisch. Hetzelfde zie je bijvoorbeeld in Turkije. Wat het ernstiger in Rusland maakt is dat iedereen in de Sovjet-Unie opgroeide met het idee dat dit land het rijkste, machtigste en rechtvaardigste land ter wereld was. Dat geloofden de mensen niet voor de volle 100 procent, maar het deed wel iets. Het was natuurlijk een supermacht die gereduceerd werd tot een B-macht op het wereldtoneel. Dat vinden mensen nog altijd moeilijk. Ze worden niet meer gerespecteerd. Dat wil overigens niet zeggen dat ze een oorlog met het Westen willen voeren of Oekraïne willen heroveren. Poetin is het die dat sentiment gebruikt.”
In uw boek spreekt u in dit verband over ”koloniale blindheid”.
„De Russen konden de onafhankelijkheid van diverse staten niet tegenhouden toen de Sovjet-Unie uiteenviel, maar ze begrepen het niet. Georgië bijvoorbeeld wil echt naar het andere kamp, maar dat wordt niet geaccepteerd. Dan is de boot aan. Ze zien het als een bedreiging. Er zit bovendien misschien iets afgunst bij. De Russen zien dat voor de Baltische staten de geldpotten in Brussel zijn opengegaan en dat die landen zich veel voorspoediger zijn gaan ontwikkelen dan Rusland zelf.”
Had het Westen voorzichtiger met Rusland om moeten gaan?
„Dat is een buitengewoon ingewikkeld vraagstuk. De uitbreiding van de NAVO is er niet voor niets gekomen. Toen de Baltische staten in 2004 lid van de NAVO werden kon ik dat begrijpen omdat ze in het verleden door de Sovjet-Unie waren veroverd. Maar ik vond het wat overdreven. Achteraf gezien hebben ze het grootste gelijk van de wereld gehad dat ze het toen zo snel mogelijk hebben gedaan. Eigenlijk is het spijtig dat we Oekraïne niet sneller lid hebben laten worden. Dat had dit conflict kunnen voorkomen.
Je kunt misschien zeggen dat we onhandig hebben gemanoeuvreerd. We gaven Oekraïne zicht op het NAVO-lidmaatschap en probeerden tegelijk Rusland te vriend te houden. Dat heeft niet gewerkt.
Achteraf is altijd makkelijk praten. Er wordt nu gezegd dat we Rusland vanaf begin jaren negentig bij het Westen hadden moeten betrekken door middel van een soort Marshallplan. Er werd gesproken over een EU-lidmaatschap voor Rusland. Rusland was een supermacht en dan word je geen lid van een clubje van kleine staten. Het is de vraag of Europa het financieel had gered. Kijk alleen maar naar de Bondsrepubliek hoe die zich in de DDR heeft verslikt. Dat is maar net gelukt.”
Het aantal gesneuvelde Russische soldaten zou groot zijn. Dat moet toch wat doen met de moreel onder de bevolking?
„Onder mijn vrienden merk ik daar niet veel van, maar die wonen dan ook in Moskou. Er dienen namelijk nauwelijks mensen uit Moskou in het leger. Bij een mobilisatie ontziet de overheid de bewoners uit de hoofdstad. Ze willen niet dat er grote verliezen vallen onder de bevolking die dicht bij het Kremlin woont, want dat kan voor politieke onrust zorgen. De gesneuvelde militairen komen vooral uit afgelegen, arme gebieden.”
U schrijft dat de ontgroening in het Russische leger gruwelijk hard is. Is dat ook een verklaring voor het niets en niemand ontziende optreden van de strijdkrachten?
„Hardheid is inherent aan het leger. Rusland gaat bovendien achteloos met mensenlevens om. Dat zie je op dit moment aan de manier waarop soldaten in Oekraïne worden ingezet. Maar je ziet het eigenlijk door de hele Russische geschiedenis heen. Dat heeft geleid tot een enorm wantrouwen ten opzichte van de staat en de politiek. Ik heb ook nooit een Rus ontmoet die volledig achter de ideeën van Poetin staat of die zegt dat Poetin het beste met het land voor heeft. De Russische burgers gaan er vanuit dat een politicus nooit het beste met het land voor heeft. Nee, hij heeft het beste met zichzelf voor.”
Dat denken ze net zo goed van Navalni?
„Hij wordt eveneens argwanend bekeken. Van zijn politieke programma is niets bekend. Iedereen weet alleen dat hij tegen Poetin is. Mensen vragen zich af: wat gaat hij doen als hij de macht heeft? Het wantrouwen is algeheel. Het is altijd: „Ach, die politici hebben niets goeds met ons voor.” Het is gewoon ervaringskennis.
Dat maakt het bijzonder moeilijk uit deze situatie te komen. Ieder alternatief wordt wantrouwend bekeken. De mensen kiezen eerder voor het kwaad dat ze al kennen, want ze weten wat ze daaraan hebben. Van een onbekende nieuwe leider zeggen ze gewoon: „Hij heeft zijn zakken nog niet vol.”
Kessler noemt als voorbeeld twee burgemeestersvrouwen uit Moskou. De ene was eigenaar van een groot bouwbedrijf. Daarop werd de stad volgebouwd. Vervolgens kwam er een burgemeester van wie de vrouw in de productie van trottoirbanden en stoeptegels zat. Overal in Moskou verdween het asfalt om plaats te maken voor stoeptegels en trottoirbanden. Kessler: „De bevolking ziet dus een nieuwe ploeg die aanschuift om de zaak leeg te trekken.”
Zal het in Rusland politiek beter gaan als Poetin van het toneel verdwijnt?
„Nee. In Rusland hebben krachten uit de veiligheidsdiensten het voor het zeggen. Zij hebben de economische en politieke macht in handen. Als Poetin vertrekt komt daarvoor in de plaats iemand uit zijn directe omgeving. De kans overigens dat Poetin door Navalni wordt verdreven is ongelooflijk veel kleiner dan dat Poetin door een van zijn getrouwen wordt gewipt. Dan wordt een ander uit die groep president. Daar word ik niet vrolijk van.
Het grote probleem met Rusland is dat niemand een idee heeft waar het land heengaat. In Nederland hebben wij ideeën over de inrichting van het land en hoe je met elkaar samenleeft. Dat ontbreekt in Rusland. Niemand steunt Poetin echt, want niemand weet waar hij voor staat. Er moet patriottisme en respect zijn, maar is dat een visie over hoe een land zich moet ontwikkelen? Rusland heeft niets positiefs te bieden, behalve goedkoop gas. Het is een supermogendheid, maar wat heb je daar aan?”
Mede n.a.v. ”Rusland - land dat anders wil zijn”, van Gijs Kessler, uitg. Prometheus, prijs 22,50 euro, 240 blz.; ISBN 978 90 446 5032 7.