Het is zaterdagmiddag. De deuren van de Koepelkerk staan uitnodigend open. Een organist en een fluitiste spelen verzoeknummers. Boven op de orgelkas prijkt het wapen van prins Willem V. Door de glas-in-loodramen valt helder voorjaarslicht.
Willemstad is een fraai vestingstadje aan het Hollands Diep. Het werd in 1565 als dorp gesticht in de net aangelegde polder Ruigenhil. Aanvankelijk heette het dorp ook Ruigenhil. Vanwege de strategische ligging aan het water liet prins Willem van Oranje in 1583 van het dorp een ommuurd vestingstadje maken. Na diens dood in 1584 vernoemde prins Maurits het stadje naar hem.
De Koepelkerk staat aan het eind van de Voorstraat – de hoofdweg die haaks staat op de dijk langs het Hollands Diep. Met de bouw van het bedehuis werd pas in 1597 begonnen, midden in het strijdgewoel van de Tachtigjarige Oorlog. Prins Maurits stelde geld beschikbaar voor de bouw, maar eiste wel dat de kerk een achthoekige vorm zou krijgen. Onder geen beding wilde hij een traditionele kruiskerk waarin het altaar centraal stond. En zo kreeg Willemstad de allereerste kerk die als protestants bedehuis is gebouwd.
Nog altijd staan in de Koepelkerk de banken rondom de preekstoel geschaard; de aandacht is helemaal gericht op het Woord. Aan weerszijden van de kansel hangen borden met daarop de Tien Geboden. Het orgel is geplaatst tegen de zuidwestelijke muur, waarachter de onvoltooid gebleven toren schuilgaat.
Die toren is een verhaal apart. Op 13 maart 1605 kreeg meestermetselaar Cornelis Verhoeven van de magistraat te horen dat hij moest stoppen met het werk aan de toren, die al tot vier voet onder de galmgaten was opgetrokken. Het geplande belfort voor de klokken werd niet meer gerealiseerd. De reden voor de bouwstop is niet helder, maar misschien kwam men gaandeweg tot het inzicht dat een toren bij deze kerkvorm niet paste. Bovendien verrees de toren aan de achterzijde, waardoor het zou lijken dat de kerk met de rug naar het stadje zou staan.
Wel duidelijk is dat de toren eeuwen later de kerk bijna te gronde richtte. Op 29 augustus 1950 moest een loodgieter een lekkage in het dak tussen de kerk en de toren repareren. Daarbij brak een brand uit die de kerk vrijwel geheel verwoestte. In een van de torenkamers zijn nog de verkoolde uiteinden van een balk te zien.
De kerk is herbouwd en via de toren is het mogelijk om in de nok van de kerk te komen. Houten luiken bieden hier naar alle kanten fraai zicht op de omgeving. In de onderste torenkamer heeft zich een kunstenaar uit Numansdorp gevestigd. Als de kerk van mei tot september op zaterdagmiddag voor publiek is opengesteld, zet hij de luiken bovenin open. Op een van de pilaren in zijn ‘atelier’ heeft hij een oud Mariabeeld neergezet, nauwelijks zichtbaar tegen de witgestucte muur.