De hoorn speelt zelden de eerste viool onder de muziekinstrumenten. Hij is bescheiden, de verbinder van het orkest. Maar vergis je niet, want zelfs voor de meest volleerde koperblazer biedt de hoorn uitdagingen. Pier de Jong is pleitbezorger van dit soms vergeten instrument. Zijn leerling Bas Wilbrink viel voor de warme, zachte klank.
„Ik hoor het meteen als de hoorn ontbreekt”
Als hoornist Pier de Jong (55) leerlingen adviseert voor welk koperblaasinstrument ze het beste kunnen kiezen, let hij altijd een beetje op het karakter van degene die dat vraagt. De schelle trompet, vaak met een hoofdrol als solist, vraagt een beetje branie. Maar wie liever op de achtergrond aanwezig is, die past bij uitstek de milde hoorn.
De componist Schumann noemde het instrument de ziel van een orkest. „Het is een echte verbinder, tussen de houtblazers –zoals de fluiten– en het koper – zoals de trompet. Het is een menginstrument; ik hoor het altijd meteen wanneer de hoorn ontbreekt.”
De hoorn is een echte diplomaat in het orkest, maar kent zelf ook vele gezichten. „Qua kleur past het instrument eigenlijk overal bij. De klank kan warm zijn, zangerig, heel mooi als begeleiding bij een koor. Maar de hoorn functioneert ook prima tussen de trompetten en trombones in heldhaftige muziek. Je kunt er alle emoties op kwijt; luister bijvoorbeeld eens naar de hoornsolo in het tweede deel van de Vijfde Symfonie van Tsjaikovski, dat is heel lyrische, zangerige muziek.”
Een bescheiden instrument – maar verkijk je er niet op. De hoorn heeft zijn valkuilen, waar zelfs professionals nog regelmatig in trappen. „Je moet psychisch sterk in je schoenen staan als hoornist. Het treffen van de noot is de grootste uitdaging. Die maak je met je lippen. En als je de noot net niet goed raakt –dat heet kicksen– dan hoor je dat gelijk. Er zijn wel profs gestopt omdat de druk te hoog werd. Na een uitvoering ben ik van één missertje ook altijd een beetje ziek, hoe goed de rest ook ging.”
Toch is hij fervent pleitbezorger van het mooie instrument, dat opvalt door de gekrulde buizen en de grote klankbeker. „Het is een schitterend instrument, zowel om te zien als om te horen. Ondanks dat heb ik op dit moment maar twee hoornleerlingen, en ook orkesten ervaren problemen om de hoornsectie vol te krijgen. De relatief hoge aanschafprijs kan een drempel zijn. Maar het is absoluut de moeite waard. Je kunt met de hoorn ook heel mooi geestelijke muziek maken; vaak speel ik aan het einde van mijn les een geestelijk lied of een psalm samen met een leerling.”
„Solo spelen is mooi, maar samenspel leuker”
Maar liefst drie neefjes van Bas Wilbrink (16) speelden trompet in de Muziekvereniging Ugchelen. Toch was het niet de trompet die Bas aansprak, toen hij zo’n zes jaar geleden eens ging luisteren bij het harmonieorkest. „Die vond ik wat schel. Maar de hoorns vond ik heel mooi. Ik houd meer van die warme, zachtere klank.”
Dus werd het de hoorn. Eens per week volgt hij les bij Pier de Jong. Theorie, etudes –oefenstukken– en liederen. Inmiddels bereidt Bas zich voor op het C-examen bij de muziekschool.
De grootste uitdaging is het vinden van de goede toon, vindt hij. „Het komt wel voor dat je ”kickst”, dat is als je niet de goede noot pakt.” Juist in de hoogte is het moeilijk, legt hij uit. „De toon maak je met je lippen, aan je mondspanning kun je voelen of je op de goede toonhoogte zit. Pier zegt altijd dat ik niet te veel druk moet zetten, maar voor de hoge noten moet je juist de meeste druk geven. Daarom is het heel lastig om die er mooi uit te laten komen.”
Solo spelen vindt hij mooi, „maar samenspelen leuker. Thuis speel ik vaak samen met familieleden, bij het orgel of samen met de harp. We spelen meestal psalmen en gezangen. De hoorn staat 2,5 toon hoger dan het orgel, dus ik moet voortdurend in mijn hoofd de noten transponeren –omzetten– om op de goede toonhoogte mee te spelen.”
En samenspelen doet hij inmiddels ook bij het Ugchelse orkest, waar hij ooit ging luisteren. „We geven regelmatig een concert, of musiceren bijvoorbeeld met dodenherdenking. We spelen mooie marsen, maar ook wel christelijke koralen.”
Grootse plannen voor de toekomst met de hoorn heeft hij nog niet. „Ik hoop dat ik altijd kan blijven spelen, maar het blijft voorlopig gewoon mijn hobby.” Wat wel op korte termijn op zijn verlanglijst staat: een eigen instrument. „Ik huur nu een hoorn van de muziekvereniging, maar ik wil er snel zelf een kopen. Ik heb Pier gevraagd of hij advies wil geven om een instrument te vinden dat goed bij me past. Het is een flink bedrag, maar ik ben er al een beetje voor aan het sparen. En mijn ouders vinden muziek ook mooi, dus ik hoop dat die ook een steentje willen bijdragen.”