Het Landgericht Bremen gaat in de zaak-ds. Latzel wel érg diep in op de manier waarop christenen de Bijbel uitleggen. Gaat de rechtbank op die wijze haar boekje niet te buiten? Zes vragen en antwoorden.
„Bijbelstudie in de rechtbank”, kopte vorige week dinsdag de Weser Kurier. De verbazing van de journalist was in de gekozen woorden merkbaar.
Begrijpelijk. Vele minuten lang klonken een dag daarvoor in de rechtszaal van het Landgericht Bremen uitvoerige Bijbelpassages, allen betrekking hebbend op de seksuele moraal. „Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben met vrouwelijke bijligging, zij beiden hebben een gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood worden”, klonk uit de mond van de rechter Leviticus 20 vers 13. Ook andere verzen uit dit hoofdstuk, over incest en bestialiteit, passeerden integraal de revue.
Daarnaast hele tekstgedeelten uit Romeinen 1, uit 1 Timotheüs, uit Openbaring.
De vrijdag daarna ging de rechtbank in Bremen, in de hoger beroepszaak van ds. Olaf Latzel, nog een stap verder met Bijbelexegese. Twee deskundigen, te weten de theologen Isolde Karle en Ludger Schwienhorst-Schönberger waren gevraagd dieper in te gaan op wat Bijbel en christelijke leer nu precies zeggen over homoseksualiteit.
Of deze intensieve Bijbelstudie ds. Latzel in zijn hoger beroepszaak verder heeft geholpen, zal vrijdagmorgen blijken. Dan oordeelt het Landgericht of de eerdere veroordeling van de Bremer predikant, die in 2020 een boete van 8100 euro kreeg opgelegd voor zijn uitlatingen over homoseksualiteit en over de genderideologie, in stand blijft.
Nu al echter roept de mate waarin de rechtbank zich in theologische vraagstukken mengt, allerwegen vragen op.
Gaat de Duitse rechter te ver door zich zo sterk te bemoeien met de uitleg van de Bijbel en van het christelijk geloof?
Daar heeft het zeker veel van weg. Een rechtbank kan en mag natuurlijk nooit gaan bepalen wat de juiste uitleg is van de Heilige Schrift. Dat zij zich in deze zaak op glad ijs begeeft, bleek niet alleen vorige week, maar ook al in 2020, toen ds. Latzel op grond van het vergrijp van volksopruiing tot een fikse geldboete werd veroordeeld. Het Bremer Ambtsgericht wees toen na ampel beraad prof. dr. Christoph Raedel, hoogleraar aan de Vrije Theologische Hogeschool (FTH) in Giessen, af als theologisch deskundige. Hij zou qua opvattingen teveel aan de kant van ds. Latzel staan.
Vorige week gebeurde iets vergelijkbaars. Toen wees het Landgericht Bremen Isolde Karle als expert af, eveneens wegens vooringenomenheid; zij het in dit geval omdat zij te veel antipathie jegens ds. Latzel uitstraalde.
Een rechtbank die zich met theologie bemoeit, werkt zich dus snel in de nesten. Maar gaat zij ook buiten haar boekje?
Dat lijkt iets te snel geconcludeerd. Volgens een woordvoerder van het Landgericht is het de rechtbank er niet om te doen vast te stellen wat de juiste uitleg van de Bijbel is inzake homoseksualiteit. Zij wil slechts bepalen of de omstreden uitlatingen van ds. Latzel in zijn in 2019 gehouden huwelijksseminar nog vallen binnen de marges van hoe diverse christelijke stromingen Bijbelteksten over homoseksualiteit uitleggen. Óf dat hij een volstrekt eigen koers vaart. Dat is volgens de rechtbank van belang om te kunnen bepalen of ds. Latzels uitlatingen afgedekt worden door het grondrecht van godsdienstvrijheid.
Als het om deze vraag gaat, wat leverde de rechtszitting dan tot nu toe op?
Het minste wat gezegd kan worden, is dat de verdediging heel wat argumenten aandroeg om te laten zien dat ds. Latzels opvattingen –even afgezien van zijn crue bewoordingen– niet zo buitenissig zijn als sommige denken. Dat blijkt uit het feit dat: a. de Bijbel op allerlei plaatsen in Oude en Nieuwe Testament de homoseksuele praxis scherp veroordeelt, b. dat de christelijke kerk eeuwenlang in deze lijn over relaties en seksualiteit heeft gedacht, c. dat weliswaar een ruime meerderheid in de Bremer Evangelische Kirche (BEK) homoseksuele relaties accepteert, maar dat wereldwijd gezien de meeste kerken zulke relaties nog altijd veroordelen.
Wat zijn vrijdag, als de rechter het vonnis uitspreekt, eigenlijk de opties?
Als vrijdagmorgen de rechter, na beraad met twee burgerjuryleden, het vonnis in deze hoger beroepszaak uitspreekt, zijn er drie opties. 1. De rechtbank houdt het eerder door het Ambtsgericht Bremen gevelde vonnis: 8100 euro boete vanwege haatzaaien, in stand. 2. De rechter maakt het eerdere vonnis ongedaan en verleent ds. Latzel vrijspraak. 3. Hij veroordeelt de predikant tot een lagere straf.
Het hoger beroep kan in het Duitse rechtssysteem nooit tot een hogere straf dan de oorspronkelijke leiden.
Kan de aanklager op zijn beurt in hoger beroep gaan als de rechter vrijdag tot vrijspraak besluit?
Ja, het parket kan in dat geval in hoger beroep gaan bij de hogere regionale rechtbank in Bremen. Bij diezelfde rechter kan ds. Latzel in hoger beroep gaan indien de rechter morgen de eerder toegekende boete handhaaft. Tegen het oordeel dat het Oberlandesgericht velt, is overigens geen beroep meer mogelijk.
Als het eerder uitgesproken vonnis vrijdag in stand blijft, wat zijn dan de gevolgen voor ds. Latzel?
Die zijn, voor zijn persoonlijke reputatie, nu al groot en zullen in dat geval nog groter worden. „Een juridische veroordeling werkt als een stempel van staatswege op Latzels demonisering”, schreef Ideajournalist David Wengenroth onlangs in een commentaar. Dat ds. Latzel een ‘haatprediker’ zou zijn, wordt dan van officiële zijde niet weersproken, maar bevestigd.
Heel spannend wordt in dat geval ook wat de Bremer Evangelische Kirche (BEK) gaat doen. Gaat zij de predikant van de Martinikerk opnieuw onder de tucht stellen en schorsen? En zo ja, zal de Martinigemeente dat accepteren?