Vanwege haar vele vrijwillige werkzaamheden werd Meiny Heikoop-Gorter (60) onlangs benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. „Heel lief bedoeld natuurlijk, maar ja…” Wie is deze presidente van de Vrouwenbond Gereformeerde Gemeenten?
Of Meiny Heikoop-Gorter zich wil laten interviewen? „Mijn eerste reactie is dat ik ervan afzie”, laat ze per e-mail weten. „Ik sta niet graag in de belangstelling, het gaat niet om mij. De Heere gaf kracht en liefde in m’n hart om dit werk te mogen doen. Hem komt alle eer toe!”
Maar na drie nachtjes slapen besluit ze het toch te doen. Omdat ze hoopt dat de meerwaarde van vrijwilligerswerk onder de aandacht wordt gebracht. En daar heeft ze veel voor over.
In de ruime keuken van haar woning schenkt de Trichtse een kop thee in. Op het labeltje van de kersenthee staat: Welke kleine dingen maken jou gelukkig?
Welke kleine dingen maken u gelukkig?
„Wat is geluk hè? Het ware geluk is dat je het eigendom mag zijn van de Heere Jezus, dat is het grootste. Maar in de dagelijkse dingen? Ik denk aan mijn vrijwilligersactiviteiten. Daar ervaar ik zo veel vreugde in. Verder zijn het vooral de gewone dingen in het gezin. En borduren is een grote hobby van me.”
Komt u uit een gezin met veel gewone dingen?
„Het was absoluut heel fijn. Wat niet zo gewoon was: mijn ouders waren betrokken bij een sektarische groepering. Als tiener waren ze daar door hun ouders mee naartoe genomen. Toen ik 9 jaar was, zijn ze eruit gestapt.
Het betekent dat ik de eerste negen jaar van m’n leven niet in een kerk kwam. Mijn vader las thuis een preek van de voorganger van die groep. Er werd gezegd: Als je weer teruggaat naar een kerk, kun je nooit meer bekeerd worden, want Gods Geest is geweken uit de kerk. Die is alleen nog bij ons, in onze gemeente. Dat gaf veel druk; de groep verlaten was een grote stap.
Er zijn daar ook vreselijke dingen gebeurd, waar ik verder niet over wil uitweiden. Maar mede daarom zijn mijn ouders er weggegaan. Ze sloten zich toen aan bij de gereformeerde gemeente van Enkhuizen, de plaats waar we woonden. Ds. M. J. Van Gelder, die daar toen predikant was, heeft hen heel goed begeleid bij die overstap. In dit alles hebben ze duidelijk de leiding van God in hun leven gezien.
In die groepering werden geen sacramenten bediend. Vandaar dat ik ook pas op mijn elfde ben gedoopt, met mijn broers en zus.”
Dat moet indrukwekkend zijn geweest.
„Dat was het zeker. Mijn ouders deden belijdenis van het geloof en in dezelfde dienst werden wij gedoopt, met z’n vijven. Eerst werd het formulier voor de kinderdoop gelezen. Daarna knielden we om beurten op de knielbank en sprenkelde de predikant water op ons voorhoofd.”
Op uw veertiende verhuisde het gezin van Enkhuizen naar Montfoort. Een grote stap?
„In Enkhuizen zat ik op een protestants-christelijke middelbare school, na de verhuizing ging ik naar het Driestar College. Dat was wel een stap. Ineens belandde ik in soms verhitte theologische discussies. Dat was voor mij helemaal nieuw. Maar op zich vond ik die verhuizing naar de Biblebelt prima.
Na de havo ben ik gelijk op het gemeentehuis van Montfoort gaan werken; administratief werk. Toen ik trouwde en naar Tricht verhuisde, ben ik daarmee gestopt. Mijn schoonmoeder, ze was vrij jong weduwe, had een winkel aan huis, een handwerk- en stoffenzaak. Samen met haar en mijn schoonzusje heb ik tot 2003 deze zaak gerund. Door onze groeiende gezinnen zijn we er toen mee gestopt en is de winkel gesloten.”
In dat jaar begon u als vrijwilliger bij de NPV-afdeling in Geldermalsen en bij een dagactiviteitencentrum van Siloah. Later kwam er nog ander vrijwilligerswerk bij. Waar komt de drive om u belangeloos voor anderen in te zetten vandaan?
„Mijn ouders zijn me daarin echt tot een voorbeeld geweest. Zij hadden een klik met mensen met een beperking. Ze hebben destijds een afdeling van Helpende Handen opgezet in Woerden.
Het was bij ons thuis vanzelfsprekend dat je anderen pro Deo hielp. Ik was een scholier, 15 jaar, en mijn moeder zei: „Ik heb gehoord dat de vrouw van de diaken ziek is. Jij kunt daar elke vrijdagmiddag wel even helpen, dan ga je er uit school heen.” Het was meer een instructie dan een vraag. Zo ging dat.”
Met uw man begon u in 2017 de Leidsche Hoeven, een zorgboerderij en dagactiviteitencentrum in een gelijknamig natuurgebied. Hoe kwam dat van de grond?
„Hans, mijn man, is in 1990 een eigen bedrijf in postmortale zorg (verzorging van lichamen van overledenen, CK) gestart. Dat is flink uitgebreid, maar toen duidelijk werd dat geen van onze kinderen hem zou opvolgen, heeft hij het bedrijf verkocht.
Hij had al langer de wens om een maatschappelijk project op te starten, in combinatie met de natuur. Zelf wilde ik graag iets betekenen voor mensen met een beperking. We hebben onze ideeën gebundeld, en toen kwam er een mogelijkheid om een oude boerderij met landerijen te kopen. Na de nodige verbouw en bijbouw is daarin de Leidsche Hoeven gestart. Met onder andere een bakkerij, zuivelmakerij, timmerwerkplaats en moestuin. Stichting Natuurbeleving Leidsche Hoeven en Siloah exploiteren het activiteitencentrum en de horeca met de Hoevenwinkel.
Gemiddeld werk ik er een dagdeel per week. Het is heerlijk om daar te zijn. Het contact met de cliënten is heel fijn.”
U trad in 2007 toe tot het hoofdbestuur van de Vrouwenbond Gereformeerde Gemeenten. In 2017 werd u presidente. Hoe word je zoiets?
„Vijf jaar geleden droegen de andere bestuursleden me voor als nieuwe presidente. De plaatselijke verenigingen stemden daarmee in, dus dan word je daar officieel voor gevraagd. Maar ik voelde me zo onbekwaam.”
Dat was geen valse bescheidenheid?
„M’n man zei meteen: „O, dat kun jij best.” Maar ja, die kijkt natuurlijk door een roze bril. Ik was er zelf niet zo van overtuigd. Omdat ik verbaal niet heel sterk ben. Als ik een toespraakje moet houden, bereid ik dat graag helemaal voor. En mijn voorgangster, mevrouw A. Teerds-Gertenbach, had zó veel talent. Ik was er niet zo zeker van dat ik haar zou kunnen opvolgen.
Maar het verzoek lag er wel. Toen voelde ik: alleen de Heere kan antwoord geven op de vraag of ik deze taak op me mag nemen of niet.”
U nam het aan, dus dat antwoord kwam?
„Ja, in een preek over de roeping van Nathanaël. De roeping van vrouwen in de gemeente kwam ook aan bod. Onze dominee haalde toen deze regel uit Psalm 84 aan: „Welzalig hij die al zijn kracht en hulp alleen van U verwacht.” Dat nam bij mij alle gevoel van onmogelijkheid weg, want ik werd vervuld met de wetenschap dat ik het niet in eigen kracht hoefde te doen. Dat geldt overigens voor alles, voor al onze bezigheden. De Heere wil, uit genade, naar Zijn belofte kracht geven. Hij is zó’n Waarmaker van Zijn Woord.”
Wat zijn precies de taken van een presidente?
„Die zijn vooral coördinerend van aard. Ds. A. Verschuure is voorzitter, dus hij leidt de vergaderingen en bijeenkomsten. Het directe overleg met de bestuursleden ligt op mijn bordje. En ik benader de sprekers voor allerlei bijeenkomsten. Vaak ben ik de hele dag in touw, maar soms vraag ik me ook wel af: waar ben ik dan precies druk mee? Het zijn veel kleine dingen.
Het is heel mooi om als Vrouwenbond een ondersteunende rol te spelen voor de verenigingen in het land. Er alles aan te doen dat ze floreren.”
Wanneer floreert een vrouwenvereniging?
„Als ze beantwoordt aan de drie belangrijkste doelen die een vrouwenvereniging heeft: met elkaar rondom Gods Woord bezig zijn, meeleven met de gemeente, en geld inzamelen voor de zending of een ander goed doel. De vereniging heeft dus vooral een dienende taak.”
Hoe luistert u naar de discussie over de rol van vrouwen in de kerk?
„Tijdens de laatste bestuursvergadering van de vrouwenbond lazen we over de apostelen die na de hemelvaart in de opperzaal volharden in het bidden en smeken. En dan staat er: „met de vrouwen.” Maar als er daarna een nieuwe apostel wordt gekozen, bestaat het tweetal uit mannen.
Vrouwen zijn volwaardige gemeenteleden, maar de ambten zijn aan mannen voorbehouden. Ze hebben echter een prachtige andere rol. Dienend, in stilte, op de achtergrond.”
Waar bent u momenteel mee bezig?
„Sinds 2007 zit ik in de commissie vakantieweken van de vrouwenbond, die vakanties voor mensen met een beperking organiseert. De voorbereiding voor komende zomer, daar gaat nu veel tijd in zitten. Het is heel fijn dat de vakanties na twee jaar corona weer door kunnen gaan.
Samen met een ander kernstaflid hoop ik zelf ook weer een week te leiden, uiteraard met hulp van andere stafleden. Daar zie ik erg naar uit. Dit werk heeft echt de liefde van mijn hart.”
U wordt er enthousiast van.
„Ja, die vakantieweken zijn geweldig. Je organiseert ze wel voor de gasten, maar ik denk weleens: eigenlijk bezorgen die gasten ons, de staf, een onvergetelijke vakantieweek. Ze houden je een spiegel voor. Enerzijds omdat hun beperkingen je confronteren met de gebrokenheid van ons leven. Anderzijds omdat ze zo puur zijn. En als je hoort wat ze bijvoorbeeld terugkoppelen na een Bijbelverhaal, dan denk ik: wij kunnen nog heel wat van jullie leren. Een beperking staat de Heere echt niet in de weg; Hij heeft veel kinderen onder die gasten.
Het is ook wel intensief, maar je krijgt steeds weer kracht om het werk te doen, en liefde. Als de Heere Zijn liefde in je hart heeft uitgestort, dan komt de wederliefde naar je naaste ook. Dat ervaar je dan.”
Bent u daarom ooit begonnen met vrijwilligerswerk?
„Nee, dat wonder is later gebeurd. Voor die tijd deed ik het werk wel met betrokkenheid. Maar zonder de Heere. De tekst „Ik ben gevonden van degenen die naar Mij niet vraagden” is echt op mij van toepassing. Ik had Hem niet nodig, leefde mijn eigen leven. Maar Hij zocht me op.
Toen Hij mijn hart met Zijn liefde vervulde, kwam alles in een ander licht te staan, ook het vrijwilligerswerk. Het kreeg inderdaad een veel diepere dimensie.”
Jullie hebben vijf Oekraïense vluchtelingen in huis. Hoe kwamen zij op jullie pad?
„Vanwege zijn ervaring in de postmortale zorg, is mijn man lid van het Rampen Identificatie Team. Hij was ook betrokken bij de identificatie van MH17-slachtoffers. Daarvoor is hij ingezet in Oekraïne. Dat gaf een speciale band met het land. Toen daar de oorlog uitbrak en er vluchtelingen deze kant op kwamen, zei hij meteen: Zouden wij daar een taak in kunnen vervullen?
In het RD lazen we toen over het initiatief van de commissie Boaz van de hervormde gemeente in Valburg. Iemand uit die commissie vroeg ons of de vluchtelingen een paar dagen per week naar de Leidsche Hoeven zouden kunnen. Toen hebben we direct gezegd: Als jullie nog opvang zoeken, dan stellen wij ons huis beschikbaar. Al snel kwamen er twee vrouwen, nichten van elkaar, met ieder een kind bij ons wonen. Twee weken later kwam daar de moeder van een van beiden bij.”
Hoe gaat dat?
„Wonderlijk goed. In de tien weken dat ze er nu zijn, is er nog geen wanklank gehoord.
Iedere zondagmiddag gaan we met ze naar de Oekraïense dienst, bij ds. A. Simons. Een tolk vertaalt zijn preek. Ze zitten steeds op het puntje van de bank naar de dominee te luisteren. Dan denk ik: o, als de Heere in deze situatie Zijn Woord zou willen gebruiken, wat zou dat groot zijn. Eten en drinken en onderdak kunnen we ze gelukkig allemaal bieden. Maar de Bijbelse boodschap heeft zo oneindig veel meer waarde. Die boodschap van genade voor doodschuldigen, van de Vredevorst Die de ware vrede in het hart kan geven. Tegen de zwarte achtergrond van zo’n oorlog lijkt dat Evangelie nog indringender.”
Tijdens de laatste bondsdag stond de vrouwenbond stil bij het 75-jarig bestaan. U werd toen benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hoe was dat?
„Een complete verrassing. Ik had de regie van de bondsdag van minuut tot minuut in m’n hoofd. Ineens zei ds. A. Verschuure: „Het is een speciale dag en er gaat nu ook iets bijzonders gebeuren.” Ik dacht: heb ik iets gemist? Er ging een deur open, de burgemeester kwam binnenlopen, met onze kinderen en kleinkinderen. Ik was verbluft.
Ach, het is heel lief bedoeld natuurlijk. Maar ja, het voelt een beetje dubbel. Er zijn er zo veel die dit verdienen. Maar eerlijk is eerlijk: waardering doet je goed. En de vele reacties daarna hebben me verrast.
Maar uiteindelijk is de onderscheiding van de Koning met een hoofdletter veel groter. Die hoeft bij je sterven niet ingeleverd te worden. En die krijg je ook niet vanwege je eigen verdiensten, maar geeft Hij uit genade aan een ieder die in Hem gelooft, met of zonder lintje, met of zonder beperking.”